ECLI:NL:RBNHO:2014:4389

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 mei 2014
Publicatiedatum
14 mei 2014
Zaaknummer
14-1832 en 14-1834
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot aanmelding leerling voor staatsexamen in vakken Engels, filosofie en scheikunde

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 mei 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, had verzocht om haar dochter, die niet tijdig was aangemeld voor het staatsexamen 2014 in de vakken Engels, filosofie en scheikunde, alsnog toe te laten tot deze examens. De voorzieningenrechter oordeelde dat de afwijzing van het verzoek door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ondeugdelijk was. De voorzieningenrechter stelde vast dat de hardheidsclausule, die in bijzondere omstandigheden kan worden toegepast, niet correct was beoordeeld door de verweerder. De voorzieningenrechter vond dat het niet toelaten van de leerling tot het staatsexamen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, gezien de bijzondere omstandigheden van de leerling, waaronder haar hoogbegaafdheid en ADD. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat de leerling alsnog wordt toegelaten tot de staatsexamens in de vakken filosofie en scheikunde, en zo mogelijk ook tot het staatsexamen Engels. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, maar de rechtbank droeg de verweerder op om te onderzoeken of de leerling alsnog het onderdeel Engels schrijfvaardigheid kan doen. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van bijzondere omstandigheden bij beslissingen over toelating tot staatsexamens.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
Zaaknummers: HAA 14 / 1832 (voorlopige voorziening) en 14 / 1834 (beroep)
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter ter zitting van 12 mei 2014 in de zaken tussen

[verweerster],

wonende te [woonplaats], verzoekster,
(gemachtigde: H.C. Barendrecht),
en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. K.F. Hofstee).

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om [naam] (hierna: [naam]) aan te melden voor het staatsexamen 2014 in de vakken Engels, filosofie en scheikunde afgewezen.
Bij besluit van 9 mei 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 mei 2014. Verzoekster is verschenen, tezamen met haar echtgenoot en hun dochter [naam], bijgestaan door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder [naam] toelaat tot de staatsexamens filosofie en scheikunde en zo mogelijk tot het staatsexamen Engels;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 330,- aan verzoekster te vergoeden.

Overwegingen

1.
De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2.
Na de zitting is de voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook in de hoofdzaak.
3.
Vast staat dat niet is gebleken van een tijdige aanmelding van [naam] voor het staatsexamen 2014 in de vakken Engels, filosofie en scheikunde.
4.
De vraag die vervolgens voorligt is of verweerder van toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 36 van het Staatsexamenbesluit VO heeft kunnen afzien.
5.
Ingevolge artikel 36 van het Staatsexamenbesluit VO kan het College voor examens bij of krachtens dit besluit vastgestelde voorschriften buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op de bijzondere functie van het staatsexamen mede voor kandidaten die in bijzondere omstandigheden verkeren, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
6.
Verweerder heeft in het bestreden besluit en ter zitting aangevoerd dat de hardheidsclausule niet van toepassing is, omdat in het algemeen praktische (organisatorische) bezwaren bestaan bij het toelaten van te laat aangemelde kandidaten en dat kandidaten die zich wel tijdig hebben aangemeld hierdoor onnodig verstoord zouden kunnen worden. Bovendien heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat [naam] dit jaar niet voor haar diploma opgaat. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder toegelicht dat als een niet in een beleidsregel neergelegde vaste gedragslijn wordt gehanteerd dat in geval van een te late aanmelding van een kandidaat die in hetzelfde jaar opgaat voor een diploma zoveel mogelijk een oplossing wordt gezocht om die kandidaat alsnog toe te laten.
7.
De voorzieningenrechter acht de motivering van verweerder om van toepassing van de hardheidsclausule af te zien ondeugdelijk. Verweerder heeft nagelaten te motiveren en te onderbouwen tot welke concrete praktische problemen en verstoring van andere kandidaten het alsnog toelaten van [naam] in dit geval zou leiden. Ook ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard hiervan niet op de hoogte te zijn. Voorts heeft verweerder niet gemotiveerd waarom de door hem gehanteerde vaste gedragslijn in dit specifieke geval van toepassing is. Daarnaast is verweerder in het geheel niet ingegaan op de bijzondere omstandigheden waarin [naam] verkeert, zoals die zowel bij de aanvraag als in bezwaar duidelijk naar voren zijn gebracht. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd wegens een motiveringsgebrek.
8.
De voorzieningenrechter ziet voorts aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, onder c, van de Awb zelf in de zaak te voorzien en overweegt daartoe als volgt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het niet toelaten van [naam] tot het staatsexamen in voornoemde vakken leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. Verweerder had in redelijkheid niet mogen afzien van de toepassing van de hardheidsclausule, gelet op de bijzondere omstandigheden van [naam] en de bijzondere functie van het staatsexamen. Daarbij neemt de voorzieningenrechter het volgende in aanmerking. [naam] is hoogbegaafd en lijdt aan ADD. Het reguliere onderwijs sluit niet aan bij haar behoeften en sinds oktober 2012 gaat [naam] niet meer naar school (zij zat toen in klas 4 van het VWO). [naam] was gedemotiveerd en depressief. Voor het huidige schooljaar is haar ontheffing verleend van de leerplicht. Met ondersteuning van [...] en met huiswerkbegeleiding van [naam 2] heeft [naam] zich dit schooljaar, in overleg met een onderwijsconsulent, volledig voorbereid op het staatsexamen in de vakken Engels, filosofie en scheikunde. Aanvankelijk was het de bedoeling dat [naam] het doen van staatsexamen zou verspreiden over drie jaren, maar ter zitting heeft zij verteld dat zij volgend schooljaar staatsexamen in alle overige vakken wil doen. De huidige aanpak past wel bij haar en zij is gemotiveerd haar VWO-diploma te halen, zodat zij daarna natuur- en sterrenkunde kan studeren. Als [naam] dit jaar geen staatsexamen kan doen, vreest zij – evenals haar ouders – dat zij terugvalt in een depressie.
Gelet op het vorenoverwogene ziet de voorzieningenrechter aanleiding het primaire besluit te herroepen en verweerder op te dragen [naam] toe te laten tot het staatsexamen in de vakken Engels, filosofie en scheikunde. Ter zitting is gebleken dat het staatsexamen Engels uit twee delen bestaat en dat het onderdeel Engels schrijfvaardigheid reeds heeft plaatsgevonden. De rechtbank draagt verweerder op te onderzoeken of alsnog een mogelijkheid bestaat dat [naam] Engels schrijfvaardigheid op een ander moment dit schooljaar kan doen.
9.
Omdat uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak, wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af.
10.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding, nu niet is gebleken dat verzoekster kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. Steinhauser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R.I. ten Cate, griffier, op 12 mei 2014.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.