ECLI:NL:RBNHO:2014:348

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 januari 2014
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_5159
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake vermogen in Turkije

Op 14 januari 2014 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, een mondelinge uitspraak gedaan in de zaak tussen verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Verzoekster had een verzoek om voorlopige voorziening ingediend nadat haar uitkering op basis van de Wet werk en bijstand (Wwb) per 1 oktober 2013 was beëindigd. Dit besluit was genomen omdat was gebleken dat verzoekster beschikte over een vermogen dat het vrij te laten vermogen overschreed.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) in Turkije onderzoek heeft gedaan naar het vermogen van verzoekster. Uit dit onderzoek bleek dat verzoekster in Turkije een appartement bezit met een waarde die ver boven het voor haar geldende vrij te laten vermogen ligt. Hierdoor kwam het verzoek om voorlopige voorziening niet voor toewijzing in aanmerking.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en benadrukt dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en de rechtbank in een eventueel bodemgeding niet bindt. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling en is er geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, in aanwezigheid van griffier P.M. van der Pol.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 13/5159
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 14 januari 2014 in de zaak tussen

[verzoekster]

wonende te [woonplaats],
verzoekster,
gemachtigde mr. M. Yamali
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder de uitkering die verzoekster ontving in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) per 1 oktober 2013 beëindigd, omdat is gebleken dat verzoekster beschikt over een vermogen dat uitgaat boven het vrij te laten vermogen.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft voorts de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 13 januari 2014 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 januari 2014. Verzoekster is ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden, mr. M.G. Böhm en R.P. Stroo.
Ter zitting heeft verzoeksters gemachtigde verklaard beroep in te stellen tegen het besluit van 13 januari 2014.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat verzoekster ter zitting beroep heeft ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van 13 januari 2014. Voorts heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de beslissing op bezwaar grotendeels overeenkomt met hetgeen verweerder heeft overwogen in het primaire besluit van 23 oktober 2013.
3.
Naar voorlopig voordeel van de voorzieningenrechter bestaat er voldoende grondslag voor verweerders standpunt dat verzoekster kan beschikken over vermogen in Turkije. Vaststaat dat het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) in Turkije onderzoek heeft gedaan naar het vermogen van verzoekster. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat verzoekster in Turkije (onder meer) beschikt over een appartement met een waarde die ver ligt boven het voor verzoekster geldende vrij te laten vermogen. Reeds om deze reden komt het verzoek om voorlopige voorziening niet voor toewijzing in aanmerking.
4.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de voorzieningenrechter vooralsnog van oordeel dat het door verzoekster ingestelde beroep tegen de beslissing op bezwaar van 13 januari 2014 er niet toe zal leiden dat dit besluit van verweerder geen stand zal kunnen houden.
5.
De voorzieningenrechter wijst, gelet op het voorgaande, het verzoek om voorlopige voorziening af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
6.
De voorzieningenrechter deelt tot slot mede dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier, op 14 januari 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: