Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 augustus 2013;
- de akte uitlating bewijsopdracht zijdens [eiser] van 11 september 2013;
- de akte uitlating bewijsopdracht zijdens [gedaagden]van 9 oktober 2013;
- de antwoordakte zijdens [eiser] van 6 november 2013;
- de akte zijdens [gedaagden]van 6 november 2013;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 2 december 2013;
- de conclusie na enquête zijdens [gedaagden]van 26 februari 2014;
- de conclusie na enquête zijdens Damiaan van 26 maart 2014.
2.Het tussenvonnis
3.De bewijsopdrachten
De bewijsopdracht aan [gedaagde sub 1]
- e-mail van 12 april 2010 van de heer [x] aan [eiser]:
- e-mail van 6 mei 2010 van de heer [x] aan [eiser]: (
- e-mail van 17 oktober 2010 van [eiser] aan de heer [x]:
- e-mail van 19 oktober 2010 van de heer [x] aan [eiser]:
- e-mail van 15 oktober 2010 van [gedaagde sub 1] aan [eiser]:
- e-mail van 18 oktober 2010 van [gedaagde sub 1] aan [eiser]:
“
Ik heb in oktober 2010 de heer [x] telefonisch gesproken. Ik had hem daarvoor ook al een paar keer telefonisch gesproken. Het kwam erop neer dat hij die facturen dan wel wilde betalen, maat dan moesten deze wel op naam van zijn BV komen te staan. De BTW moest worden aangepast want die was inmiddels verlaagd van 19% naar 6%. Dit was het verzoek van meneer [x]. Hier was wel het nodige aan vooraf gegaan. Ik zou het geld eerst namelijk krijgen van [gedaagde sub 1]. Maar [gedaagde sub 1] zei op een gegeven moment dat ik bij Damiaan moest zijn, die was de opdrachtgever. En Damiaan verwees dan weer naar [gedaagde sub 1]. Uiteindelijk in het telefoongesprek in oktober 2010 heeft [x] aangegeven dat