Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de rolbeslissing van 5 februari 2014
- de antwoordakte van de vrouw van 19 februari 2014.
2.De feiten
3.Het geschil
in conventie
€ 270.000,00. Ter onderbouwing van deze stelling heeft de man onder meer een waardebepaling van [naam makelaarskantoor] de Makelaar (hierna: [de makelaar]) overgelegd, waarin de waarde van de woning op € 275.000,00 wordt gesteld en waarin [de makelaar] verklaart dat de in januari 2011 getaxeerde waarde in zijn beleving marginaal is opgerekt ten behoeve van de financiering. Voorts heeft de man er op gewezen dat de WOZ-waarde 2013 – met als peildatum 1 januari 2012 – is gesteld op € 257.000,--. Uitgaande van een woningwaarde van € 270.000,-- of € 275.000,-- in februari 2011 en met inachtneming van de hypotheeklening, die in het convenant aan de man is toegescheiden, is sprake van benadeling van meer dan een kwart als bedoeld in artikel 3:196 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De verdeling dient volgens de man dan ook te worden vernietigd. Ook acht de man het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat hij wordt gehouden aan de in het echtscheidingsconvenant bepaalde wijze van verdeling.
4.De beoordeling
in conventie
5.De beslissing
11 juni 2014voor het nemen van een akte door beide partijen waarin zij zich uitlaten over de aangekondigde deskundigenrapportage,