ECLI:NL:RBNHO:2014:3865

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2014
Publicatiedatum
29 april 2014
Zaaknummer
HAA 13/1078 en 13/2695
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
  • A.C. Terwiel-Kuneman
  • L. Beijen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van planschade als gevolg van het bestemmingsplan ‘Schiphol-West e.o.’

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in een geschil over planschade als gevolg van het bestemmingsplan ‘Schiphol-West e.o.’. De Algemene Vereniging van Bewoners/eigenaren Uitgeest, vertegenwoordigd door A. van Dam, heeft namens 600 leden verzoeken om schadevergoeding ingediend bij de besliscommissie van het Schadeschap Luchthaven Schiphol. De verzoeken werden afgewezen, waarna de vereniging beroep instelde tegen het bestreden besluit van 17 januari 2013, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het uitsluitend ging om de planschade die voortvloeit uit het bestemmingsplan.

De rechtbank heeft de beroepsgronden van eisers beoordeeld, waarbij zij de conclusies van de Adviescommissie Schadeschap Luchthaven Schiphol in twijfel trokken. Eisers stelden dat de aanleg van de Polderbaan leidde tot een significante toename van geluidsbelasting en dat dit resulteerde in waardevermindering van woningen in Uitgeest. De commissie had echter geconcludeerd dat er geen bewijs was voor een waardevermindering per peildatum van 29 april 1999. De rechtbank oordeelde dat de commissie deskundig advies had gegeven en dat de beroepsgronden van eisers niet voldoende waren om de conclusies van de commissie te weerleggen.

De rechtbank concludeerde dat de eisers niet konden aantonen dat de schade die zij claimden, daadwerkelijk was ontstaan door het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgronden van eisers niet konden leiden tot een andere uitkomst en verklaarde de beroepen ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 13/1078 en 13 / 2695

uitspraak van de meervoudige kamer van 5 maart 2014 in de zaken tussen

Algemene Vereniging van Bewoners/eigenaren Uitgeest, te Uitgeest,
[eiser], te [woonplaats],
eisers,
(gemachtigde: A. van Dam),
en
de besliscommissie van het Schadeschap Luchthaven Schiphol, verweerster
(gemachtigde: mr. B.P.M. van Ravels).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 14 december 2011 (primaire besluiten) heeft verweerster de namens 600 individuele leden van de Algemene Vereniging van Bewoners/eigenaren Uitgeest, waaronder [eiser], ingediende verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
Bij besluit van 17 januari 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerster het namens de verzoekers door de Algemene Vereniging van Bewoners/eigenaren Uitgeest ingediende bezwaar ongegrond verklaard.
De Algemene Vereniging van Bewoners/eigenaren Uitgeest heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het bezwaarschrift van [eiser] van 4 maart 2013 heeft verweerster doorgezonden aan de rechtbank met het verzoek dit in behandeling te nemen als (rechtstreeks) beroep. De rechtbank heeft met dit verzoek ingestemd.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 januari 2014. Gemachtigde van eisers is verschenen, vergezeld van A. Hermans, voorzitter van de Algemene Vereniging van Bewoners/eigenaren Uitgeest. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, vergezeld van mr. G.M. van den Broek.

Overwegingen

1.
Ingevolge artikel 49 van de WRO, zoals dit artikel luidde ten tijde hier van belang en voor zover hier van belang, kent de gemeenteraad, voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van de bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
2.
Ter behandeling van verzoeken om schadevergoeding die verband houden met de uitbreiding van het luchtvaartterrein Schiphol hebben onder meer de toenmalige minister van Verkeer en Waterstaat, provinciale staten van Noord-Holland en de raden van een aantal gemeenten de Gemeenschappelijke Regeling Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: de Gemeenschappelijke Regeling) vastgesteld.
Ingevolge artikel 9, eerste lid, van de Gemeenschappelijke Regeling is het algemeen bestuur van het Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: het algemeen bestuur), onverminderd het bepaalde in artikel 19, bij uitsluiting bevoegd ter zake van de behandeling van en de beslissing op een aanvraag om schadevergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening doch uitsluitend voor zover deze aanvraag verband houdt met schade ten gevolge van de aanwijzingen bedoeld in de artikelen 24, 26 en 27 van de Luchtvaartwet ten behoeve van het luchtvaartterrein Schiphol (besluiten van de Minister van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 23 oktober 1996, Stcrt. 1996, 211).
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Gemeenschappelijke Regeling is het algemeen bestuur bevoegd de in artikel 9 genoemde bevoegdheden over te dragen aan de besliscommissie.
3.
Eisers hebben verzocht om vergoeding van schade die zij stellen te hebben geleden als gevolg van het bestemmingsplan ‘Schiphol-West e.o.’, dat op 29 april 1999 in werking is getreden. Hiermee werd de uitbreiding van de luchthaven Schiphol met een vijfde baan planologisch mogelijk gemaakt, bij ingebruikneming waarvan de leden van eiseres ernstige geluidshinder stellen te ondervinden. Eisers stellen dat dit heeft geleid tot een waardevermindering van de betreffende woningen en hebben verweerster verzocht om schadevergoeding.
4.
Verweerster heeft de schadeverzoeken ter advisering voorgelegd aan de Adviescommissie Schadeschap Luchthaven Schiphol (hierna: de commissie), die op 26 mei 2011 een eindadvies heeft uitgebracht. De commissie meent dat het bestemmingsplan ‘Schiphol-West e.o.’ in zoverre nadelig is geweest voor eisers, dat de zonegrenzen aanmerkelijk zijn opgeschoven richting Uitgeest en dat zulks tot een substantiële toename van de maximale, reëel te verwachten geluidsbelasting van woningen in Uitgeest heeft geleid. Of, en zo ja, in hoeverre, deze wijziging tot op geld waardeerbare schade heeft geleid, heeft de commissie getracht na te gaan door middel van een marktonderzoek
.In het marktonderzoek hebben taxateurs Plomp en Dekker onderzoek gedaan naar de ontwikkeling van de verkoopprijzen van woningen in Uitgeest en een aantal ‘referentiegemeenten’ gedurende de periode 1990 tot en met 2009. Op grond van de resultaten van het marktonderzoek concludeert de commissie dat daaruit niet kan worden afgeleid dat de waarde van de woningen in Uitgeest per de peildatum van 29 april 1999 is verminderd. Weliswaar heeft zich op de woningmarkt in 2004 een kortdurend negatief effect voorgedaan, maar de gemiddelde woningprijzen in Uitgeest zijn kort nadien weer hersteld overeenkomstig de prijsontwikkeling in de referentiegemeenten en heel Nederland.
Verweerster heeft het advies van de commissie ten grondslag gelegd aan de primaire besluiten, die in het bestreden besluit geheel in stand zijn gelaten.
5.
De rechtbank stelt vast, in overeenstemming met hetgeen eisers ter zitting hebben bevestigd, dat het in de onderhavige procedure uitsluitend gaat om planschade als gevolg van het bestemmingsplan ‘Schiphol-West e.o.’.
6.
Samengevat voeren eisers aan dat de feiten en omstandigheden de conclusies die de commissie in het advies heeft getrokken niet rechtvaardigen. Volgens eisers heeft de aanleg van de Polderbaan geleid tot een significante toename van de geluidsbelasting op woningen in Uitgeest, die onbeperkt is. Bovendien brengen de overvliegende vliegtuigen grote veiligheidsrisico’s met zich, aldus eisers. Daarnaast is er een groot verschil tussen de impact van geluid op landelijk bebouwd gebied zoals Uitgeest en stedelijke dicht bebouwd gebied. De methode die de commissie heeft gehanteerd om de effecten van het vliegverkeer op het prijsniveau van de huizen te meten, achten eisers wetenschappelijk onaanvaardbaar. Ten onrechte worden daarbij alle denkbare factoren die van invloed kunnen zijn op het prijsniveau meegewogen en niet slechts de factor geluidshinder van vliegtuigen. Eisers leiden uit cijfers van het CBS af dat in het jaar 2006 een forse prijsdaling van circa 15% heeft plaatsgevonden, waarop geen herstel is gevolgd. Dit is een specifieke indicatie voor de schade in Uitgeest als gevolg van de Polderbaan, aldus eisers. Het marktonderzoek van de commissie is volgens eisers te globaal en gaat voorbij aan de opgetreden segmentering in die markt. Eisers hebben een kwalificatietabel opgemaakt van de referentiegemeenten, en volgens eisers blijkt daaruit duidelijk dat die gemeenten niet aan de voorwaarden voor een referentiegemeente voldoen. Bovendien hebben eisers nog verwezen naar twee brieven van makelaars, waarin is vermeld dat het aantal transacties van woningen in Uitgeest tot een minimum is gedaald en dat potentiële kopers regelmatig van aankoop afzien in verband met het vliegtuiglawaai ter plaatse. Ten onrechte heeft verweerster deze informatie terzijde geschoven, aldus eisers.
Eisers voeren verder aan dat planschade gebaseerd dient te worden op alle feitelijke verschillen tussen de oorspronkelijke situatie en de planologisch mogelijke situatie na realisatie van het bestemmingsplan. Daarbij moeten ook de doorgroeimogelijkheden van Schiphol worden betrokken. Volgens eisers valt bovendien een maximale invulling van het oude regime met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid uit te sluiten, omdat het vliegverkeer onder het oude regime geen omweg over Uitgeest zou maken. Voorts is de situatie in dit geval uitzonderlijk omdat de gevolgen van de ingebruikname van de Polderbaan niet voorzienbaar waren volgens eisers nu in dit geval de schadeoorzaak niet alleen de objecten treft die op de peildatum aanwezig waren, maar ook de objecten die tot stand zijn gekomen of worden gecontracteerd in de periode totdat die grootschalige hinder zich voordoet.
7.
De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden met betrekking tot de (mate van) overlast geen bespreking behoeven, nu niet in geschil is dat het bestemmingsplan ‘Schiphol-West e.o.’ nadelige gevolgen heeft voor eisers. De vraag is uitsluitend of dit al dan niet heeft geleid tot op geld waardeerbare schade.
8.
Volgens vaste rechtspraak (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 november 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY2487) mag verweerster bij haar besluit op een verzoek om planschadevergoeding uitgaan van het advies van een ter zake deskundige, indien uit dit advies op objectieve en onpartijdige wijze blijkt, welke feiten en omstandigheden aan de conclusies ten grondslag zijn gelegd en deze conclusies zonder nadere toelichting niet onbegrijpelijk zijn, tenzij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van dat advies naar voren zijn gebracht.
9.
Het marktonderzoek is uitgevoerd door twee taxateurs die als deskundigen kunnen worden aangemerkt. Eisers hebben kritische kanttekeningen geplaatst bij het onderzoek, maar die leiden naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat het onderzoek niet inhoudelijk concludent is of dat sprake is van onjuistheden dan wel onvolledigheden. De stellingen die eisers hebben ingenomen, zonder daarbij de cijfers van het marktonderzoek te betwisten, stroken niet met uitkomsten van het marktonderzoek. Zo valt niet uit het marktonderzoek af te leiden dat sprake is geweest van een haperende markt. Dat de woningen onverkoopbaar zouden zijn geworden is evenmin af te leiden uit het marktonderzoek, nu daaruit juist naar voren komt dat het in het de referentieperiode in Uitgeest qua aantallen transacties en looptijden juist veelal beter ging dan in de referentiegemeenten en heel Nederland. Voorts hebben eisers ter zitting nog aangevoerd dat veel woningeigenaren hun huis niet eens te koop hebben gezet vanwege onverkoopbaarheid, maar niet valt in te zien hoe dit had kunnen worden onderzocht. De keuze voor de referentiegemeenten is door verweerster genoegzaam gemotiveerd en dat de referentiegemeenten wellicht op bepaalde (ondergeschikte) aspecten verschillen van elkaar, leidt niet tot de slotsom dat de adviescommissie deze referentiegemeenten niet had mogen gebruiken in het marktonderzoek. Aan de door eisers toegezonden brieven van makelaars kan voorts niet de waarde worden gehecht die eisers eraan gehecht willen zien, reeds omdat uit de verklaringen niet kan worden afgeleid op welke periode zij betrekking hebben. Voor wat betreft de peildatum is de rechtbank tot slot van oordeel dat in het onderhavige geval geen sprake is van een dusdanig bijzondere situatie, dat van de vaste rechtspraak ten aanzien daarvan had moeten worden afgeweken.
Gelet op het vorenstaande bestaat er geen grond voor het oordeel dat verweerster het advies van de commissie niet aan haar bestreden besluit ten grondslag heeft mogen leggen.
10.
De beroepen zijn ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzitter, mr. A.C. Terwiel-Kuneman en mr. drs. L. Beijen, leden, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2014.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.