Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
[X.]
de stichting STICHTING BUREAU JEUGDZORG NOORD-HOLLAND
De procedure
De feiten
en [B.] [(geboortedatum) 2].
“De emotionele verwaarlozing is gedurende het onderzoek bevestigd en nu gestopt. Ouders hebben, toen er signalen kwamen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen de zoon van gastouder en hun dochter van acht, niet direct stappen ondernomen. Hierdoor heeft het opnieuw plaatsgevonden. Ouders hebben hun dochter onvoldoende beschermd en haar opnieuw naar een voor haar onveilige situatie laten gaan (…).”
“De voorzitter van de commissie heeft ter zitting uit de klachtbrief als kernklacht gedestilleerd: Het AMK onderzoek voldoet niet aan de nodige zorgvuldigheidseisen. Het handelen van AMK kan hierdoor de toets der kritiek niet doorstaan (…)
“Ik kan mij vinden in het oordeel van de klachtencommissie dat uw klacht gegrond is. Wel wil ik hierbij opmerken dat wat mij betreft de gegrondheid van de klacht betrekking heeft op de communicatie en informatievoorziening richting de ouders en niet op de werkwijze van AMK an sich. Het AMK werkt volgens het landelijk vastgestelde protocol (…) en dat is ook in dit geval gedaan.
De vorderingen
Het verweer
De beoordeling
Vernietiging van het dossier
lid 1 Wpb moet zo’n beslissing worden aangemerkt als een besluit van een bestuurs-orgaan. Artikel 46 Wbp regelt dat de betrokkene aan wie kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, in het geval sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 45 Wpb genomen door een ander dan een bestuursorgaan, zich tot de rechtbank moet wenden met het schriftelijk verzoek om de verantwoordelijke (hier BJZNH) te bevelen alsnog het verzoek tot vernietiging van het dossier toe te wijzen. De beslissing van BJZNH van 1 juli 2013 tot afwijzing van het verzoek tot vernietiging van het dossier geldt op grond van artikel 105 Wet op de Jeugdzorg als een beslissing genomen door “een ander dan een bestuursorgaan”.
De melding van SKOA betrof immers zorgen over de wijze waarop [X. en Y.] waren omgegaan met het verhaal van [A.] dat de zoon van de gastouder seksuele handelingen tegen de zin van [A.] had uitgevoerd. De kantonrechter oordeelt dat BJZNH/AMK daarmee een gegronde reden had het onderhavige onderzoek te starten. Niet relevant hierbij is dat de ouders de bron van de melding vormden.
“De emotionele verwaarlozing is gedurende het onderzoek bevestigd en nu gestopt. Ouders hebben, toen er signalen kwamen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen de zoon van gastouder en hun dochter van acht, niet direct stappen ondernomen. Hierdoor heeft het opnieuw plaatsgevonden. Ouders hebben hun dochter onvoldoende beschermd en haar opnieuw naar een voor haar onveilige situatie laten gaan (…).”
Het lijkt er daarbij op dat bij het onderzoek naar emotionele verwaarlozing van [A.] en [B.] reeds van te voren vaststond dat hiervan sprake was. Een open blik naar de vraag of de handelwijze van de ouders (…) gerechtvaardigd en daarmee juist kon zijn, leek op voorhand al niet meer mogelijk. De commissie mist een heldere vraagstelling en onderbouwing van de conclusies. Ook meent de Klachtencommissie dat het verstrekken van informatie over het onderzoek en de rol van het AMK in casu te wensen over heeft gelaten (…)”