ECLI:NL:RBNHO:2014:345

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 januari 2014
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_4978
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bijstandsuitkering en gezamenlijke huishouding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 7 januari 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die in bezwaar was gegaan tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen. Het college had op 26 november 2013 besloten om de bijstandsuitkering van verzoekster, die zij ontving op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb), per 8 augustus 2013 in te trekken en per 1 november 2013 te beëindigen. Dit besluit was genomen omdat het college van mening was dat verzoekster een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon, aangeduid als [naam].

Tijdens de zitting heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verzoekster en [naam] samen twee kinderen hebben en dat er voldoende aanwijzingen zijn dat zij hun hoofdverblijf in dezelfde woning(en) hadden. De voorzieningenrechter heeft het onderzoek van het college naar de woonsituatie van verzoekster en [naam] in overweging genomen, waaronder waarnemingen van auto’s, huisbezoeken en buurtonderzoeken. De bevindingen wezen erop dat de auto’s van verzoekster en [naam] regelmatig bij elkaars woningen werden aangetroffen en dat er persoonlijke spullen van beide partijen in beide woningen aanwezig waren.

Op basis van deze feiten heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het college terecht heeft geconcludeerd dat verzoekster en [naam] vanaf 8 augustus 2013 hun feitelijke hoofdverblijf in dezelfde woningen hadden. Hierdoor was de intrekking van de bijstandsuitkering gerechtvaardigd. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en meegedeeld dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, in aanwezigheid van griffier P.M. van der Pol.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 13/4978
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 7 januari 2014 in de zaak tussen

[verzoekster]

wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. M.P. Spanjer
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die verzoekster ontving in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) per 8 augustus 2013 ingetrokken en per 1 november 2013 beëindigd, omdat verzoekster een gezamenlijke huishouding voert met [naam] (hierna: [naam]).
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft voorts de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2014. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, M. Wigchert. Voorts was [naam] ter zitting aanwezig.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat verzoekster met [naam] een gezamenlijke huishouding voert. Vaststaat dat verzoekster en [naam] samen twee kinderen hebben. Gelet hierop, behoeft uitsluitend de vraag te worden beantwoord of aannemelijk is geworden dat verzoekster en [naam] hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning(en).
3.
Uit de stukken en het onderzoek ter zitting is naar voren gekomen dat verweerder een onderzoek heeft ingesteld naar de woonsituatie van verzoekster en haar kinderen. In het kader hiervan heeft verweerder onderzocht waar de auto’s van verzoekster respectievelijk van [naam] geparkeerd stonden. Daarnaast hebben medewerkers van verweerder een huisbezoek afgelegd in het huis van verzoekster en in dat van [naam]. Verzoekster en [naam] zijn beiden gehoord. Bovendien heeft verweerder bij beide woningen een buurtonderzoek ingesteld.
4.
Uit de door medewerkers van verweerder gedane waarnemingen is naar voren gekomen dat de auto’s van verzoekster en [naam] in de periode van 25 juli 2013 tot en met 7 augustus 2013 zeven keer zijn aangetroffen bij de woning van verzoekster en twee keer bij de woning van [naam]. Deze onderzoeksbevinding heeft verzoekster bevestigd, omdat zij in de bewuste periode samen was met [naam] vanwege de ramadan. De waarnemingen vonden tegen het eind van de ramadan plaats. Niet aannemelijk is geworden dat de situatie die volgens haar tijdens de ramadan bestond na de ramadan is gewijzigd.
5.
Uit de beide huisbezoeken is voorts gebleken dat in beide woningen kleding lag van zowel verzoekster, [naam], de kinderen van [naam] en de kinderen van [naam] en verzoekster samen. Ook is tijdens het huisbezoek in de woning van verzoekster post aangetroffen van [naam]. Verzoekster heeft nog geprobeerd deze post te verstoppen. Voorts zijn de door verweerder uitgevoerde buurtonderzoeken ondersteunend voor verweerders standpunt. Buren van [naam] verklaren dat zij verzoekster daar regelmatig zien.
6.
Het voorgaande leidt tot het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt stelt dat verzoekster en [naam] in ieder geval vanaf 8 augustus 2013 hun feitelijke hoofdverblijf hadden in dezelfde woningen(en). Het recht op bijstand is dan ook terecht per die datum ingetrokken.
7.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij per 3 december 2013 een nieuwe Wwb-aanvraag heeft ingediend. In het kader van die aanvraag zal verweerder de woonsituatie van verzoekster opnieuw beoordelen.
8.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. De voorzieningenrechter deelt tot slot mede dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier, op 7 januari 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: