Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
wonende te [woonplaats]
Woningstichting Van Alckmaer voor Wonen,
gevestigd en kantoorhoudende te Alkmaar
6.1. De statutair directeur neemt deel aan de bij de corporatie geldende (vroeg)pensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds Woningcorporaties (SPW).(…)6.5. De corporatie treft bij de SPW een voorziening die aan de statutair directeur op de richtleeftijd van 60 jaar een (vroeg)pensioenuitkering garandeert van 70% van haar laatstgenoten loon.”
Onder verwijzing naar de eerdere gesprekken tref je onderstaand een analyse aan van de pensioen- en overige voorzieningen die terug te vinden zijn in de opgestelde arbeidsovereenkomst. Een samenvatting van die elementen uit de overeenkomst is:- [werknemer] neemt deel aan het (vroeg) pensioen van SPW- SVA betaalt de (vroeg) pensioenpremie- de corporatie treft bij SPW een voorziening dit vanaf de 60-jarige leeftijd van [werknemer]een (vroeg) pensioenuitkering garandeert van 70% van het laatstgenoten loon- door de corporatie wordt een behoorlijk invaliditeitspensioen geregeld ten behoeve van [werknemer] , waarvan de kosten voor rekening zijn van de werkgever
(…) je vroeg ook nog wat destijds een gebruikelijke toezegging was voor directeuren van woningcorporaties. Ik heb dit met [A] besproken en hij gaf aan dat het destijds (rond 2000) zeer ongebruikelijk was om een ander pensioen toe te zeggen dan de standaardregeling van het pensioenfonds. Wel is ergens na 2000 de VUT-regeling afgeschaft en omgezet in een prepensioenregeling met een beperkt pensioengevend salaris. Vervolgens zijn massaal aanvullende verzekeringen afgesloten ter verbetering van de prepensioenregeling van woco-directeuren (tot het niveau van de oude VUT-regeling).”
Op 20 juni jongstleden hebben wij opnieuw overleg gehad met [B] en [C] . Dat heeft geleid tot een nieuw voorstel van de RvC, waarover ik je bij deze wil informeren.
1.Scenario “ [d] ”Normale salarisverloop. Van 60-65 jaar een pensioen van circa € 112.500, daarna circa € 54.300. Bedrag € 715.000.
2.Voorstel december 2010Salarisverhogingen om meer pensioenopbouw mogelijk te maken, gecombineerd met een beperking van de groei van de pensioengrondslag over de toekomstige jaren. Uiteindelijk pensioen circa € 81.600 met ingang van 62 jaar (let op: in de jaren tot 62 jaar is er dus een hoger salaris geweest dan conform het reguliere salarisverloop). Bedrag € 826.000.
3.Huidig voorstelNormaal salarisverloop, pensioen 70% eindloon van 60 tot 65 jaar (circa € 112.500). Daarna circa € 74.200. Bedrag € 948.000.
Besproken is dat er overeenstemming is bereikt tussen de RvC en [werknemer] . De discussie over de uitleg van de pensioenrechten van [werknemer] heeft geresulteerd in een compromis. Het voorstel van de RvC zoals verwoord in het memo van Deloitte van 23 juni 2011 is geaccepteerd door [werknemer] .
Aanvullende arbeidsovereenkomstAlgemeenDeze overeenkomst vormt een aanvulling op de arbeidsovereenkomst van de hierna te noemen werknemer en vormt daarmee een onverbrekelijk geheel.(…)In aanmerking nemende dat- inzake het arbeidsvoorwaardenpakket van de werknemer in het verleden afspraken zijn gemaakt waarbij discussie is ontstaan over de inhoud van deze afspraken en de wijze van uitvoering daarvan;- over de interpretatie van deze afspraken langdurig overleg heeft plaatsgevonden zonder dat partijen daarbij tot een eensluidend oordeel zijn gekomen;- partijen deze discussie willen beëindigen middels het overeenkomen van een finale regeling waarmee de onderhavige discussie zal worden beëindigd;- zijn daartoe get volgende overeengekomen.
(…)4. Pensioen SD EHWat meespeelt in de overweging van de RvC over het pensioen van de SD EH is de maatschappelijke discussie en nieuwe regelgeving m.b.t. onder meer de beloning van bestuurders. Ook speelt de mogelijke negatieve media aandacht een rol bij de besluitvorming van de RvC. Reputatie risico met alle gevolgen van dien, voor zowel de Corporatie, de bestuurder alsmede de leden van de RvC.
1.1. De arbeidsovereenkomst tussen Partijen zal per 31 december 2013 (de “Beëindigingsdatum”) op initiatief van Werkgever eindigen met wederzijds goedvinden.
Bovendien is de extra uitkering in strijd met de Wet Normering Topinkomens (hierna te noemen: WNT). Daar komt bij dat de hoogte van de vordering van [de werknemer] onvoldoende onderbouwd is en niet transparant. Ten aanzien van het vroegpensioen geldt dat deze mogelijkheid is komen te vervallen
.Kern van het geschil is of de stichting de pensioenovereenkomst die partijen op 5 juli 2000 zijn overeengekomen correct is nagekomen.
Overwogen wordt dat [de werknemer] onbetwist heeft gesteld dat zij eerst als interim directeur-bestuurder in dienst is getreden bij de stichting, maar dat zij niet tevreden was over het toen geregelde pensioen omdat een detacheringsfunctie opnieuw een pensioenbreuk zou opleveren. [de werknemer] is vervolgens aangenomen voor de duur van één jaar omdat de stichting er financieel slecht voor stond. Het dienstverband van [de werknemer] is vervolgens omgezet naar onbepaalde tijd. [de werknemer] heeft gesteld dat met de heer [E] , de toenmalige voorzitter van de Raad van Toezicht van de stichting, destijds is afgesproken dat de pensioenbreuken van [de werknemer] “zouden worden opgelost”. [de werknemer] verwijst in dit verband naar de eerste arbeidsovereenkomst, overgelegd als productie 2 bij dagvaarding, waar partijen eerst zijn uitgegaan van 70% van het middelloon, en naar de tweede arbeidsovereenkomst, overgelegd als productie 3 bij dagvaarding, waarbij wordt uitgegaan van 70% van het eindloon.
woensdag 11 juni 2014voor het door beide partijen nemen van een akte met betrekking tot een deskundige als bedoeld in rechtsoverweging 21. en 22.