ECLI:NL:RBNHO:2014:349

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 januari 2014
Publicatiedatum
17 januari 2014
Zaaknummer
AWB-13_4774
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • A.C. Terwiel-Kuneman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke bijstandszaak

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 januari 2014 een mondelinge uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven op een bepaald adres, had een huurcontract en had in het verleden huur betaald. Hij had regelmatig contact met zijn verhuurder en zijn persoonlijke bezittingen, waaronder kleding en administratie, bevonden zich op het adres waar hij ingeschreven stond. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat verzoeker zijn hoofdverblijf op dat adres had, ondanks dat hij ook spullen bij zijn zus had liggen. Het verzoek om voorlopige voorziening werd toegewezen, wat betekende dat het primaire besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen, dat de aanvraag om bijstandsuitkering had afgewezen, werd geschorst. De voorzieningenrechter droeg het college op om met terugwerkende kracht voorschotten te verstrekken aan verzoeker ter hoogte van 90% van de bijstandsnorm en om het griffierecht van € 44,-- te vergoeden. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die op € 1.461,-- werden vastgesteld. De voorzieningenrechter benadrukte dat zijn oordeel voorlopig was en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, P.M. van der Pol, en er werd geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummer: HAA 13/4774
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 16 januari 2014 in de zaak tussen

[verzoeker]

wonende te[woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde mr. S. Faber
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Velsen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag om toekenning van een uitkering in het kader van de Wet werk en bijstand (Wwb) afgewezen, omdat verzoeker de door verweerder gevraagde gegevens niet had overgelegd.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft voorts de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 december 2013. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde E. Kuipers.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst en de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening aangehouden tot 6 januari 2014.
De behandeling van het verzoek is voortgezet ter zitting van 6 januari 2014. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. T. Wentzel.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens het onderzoek ter zitting nogmaals geschorst, ditmaal tot 16 januari 2014.
De behandeling van het verzoek is voortgezet ter zitting van 16 januari 2014. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, mr. T. Wentzel. Tevens was ter zitting aanwezig [naam verhuurder], verhuurder van verzoeker.
Na afloop van laatstgenoemde zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
  • schorst het primaire besluit met ingang van 25 november 2013 tot vier weken na bekendmaking van de door verweerder te nemen beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op om met ingang van 25 november 2013 aan verzoeker voorschotten toe te kennen ter hoogte van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm;
  • draagt verweerder op het door verzoeker betaalde griffierecht van € 44,-- aan hem te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.461,-- , te betalen aan verzoekers gemachtigde.

Overwegingen

1.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.
Het gaat in dit geval om het besluit van 24 oktober 2013. In dat besluit heeft verweerder als zijn standpunt neergelegd dat verzoekers aanvraag om bijstand is afgewezen omdat verzoeker de door verweerder gevraagde gegevens niet had overgelegd. Inmiddels is het standpunt van verweerder, dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een Wwb-uitkering, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf heeft op het adres[adres]. Het is aan verzoeker dit aannemelijk te maken.
3.
Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van respectievelijk 24 december 2013, 6 januari 2014 en 16 januari 2014.
4.
Verweerder heeft aanvankelijk een onderzoek ingesteld naar aanleiding van verzoekers aanvraag om bijstand. Medewerkers van verweerder zijn in de loop der tijd in totaal negen keer bij verzoeker langs geweest en zij troffen hem steeds niet op voormeld adres aan.
5.
Ter zitting van 24 december 2013 heeft verzoeker zijn woonsituatie toegelicht. Op dat moment was het in verband met de kerstperiode voor verweerder niet mogelijk een huisbezoek af te leggen bij verzoeker. Ter zitting is afgesproken dat verzoekers gemachtigde met nadere verklaringen zou komen, indien mogelijk.
6.
Ter zitting van 6 januari 2014 heeft verweerder verklaard dat hij de nadere, door verzoeker ingebrachte, verklaringen onvoldoende achtte. Aansluitend aan de zitting zou er een huisbezoek plaatsvinden. Dat is vervolgens ook gebeurd.
7.
Ter zitting van 16 januari 2014 is het verslag van het huisbezoek besproken. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter geeft dit verslag er geen blijk van dat de medewerkers van verweerder hebben doorgevraagd. Het zou voor de hand hebben gelegen dat zij aanvullende vragen zouden hebben gesteld over de kapotte douche en over verzoekers administratie. Ter zitting van 16 januari 2014 heeft verzoeker hierover alsnog een verklaring afgelegd.
8.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter verzoekers verhuurder, [naam verhuurder], onder ede als getuige gehoord.
9.
Bij de beoordeling van het verzoek gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden. Verzoeker staat in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven op het adres[adres]. Hij heeft een huurcontract en in het begin heeft verzoeker eenmaal huur betaald. Verzoeker heeft meer dan geregeld contact met de verhuurder. Verzoeker heeft een bed op voormeld adres, kleding en ook zijn recente administratie bevindt zich daar.
10.
Onder deze omstandigheden is naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat verzoeker zijn hoofdverblijf heeft op het adres[adres]. Dat verzoeker ook nog kleding en (oudere) administratie heeft liggen bij zijn zus in [plaats], is in dit verband niet relevant.
11.
Het voorgaande leidt ertoe dat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst. Zij schorst het primaire besluit van 24 oktober 2013 met ingang van 25 november 2013 tot vier weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Voorts draagt de voorzieningenrechter verweerder op om met ingang van 25 november 2013 aan verzoeker voorschotten te verstrekken ter hoogte van 90% van de voor hem geldende bijstandsnorm.
12.
Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt zij dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 44,-- vergoedt.
13.
De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder voorts in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op in totaal € 1.461,-- (een punt voor het indienen van het verzoekschrift, een punt voor het verschijnen ter zitting van respectievelijk 6 en 16 januari 2014). Er bestaat geen aanleiding een punt toe te kennen voor het verschijnen ter zitting van 24 december 2014. (Een punt komt overeen met een bedrag van € 487,--). De zwaarte van de zaak is gemiddeld. Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de Rechtsbijstand, moet verweerder op grond van 8:75, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bedrag van de proceskosten vergoeden aan de gemachtigde van verzoeker.
14.
Tot slot deelt de voorzieningenrechter mee dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P.M. van der Pol, griffier, op 16 januari 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op: