AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Poging tot zware mishandeling in Overveen
Op 7 april 2014 heeft de politierechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 19 september 2011 te Overveen, waar de verdachte, samen met een medeverdachte, betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met een persoon genaamd [slachtoffer]. De tenlastelegging omvatte het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer door deze met een sleutel en de vuist te slaan. Tijdens de rechtszitting op 24 maart 2014 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte voor zowel het primair als subsidiair ten laste gelegde feit.
De politierechter heeft vastgesteld dat het letsel van het slachtoffer niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, wat leidde tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit. Echter, de politierechter oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot zware mishandeling, gebaseerd op getuigenverklaringen en medische rapporten die de verwondingen van het slachtoffer bevestigden. De getuigenverklaring van [getuige 1] werd als doorslaggevend beschouwd, aangezien deze de meest objectieve verklaring bood over de gebeurtenissen.
In de uitspraak werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk, en werd er een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer van 1.326,53 euro. De politierechter benadrukte de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op de slachtoffers en de rechtsorde. De uitspraak werd gedaan in het kader van de wettelijke voorschriften van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechter rekening hield met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak.
Voetnoten
1.De door de politierechter in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1248 2011105162-10 van 12 oktober 201 inhoudende de verklaring van medeverdachte [verdachte], pagina 62.
3.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1248 2011105162-1 van 28 september 2011 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], pagina 27.
4.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1248 2011105162-8 van 12 oktober 2011 inhoudende de verklaring van verdachte, pagina 56.
5.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1248 2011105162-10 van 12 oktober 201 inhoudende de verklaring van medeverdachte [verdachte], pagina 62.
6.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1248 2011105162-1 van 28 september 2011 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], pagina 28.
7.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1248 2011105162-8 van 12 oktober 2011 inhoudende de verklaring van verdachte, pagina 56 en proces-verbaal van aangifte met nummer PL1248 2011105162-1 van 28 september 2011 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], pagina 28.
8.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1248 2011105162-2 van 30 september 2011inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1], pagina 47 en proces-verbaal van aangifte met nummer PL1248 2011105162-1 van 28 september 2011 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], pagina 28.
9.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL1248 2011105162-2 van 30 september 2011inhoudende de verklaring van getuige [getuige 1], pagina 48.
10.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1248 2011105162-1 van 28 september 2011 inhoudende de verklaring van [slachtoffer], pagina 30.
11.Medische verklaring betreffende [slachtoffer] d.d. 23 september 2011, opgemaakt door F.B. Weenink, pagina 38.