ECLI:NL:RBNHO:2014:5211

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2014
Publicatiedatum
5 juni 2014
Zaaknummer
15/713194-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarigen in jacuzzi

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met minderjarige meisjes. De zaak betreft drie feiten, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van het onzedelijk betasten van een meisje ouder dan 16 jaar, maar werd veroordeeld voor het onzedelijk betasten van een meisje onder de 16 jaar en voor het meermalen plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers, die in de jacuzzi aanwezig waren, zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de dwang die vereist is voor de vrijspraak van het eerste feit. De rechtbank heeft ook de context van de relaties tussen de betrokken gezinnen in overweging genomen, evenals de emotionele impact op de slachtoffers. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/713194-13 (P)
Uitspraakdatum: 2 juni 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 23 januari 2014 en 19 mei 2014in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres 1], [woonplaats].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser (Lies) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Kamphuis, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 31 december 2008 te [woonplaats], gemeente [X], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en die ontuchtige handeling(en) uit het onverhoeds, terwijl verdachte met die [slachtoffer 1] in de jacuzzi zat, over de (bad)kleding betasten of aanraken van de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 1];
Feit 2:
hij op of omstreeks 31 december 2008 te [woonplaats], gemeente [X], met
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slo 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (onverhoeds) over de (bad)kleding betasten of aanraken van de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 2], terwijl verdachte met die [slachtoffer 2] in de jacuzzi zat;
Feit 3:
Primair
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2006 tot en met 1 december 2009 op een of meer verschillende tijdstippen te [woonplaats], gemeente [X], in elk geval in Nederland en/of in Tunesië en/of in Turkije met [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum slo 3], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hebbende verdachte (telkens)
-zijn vinger(s) gebracht in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
-zijn penis gebracht in de vagina van die [slachtoffer 3] en/of
-de borst(en) en/of de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer 3] (over en/of onder de kleding) betast en/of
-zijn penis door die [slachtoffer 3] doen of laten vasthouden en/of betasten;
Subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2006 tot en met 1 december 2009 op een of meer verschillende tijdstippen te [woonplaats], gemeente [X], in elk geval in Nederland en/of in Tunesië en/of in Turkije met [slachtoffer 3] geboren op [geboortedatum slo 3], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, hebbende verdachte (telkens)
-de borst(en) en/of de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer 3] (over en/of onder de kleding) betast en/of
-zijn penis door die [slachtoffer 3] doen of laten vasthouden en/of betasten.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Inleiding

Jarenlang was er sprake van een zeer vriendschappelijke relatie tussen het gezin van verdachte, dat van de familie [slachtoffers 1 en 2] en dat van de familie [slachtoffer 3]. Veelal werden verjaardagen, feestdagen en andere bijzondere gelegenheden gezamenlijk gevierd. Ook ging met name de familie [slachtoffer 3] regelmatig op vakantie met het gezin van verdachte.
Zo werd ook Oudejaarsavond 2008 door mevrouw [moeder slachtoffers 1 en 2] en haar dochters [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ten huize van verdachte en in de zich bij de woning bevindende jacuzzi doorgebracht. Verdachte wordt verweten dat hij die avond zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] onzedelijk heeft betast. Beide dochters hebben na een informatief gesprek aangifte gedaan.
Voorts wordt verdachte primair verweten dat hij meerdere malen ontuchtige handelingen met [slachtoffer 3] heeft gepleegd waarbij tevens sprake is geweest van seksueel binnendringen. Subsidiair zijn de ontuchtige handelingen zonder het seksueel binnendringen ten laste gelegd. [slachtoffer 3] heeft op 7 februari 2011 een informatief gesprek gevoerd met de politie. Na tweemaal een mislukte poging heeft zij op 5 november 2012 zelfmoord gepleegd. Haar moeder heeft namens haar op 8 januari 2013 aangifte gedaan.
De rechtbank dient in deze zaak te beoordelen of verdachte [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] onzedelijk heeft betast. Voorts dient de rechtbank te beoordelen of verdachte de ten laste gelegde ontuchtige handelingen met [slachtoffer 3] heeft gepleegd.
Daarnaast dient de rechtbank een oordeel te geven over de vorderingen die de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en de ouders van[slachtoffer 3] hebben ingediend.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de als feit 3 primair ten laste gelegde gedraging, te weten het seksueel binnendringen bij [slachtoffer 3], en tot bewezenverklaring van de als feiten 1, 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde gedragingen. De begindatum in de feiten 3 primair en 3 subsidiair zou maart 2007 moeten zijn.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft bepleit verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Ten eerste omdat bij alle feiten de informatieve gesprekken en de aangiftes niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. Er zou sprake zijn van
collaborative storytellingwaardoor het oorspronkelijke verhaal niet meer te achterhalen is, voorts ook van het zogenoemde sneeuwbaleffect waarbij na de onthulling van het vermeende seksueel misbruik de gebeurtenissen elkaar in hoog tempo hebben opgevolgd. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn door sturende gesprekken met de politie en hun ouders in een fuik beland waar ze niet meer uit konden en waardoor aangifte uiteindelijk wel moest volgen. Tot slot kan sprake zijn geweest van onzuivere motieven bij het doen van aangifte waarbij de raadsvrouw heeft gewezen op het ontslag van vader [slachtoffers 1 en 2] door verdachte.
Indien de rechtbank de aangiftes wel betrouwbaar acht, is naar de mening van de verdediging sprake van een unus-testis-situatie in alle zaken waardoor er evenmin een bewezenverklaring kan volgen.
Ten aanzien van de als feit 3 ten laste gelegde gedragingen heeft de raadsvrouw in dat verband nog het volgende opgemerkt. Het wettelijk bewijsminimum wordt niet gehaald omdat voor de beweringen van [slachtoffer 3] geen steunbewijs voorhanden is, dat uit een andere bron afkomstig is. Met andere woorden: de andere verklaringen omtrent het beweerdelijk misbruik berusten telkens (indirect) op hetgeen [slachtoffer 3] daarover heeft gezegd. De bron van alle bewijsmiddelen is dus telkens dezelfde: [slachtoffer 3]. Die bron is bovendien niet betrouwbaar nu [slachtoffer 3] een kwetsbaar meisje was met ernstige psychiatrische problematiek. Zij heeft slechts in één ‘informatief gesprek’ met de politie summier verklaard over wat haar is overkomen en zij heeft daarna geen aangifte gedaan. Na het beweerdelijke misbruik heeft zij met andere mensen gesproken, onder meer met haar moeder en met [slachtoffer 2] (aangeefster van feit 2), die beiden op de hoogte waren van de verdenkingen van ontucht met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (aangeefster van feit 1). Dat kan invloed hebben gehad op de latere verklaring van [slachtoffer 3] over het misbruik door verdachte. De raadsvrouw heeft ook betoogd dat zich in de onderhavige zaak het geval voordoet dat de verdediging niet de mogelijkheid heeft gehad [slachtoffer 3] te ondervragen, nu zij immers is overleden. Dat brengt mee dat aan het vereiste aanvullende bewijs hogere eisen moeten worden gesteld. Nu zowel kwalitatief als kwantitatief onvoldoende bewijs is geleverd voor het als feit 3 ten laste gelegde, moet verdachte voor dat feit dan ook worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
Verdachte heeft ter terechtzitting tenslotte aangegeven dat betasting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] feitelijk onmogelijk was gezien de zitposities in de jacuzzi en dat [slachtoffer 3] hem heeft verteld dat zij seksueel was misbruikt door haar opa.
4.3.
Algemene opmerking over de unus testis regel
In zijn arrest van 12 februari 2013 (
LJNBZ1890) heeft de Hoge Raad zich als volgt uitgelaten over het bewijsminimum.
“Volgens het tweede lid van art. 342 Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. De Hoge Raad kan daarom geen algemene regels geven over de toepassing van art. 342, tweede lid, Sv, maar daaromtrent slechts tot op zekere hoogte duidelijkheid verschaffen door het beslissen van concrete gevallen. Opmerking verdient nog dat het bij de in cassatie aan te leggen toets of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, van belang kan zijn of de feitenrechter zijn oordeel dat dat het geval is, nader heeft gemotiveerd.”
Er dient dus een beoordeling in ieder concreet geval plaats te vinden.
4.4.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte als feiten 1 en 3 primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1:
Op 4 maart 2013 doet [slachtoffer 1] aangifte van aanranding door verdachte op oudejaarsavond 2008. Zij zat toen met verdachte, diens zoon en haar toenmalige vriend in de jacuzzi. Verdachte masseerde een kuit van [slachtoffer 1] en terwijl hij dit deed ging hij steeds hoger met zijn hand naar de binnenkant van haar bovenbeen totdat hij met zijn vingers bij haar vagina zat. Hij bewoog en wreef met zijn vingers over haar bikinibroekje heen over haar vagina. Het was niet heel even, het was bewust. [slachtoffer 1] heeft zich weggedraaid en is aan de andere kant van de jacuzzi gaan zitten naast haar vriend [vriend slachtoffer 1], aan wie ze vertelde dat verdachte aan haar zat. Eenmaal uit het bubbelbad heeft [slachtoffer 1] tijdens het douchen ook aan haar moeder verteld dat verdachte aan haar had gezeten. De moeder van [slachtoffer 1] en [vriend slachtoffer 1] hebben bevestigd dat [slachtoffer 1] hen direct op de hoogte heeft gebracht van de handelingen van verdachte. De moeder heeft verklaard dat zij op een gegeven moment in het bad zag dat [slachtoffer 1] een beetje boos was en wat gromde tegen verdachte. De moeder zag dat [slachtoffer 1] zich erg ongemakkelijk voelde tijdens het gesprek met haar over het voorval en dat ze erg geschrokken was.
De rechtbank heeft op zichzelf geen reden te twijfelen aan het verhaal van [slachtoffer 1], die immers direct [vriend slachtoffer 1] en haar moeder op de hoogte heeft gebracht van de ontuchtige handelingen van verdachte. Bovendien bleek later dat haar zusje, met wie zij in de tussentijd geen contact had gehad, die avond hetzelfde was overkomen.
Maar ook al zou voldoende steunbewijs gevonden kunnen worden voor het verhaal van [slachtoffer 1], naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt aan de gedraging van verdachte de voor bewezenverklaring vereiste dwang. [slachtoffer 1] was ten tijde van het voorval 20 jaar oud. Het strafbare feit, zoals onder 1 ten laste is gelegd, behelst een gedwongen situatie bij het plegen of dulden van de ontuchtige handelingen. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier onvoldoende dat sprake was van zo’n situatie. [slachtoffer 1] heeft immers verklaard dat zij haar lichaam direct heeft gedraaid, zodat het voor verdachte niet mogelijk was langer aan haar vagina te zitten, waarna zij op een andere plaats in de jacuzzi is gaan zitten. Daarmee is van dwang in de hier bedoelde zin geen sprake. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Ten aanzien van feit 3 primair:
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de als feit 3 primair ten laste gelegde gedragingen, te weten het seksueel misbruik van [slachtoffer 3] bestaande onder meer uit seksueel binnendringen.
4.5.
Bespreking van op bewijsuitsluiting gerichte verweren
De rechtbank deelt niet het standpunt van de raadsvrouw dat de aangiftes niet als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt omdat sprake zou zijn van
collaborative storytelling, het sneeuwbaleffect of onzuivere motieven, dan wel dat [slachtoffer 3] niet betrouwbaar is vanwege een ernstige psychiatrische problematiek.
Ten aanzien van feit 2:
[slachtoffer 2] heeft direct nadat zij de jacuzzi had verlaten, aan haar moeder verteld dat verdachte aan haar had gezeten. Bovendien heeft ze er met [slachtoffer 3] over gesproken tijdens het chatgesprek op 3 september 2009. In de tussentijd hebben de ouders van [slachtoffer 2] een tweetal gesprekken gevoerd met verdachte en diens echtgenote. [slachtoffer 2] is niet bij die gesprekken aanwezig geweest. Uit het dossier blijkt dat in het gezin [slachtoffers 1 en 2] en later ook met de familie [slachtoffer 3] is gesproken over het voorval. Er is evenwel geen objectieve aanwijzing dat het verhaal over wat er gebeurd is groter is geworden. In de aangifte van [slachtoffer 2] gaat het nog steeds om het betasten, zoals ze direct na het voorval aan haar moeder heeft verteld. Derhalve is er geen enkele aanwijzing dat sprake is geweest van
collaborative storytelling. Wat het sneeuwbaleffect betreft, [slachtoffer 2] is vrij aangifte te doen wanneer zij dat wil. De rechtbank acht het niet onbegrijpelijk dat de stap om aangifte te doen in een dergelijke zaak kleiner is als bekend is dat ook anderen aangifte hebben gedaan tegen dezelfde persoon. Daarmee is nog niet gegeven dat sprake is van een sneeuwbaleffect. Gelet op het feit dat de omschrijving van wat is voorgevallen met [slachtoffer 2] beperkt is gebleven tot hetgeen zij direct aan haar moeder heeft verteld na de gebeurtenis, heeft de rechtbank geen enkele aanwijzing dat sprake is van het beweerde sneeuwbaleffect.
Voorts acht de rechtbank niet aannemelijk dat sprake is van een onzuiver motief om aangifte te doen. Volgens verdachte zouden de aangiftes zijn voortgekomen uit rancune omdat hij de vader van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] ontslagen heeft. Volgens de moeder van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft dat in 2003 gegeven ontslag geen rol gespeeld bij de beslissing aangifte te doen. Ook de rechtbank komt bij het ontbreken van aanwijzingen in een andere richting tot die conclusie. Een beweerde negatieve invloed door het ontslag is niet te rijmen met de gezelligheid die de gezinnen in de jaren na het ontslag met elkaar hadden, waarbij zij steeds contact hielden en regelmatig gezamenlijk in de jacuzzi bij verdachte zaten.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
Het informatieve gesprek met [slachtoffer 3] vond plaats op 7 februari 2011. In 2007/2008 heeft zij over het misbruik verteld tegen haar vriendinnetje [vriendin slachtoffer 3]. Op dat moment was geen sprake van een bijkomend motief zoals het doen van aangifte. Ze vertelde het omdat ze er mee zat en werd overigens niet geloofd door [vriendin slachtoffer 3].
Dan, jaren later, terwijl nog steeds geen sprake is van het doen van aangifte, heeft zij op 25 september 2010 een chatgesprek met [vriend slachtoffer 3], waarin zij hem over het misbruik door de buurman vertelt. [slachtoffer 3] mag dan zelf de bron zijn geweest van deze informatie aan [vriend slachtoffer 3], maar gezien het moment waarop zij het hem vertelt, zonder bijkomende motieven zoals het doen van aangifte, is er geen reden aan de betrouwbaarheid van wat zij in dat chatgesprek aan [vriend slachtoffer 3] heeft verteld, te twijfelen. Haar verhaal komt authentiek over.
Beide bedoelde keren heeft [slachtoffer 3] over het misbruik door verdachte verteld, zonder de context van een aangifte of een op handen zijnde aangifte. Er zijn geen bijkomende motieven aan het licht gekomen. Die vaststelling vergroot de betrouwbaarheid van hetgeen zij uiteindelijk heeft verklaard in het informatieve gesprek bij de politie.
De zojuist gegeven overwegingen betekenen ook dat het oordeel van de rechtbank anders zou luiden als [slachtoffer 3] kort voor het doen van haar verhaal bij de politie, tegenover haar vrienden, familie of anderen al uitgebreid had gesproken over wat er zou zijn gebeurd.
Ten aanzien van de door de raadsvrouw naar voren gebrachte psychiatrische problematiek bij [slachtoffer 3] overweegt de rechtbank als volgt. Het is duidelijk dat [slachtoffer 3] in het laatste jaar van haar leven veel psychische problemen had. Maar daarmee staat niet vast dat daarvan ook sprake was ten tijde van haar uitlatingen tegenover [vriendin slachtoffer 3] en [vriend slachtoffer 3] en ten tijde van het informatieve gesprek bij de politie. Overigens heeft de rechtbank geen aanwijzingen zonder meer een relatie te moeten veronderstellen tussen mogelijke psychische problemen en de waarheidsgetrouwheid van uitlatingen.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
4.6.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de als feiten 2en 3 subsidiair ten laste gelegde gedragingen op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 2:
Na een informatief gesprek is door [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slo 2] [2] , op
7 maart 2013 aangifte gedaan van het plegen van ontuchtige handelingen door verdachte op oudejaarsavond 2008. Die oudejaarsavond werd door [slachtoffer 2], haar zus [slachtoffer 1] met haar vriend [vriend slachtoffer 1] en haar moeder samen met het gezin van verdachte doorgebracht in de woning van verdachte te [woonplaats]. Op een gegeven moment zat [slachtoffer 2] nog alleen met verdachte in de jacuzzi in de tuin bij de woning. Verdachte begon het linkerbeen van [slachtoffer 2] te masseren. Daarbij ging hij steeds hoger en weer naar beneden en dan weer hoger en daar bleef hij hangen, waarbij hij tijdens het masseren met zijn vingers over de vagina van [slachtoffer 2] ging. [slachtoffer 2] ging verzitten en ook verdachte ging verzitten. Volgens [slachtoffer 2] duurde het schampen van verdachtes vingers over haar badkleding langs haar vagina wel een minuut of vijf. [3] Na het verzitten ging verdachte door met voelen maar [slachtoffer 2] ging steeds weer verzitten. [4] Nadat [slachtoffer 2] de jacuzzi had verlaten, heeft zij direct het voorval aan haar moeder verteld. [5] Die zag dat [slachtoffer 2] paniekerig en heel erg aangeslagen was. [slachtoffer 2] vertelde haar dat verdachte met zijn handen aan haar zat op plaatsen waar dat niet mag. [6] Op MSN heeft [slachtoffer 2] in delen tegen [slachtoffer 3] verteld wat verdachte bij haar had gedaan. [7] Dat verdachte ging kriebelen aan haar been en dan steeds verder naar boven ging, waardoor hij te dicht bij haar kwam. [8] [slachtoffer 2] had contact met [slachtoffer 3] gezocht, omdat men zich in het gezin [slachtoffers 1 en 2] zorgen om haar - [slachtoffer 3] - maakte. [9]
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
Op 7 februari 2011 heeft een informatief gesprek bij de politie plaatsgevonden met [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum slo 3] [10] . In dat informatieve gesprek vertelde [slachtoffer 3] dat zij en haar ouders ook na de verhuizing nog steeds close omgingen met de buren waar ze vroeger naast woonden. Op een gegeven moment begon die buurman,[voornaam verdachte] genaamd, aan haar te zitten en zei hij dat hij van haar hield. Dat ‘aan haar zitten’ ging steeds verder. Hij zat aan haar borsten en aan haar vagina, eerst over haar kleding, maar later ook daaronder. Het gebeurde voor het eerst in het huis van verdachte in [woonplaats] toen [slachtoffer 3] nog op het OPDC zat, het eerste jaar na de basisschool. Als [slachtoffer 3] zich in de badkamer ging omkleden nadat zij in de jacuzzi was geweest, haalde die buurman gauw een handdoek uit de badkamer en zag hij een uitgelezen kans haar daar te ontmoeten. Als [slachtoffer 3] niet meewerkte zou die buurman het huis van haar ouders afpakken. [slachtoffer 3] is tweemaal zonder haar ouders met buurman [voornaam verdachte] en diens gezin mee geweest op vakantie, te weten naar Tunesië en naar Turkije. Daar deed buurman [voornaam verdachte] hetzelfde als hij al eerder bij haar had gedaan. Ook moest [slachtoffer 3] de penis van buurman [voornaam verdachte] aanraken en vasthouden. In de tweede klas van de middelbare school heeft zij hierover met haar vriendin [vriendin slachtoffer 3] gesproken en ruim vier maanden vóór het informatieve gesprek met de politie ook met haar vriend [vriend slachtoffer 3]. Ook heeft zij het uiteindelijk aan haar ouders verteld. [11]
Op 8 januari 2013 heeft mevrouw[moeder slachtoffer 3], de moeder van [slachtoffer 3], namens [slachtoffer 3] aangifte gedaan van het gedurende geruime tijd seksueel misbruiken van [slachtoffer 3] door [verdachte], verdachte. Het misbruik begon toen [slachtoffer 3] 12 jaar was en duurde ongeveer tot haar 15,5-jarige leeftijd. De familie [achternaam verdachte] had een zwemspa en een jacuzzi in de tuin, waar [slachtoffer 3] ook zonder haar ouders naar toe ging. In mei 2009 viel het gedrag van [slachtoffer 3] jegens verdachte op. Dan zei ze tegen hem: “rot op, zout op, ik heb er geen zin in”. Eerder had zij zich ook al eens vreemd gedragen op Schiphol nadat ze een nacht bij verdachte had gelogeerd. Ze wilde niet meer mee op vakantie. [12] Uit de stempels in het paspoort van [slachtoffer 3] blijkt, dat de vakanties in Tunesië en in Turkije hebben plaatsgevonden in respectievelijk de krokusvakantie 2009 en de meivakantie 2009. [13]
[slachtoffer 3] heeft aan klasgenote [vriendin slachtoffer 3] verteld dat ze door de vader van het gezin, waar ze vaak naar toe ging, hele weekenden verbleef en mee op vakantie ging, seksueel was misbruikt. [14] Ook tegen [vriend slachtoffer 3], met wie ze in de periode 2009/2010 ruim een jaar verkering had, heeft ze over het seksuele misbruik verteld. Het duurde een hele tijd voordat er tussen [slachtoffer 3] en [vriend slachtoffer 3] sprake was van een seksuele relatie. Op een gegeven moment, toen zij anderhalf tot twee maanden verkering hadden, vertelde ze zelf over het misbruik door een vriend van haar ouders, genaamd[voornaam verdachte]. [15] Tijdens een chatgesprek met [vriend slachtoffer 3] op 25 september 2010 vertelt [slachtoffer 3] dat het misbruik door die vroegere buurman zeker anderhalf jaar heeft geduurd. Ze heeft haar ouders nooit over het misbruik verteld, omdat die buurman zei dat zijn gehandicapte zoon dan van hem afgepakt zou worden. Die zoon was alles voor [slachtoffer 3] en ze vond dat ze hem dat niet kon aandoen. [16]
Tijdens een chatgesprek met [slachtoffer 2] vertelde [slachtoffer 3], nadat [slachtoffer 2] had verteld dat verdachte wel eens aan haar been zat en dan naar boven ging kriebelen, dat verdachte bij haar ook wel dingen probeert. [17]
Ook aan [psycholoog], in wiens praktijk voor psychologische en psychosociale vraagstukken [slachtoffer 3] vanaf 15 maart 2012 onder behandeling was, heeft [slachtoffer 3] verteld dat ze seksueel was misbruikt door een vriend van haar ouders. Dat gebeurde vaak in de jacuzzi of in een bad. Die vriend van haar ouders betastte haar borsten en [slachtoffer 3] moest zijn geslachtsorgaan vastpakken en allerlei seksuele handelingen doen. Het ging vooral om handelingen, gericht op het geslachtsdeel van die man. Het gebeurde meerdere malen en [slachtoffer 3] kon daar als kind geen weerstand tegen bieden. [18]
Op vragen van de politie op welke manieren hij contact had met [slachtoffer 3] en of hij contact met haar had via de computer antwoordde verdachte in het tweede van hem afgenomen verhoor dat hij eenmaal met [slachtoffer 3] had geskypt, maar dat hij de andere dingen, daarmee verwijzend naar MSN, Hyves en Facebook, overliet aan zijn vrouw. [19]
In de laptop van [slachtoffer 3] zijn echter 25 chatgesprekken (MSN) aangetroffen tussen [slachtoffer 3] en de chatnaam ‘[verdachte].xml, gevoerd in de periode tussen 11 september 2009 en 31 oktober 2010. De MSN-namen die [verdachte] in de gesprekken met [slachtoffer 3] gebruikt zijn: “[voornaam verdachte]”, “die super kanjer is er weer …. Ja [voornaam verdachte]”, [voornaam verdachte] is the best” of “[verdachte]”. In 19 van die gesprekken wordt het initiatief door[verdachte] genomen, zesmaal begint [slachtoffer 3] het gesprek. Er worden gesprekken gevoerd als:
11-9-2009 om 19.43.05 uur[voornaam verdachte]: je bent gewoon een kanjer
19.43.30
uur [voornaam verdachte]: je bent een toppertje
19.53.05
uur [voornaam verdachte]: of omdat we elkaar gewoon een beeeeetje mogen
19.53.54
uur [voornaam verdachte]: nou ik mag jou heel erg
20.05.27
uur [voornaam verdachte]: nou ja je weet het voor het weekend als je ff wat anders wilt dan bel je maar, we gaan dan gewoon ergens heen. [echtgenote van verdachte] wil nog geen visite. Dus als je wilt dan bel je maar en dan gaan we wat leuks doen
15-9-2009 om 16.53.27 uur [voornaam verdachte]: dat ik ‘doordat we zo veel leuke dingen hebben gedaan
‘ik dat miste met [echtgenote van verdachte]
15-9-2009 om 21.15.50 uur die super kanjer is er weer .. ja [voornaam verdachte]: ze heeft/hebben jou
eerst uit je tent gelokt om mij mee aan te vallen. Als jij verder hiervan niets tegen je ouders zou hebben gezegd; kan ze het nog een keet doen!
23-9-2009 om 18.25.58 uur die super kanjer is er weer .. ja [voornaam verdachte]: oh, hoe zal ik je dan
liefkozend noemen dan???
23-9-2009 om 18.28.18 uur die super kanjer is er weer .. ja [voornaam verdachte]: dus ik mag geen mop, of
droppie of ukkie of wat dan ook zeggen tegen je, terwijl ik dat lief bedoel?
25-9-2009 om 23.13.23 uur die super kanjer is er weer .. ja [voornaam verdachte]: in je bed blijven liggen
dan? Hahahaha als een soort Doornroosje .. kom ik zondag op een wit paard
29-9-2009 om 21.03.25 uur die super kanjer is er weer .. ja [voornaam verdachte]: nou wat ben jij schoon
Ik ruik het door het beeld heen
Heb je de pyjama al aan
18-10-2009 om 16.22.42 uur [voornaam verdachte]: ik geef de laptop ff aan [echtgenote van verdachte], ik kom net uit de
douche, nakend …zit ik nu te typen!!!!
24-5-2010 om 20.15.29 uur [verdachte]: ik .. ff douchen met [echtgenote van verdachte]
Doe je mee? [20]
Verdachte heeft ter terechtzitting toegegeven dat hij een groot deel van deze gesprekken met [slachtoffer 3] heeft gevoerd. [21]
4.7.Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 2:
De ten laste gelegde ontuchtige handelingen vinden hun bewijs primair in de aangifte van [slachtoffer 2]. Naar het oordeel van de rechtbank is die aangifte puur en authentiek. Ondanks het verloop van de tijd kan niet worden gesteld dat de inhoud van de aangifte is “aangedikt”. Steun voor de verklaring van aangeefster vindt de rechtbank in de verklaring van de moeder van [slachtoffer 2], waaruit blijkt dat [slachtoffer 2] direct na het voorval paniekerig en erg aangeslagen was en ook direct heeft verteld dat verdachte bij haar aan plaatsen zat waar dat niet mag. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke emotionele reactie past bij de aard van de verweten handelingen. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] via MSN contact gezocht met [slachtoffer 3], omdat zij vermoedde dat verdachte ook bij haar dergelijke handelingen verrichtte. In de door de moeder waargenomen reactie van [slachtoffer 2] direct na het voorval en de bezorgdheid van [slachtoffer 2] om [slachtoffer 3] ziet de rechtbank voldoende steun voor een bewezenverklaring. Het verweer van verdachte, dat betasting gezien de zitposities in de jacuzzi onmogelijk was, heeft – als daaraan al betekenis moet worden toegekend – betrekking op een ander hem verweten incident en niet op de situatie dat hij nog slechts met [slachtoffer 2] in de jacuzzi zat.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair:
Als basis voor het bewijs van de ten laste gelegde ontuchtige handelingen dient het proces-verbaal van het informatieve gesprek dat met [slachtoffer 3] is gevoerd. Als ondersteuning voor de betrouwbaarheid van hetgeen door [slachtoffer 3] is verklaard in het informatieve gesprek gebruikt de rechtbank de eerdere mededelingen van het misbruik aan[vriendin slachtoffer 3] en [vriend slachtoffer 3]. De rechtbank ziet daarnaast, als belangrijk steunbewijs uit andere bron, de chatgesprekken tussen verdachte en [slachtoffer 3], waarvan onder de redengevende feiten en omstandigheden een aantal voorbeelden is gegeven. Wat opvalt uit het overzicht en de inhoud van de gesprekken is, dat verdachte vaak het initiatief nam en dat [slachtoffer 3] daar niet steeds, maar wel vaak afhoudend of afwijzend op reageerde en dat verdachte veelvuldig opmerkingen maakte die enige seksuele lading lijken te hebben of waarmee verdachte het gesprek in een seksuele of amoureuze context lijkt te willen sturen. Daarbij valt tevens op dat verdachte zich niet veel lijkt aan te trekken van een afwijzende houding van [slachtoffer 3].
Hoewel verdachte in eerste instantie bij de politie heeft aangegeven dat hij eenmaal had geskypt met [slachtoffer 3] en verder niets op de computer met
social mediadeed, heeft hij ter terechtzitting toegegeven dat hij (in ieder geval het merendeel) van de chatgesprekken heeft gevoerd. Ter terechtzitting over deze gesprekken ondervraagd, heeft verdachte vervolgens ontkend dat zijn opmerkingen in die gesprekken enige seksuele of amoureuze lading hadden. Zo heeft hij gezegd in de verwijzing naar ‘Doornroosje en de prins op het witte paard’ niet een dergelijke betekenis te zien als een prins op het witte paard die bij zijn grote geliefde langs komt. Verdachte heeft daarover ter terechtzitting verklaard dat de prins op het witte paard de geliefde wakker kust. Verdachte heeft gezegd: “Als zij Doornroosje wil zijn, ben ik de prins. Ik vind dat niet opmerkelijk”. Ten aanzien van de in een chatgesprek gestelde vraag of [slachtoffer 3] erbij wil zijn als verdachte gaat douchen met zijn echtgenote [echtgenote van verdachte] heeft verdachte ter terechtzitting aangegeven dat hij daarop geen reactie heeft en dat de conclusie, dat [slachtoffer 3] mee zou gaan de douche in, door de rechter is getrokken.
De rechtbank merkt de hierboven aangehaalde verklaring van verdachte bij de politie dat hij geen chatgesprekken heeft gevoerd met [slachtoffer 3], aan als een kennelijk leugenachtige verklaring die is bedoeld om de waarheid te bemantelen, namelijk dat verdachte [slachtoffer 3] in chatgesprekken op een seksueel en/of amoureus getinte wijze benaderde. Deze kennelijk leugenachtige verklaring en de chatgesprekken zelf vormen steunbewijs, afkomstig uit een andere bron, voor de verklaring van [slachtoffer 3] in het informatieve gesprek bij de politie. In dit steunbewijs ziet de rechtbank bevestigd dat verdachte [slachtoffer 3] op een seksueel getinte manier benaderde en haar dus kennelijk seksueel aantrekkelijk vond, dat zij deze avances niet prettig vond en niet aanmoedigde en dat verdachte zich aan haar afwijzende en afwerende reacties niet veel gelegen liet liggen. De door haar zeer ongeloofwaardig geachte ontkenning van verdachte dat de hem voorgehouden passages een seksuele of amoureuze lading hebben, sterkt de rechtbank in de overtuiging dat uit deze bewijsmiddelen de genoemde conclusies mogen worden getrokken. Daarmee is het kwantitatieve bewijsminimum gehaald.
De vraag of ook voldaan is aan het ‘kwalitatieve bewijsminimum’, in het bijzonder van belang omdat [slachtoffer 3] niet kon worden gehoord en de verdediging haar dus niet op betrouwbaarheid heeft kunnen toetsen, is een andere vraag. Daarom heeft de rechtbank eisen gesteld aan steun voor de betrouwbaarheid van [slachtoffer 3] verklaring. Zij heeft die steun gevonden in de gesprekken van [slachtoffer 3] met[vriendin slachtoffer 3] en met [vriend slachtoffer 3], waarin zij heeft verteld over het seksueel misbruik door verdachte, op een moment dat nog helemaal geen sprake is van een (op handen zijnde aangifte). Over die betrouwbaarheid heeft de rechtbank onder het kopje ‘Bespreking van op bewijsuitsluiting gerichte verweren’ al geoordeeld.
Het door verdachte aangevoerde misbruik van [slachtoffer 3] door haar opa wordt niet door enige andere verklaring in het dossier ondersteund. Evenmin is er in de chatgesprekken enig aanknopingspunt in die richting te vinden.
4.8.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de als feiten 2 en 3 subsidiair ten laste gelegde gedragingen heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 2:
hij op 31 december 2008 te [woonplaats], gemeente [X], met [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slo 2], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het over de badkleding betasten
of aanraken van de schaamstreek van die [slachtoffer 2], terwijl verdachte met die [slachtoffer 2] in de jacuzzi zat.
Feit 3: subsidiair
hij in de periode van 1 maart 2007 tot en met 1 december 2009 op verschillende tijdstippen te [woonplaats], gemeente [X], en in Tunesië en in Turkije met [slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum slo 3], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte (telkens)
- de borsten en de vagina/schaamstreek van die [slachtoffer 3] over en onder de kleding betast en
- zijn penis door die [slachtoffer 3] doen of laten vasthouden en betasten .
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 2:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Ten aanzien van feit 3:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van de periode die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich, als een pater familias van verschillende gezinnen (gezin van verdachte, van de familie [slachtoffers 1 en 2] en de familie [slachtoffer 3]) opgesteld. Hij genoot in die positie een volledig vertrouwen. Onder die omstandigheden heeft hij zich over een aanzienlijke periode schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 3] die toen 13 tot 15 jaar oud was en voorts aan het op oudejaarsavond 2008 plegen van ontucht met de vijftienjarige dochter [slachtoffer 2] van het gezin [slachtoffers 1 en 2]. De rechtbank rekent verdachte in het geval van [slachtoffer 3] zwaar aan dat hij de minderjarige dochter van vrienden van hem seksueel heeft misbruikt. Zij wist niet hoe zij met dat verhaal naar buiten moest komen en heeft daar zeer onder geleden. Ten aanzien van [slachtoffer 2] rekent de rechtbank verdachte aan dat hij met zijn onbetamelijke gedrag de sociaal-ethische norm heeft overschreden. Door geen rekening te houden met de belangen en onschuld van de jeugdige slachtoffers heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Daarmee heeft verdachte niet alleen het vertrouwen van de slachtoffers aangetast, maar ook misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de bevriende echtparen in hem stelden.
De reclassering heeft zich in een op 5 september 2013 uitgebrachte rapportage onthouden van advies omdat het om een ontkennende verdachte gaat. De reclassering ziet geen contra-indicaties of belemmerende factoren voor een werkstraf. Er is geen nieuw reclasseringsrapport opgemaakt.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat bij de sanctietoepassing in deze zaak niet behoeft te worden uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Uit een oogpunt van vergelding en daarnaast voorkoming van nieuwe strafbare feiten acht zij oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een forse onvoorwaardelijke werkstraf het meest passend. De rechtbank houdt er in haar strafoplegging rekening mee dat verdachte is vrijgesproken van aanranding van [slachtoffer 1]. Daarnaast betreft het feiten die al geruime tijd geleden zijn gepleegd. Verdachte heeft nadien geen nieuwe strafbare feiten gepleegd en heeft een blanco strafblad. Bovendien heeft de rechtbank rekening gehouden met wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd.

8.Vorderingen van de benadeelde partijen

8.1.
De vorderingen
[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft vóór aanvang van de terechtzitting een vordering tot schadevergoeding van € 520,00 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de als feit 1 ten laste gelegde gedraging zou hebben geleden. [slachtoffer 1] wordt in de procedure bijgestaan door mr. E.M. Diesfeldt, advocaat te Alkmaar.
[slachtoffer 2]
Namens de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft mr. E.M. Diesfeldt, advocaat te Alkmaar, vóór aanvang van de terechtzitting een vordering tot schadevergoeding van € 536,74 ingediend bestaande uit materiële en immateriële schade die [slachtoffer 2] als gevolg van de als feit 2 ten laste gelegde gedraging zou hebben geleden.
De ouders van[slachtoffer 3]
Mr. M.R. Bruins heeft namens de ouders van [slachtoffer 3] vóór aanvang van de terechtzitting een vordering tot schadevergoeding van € 704,16 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, die zij als gevolg van de als feit 3 ten laste gelegde gedragingen zouden hebben geleden. De bijstand in de procedure is door mr. J.M. Comans-Diesfeldt, advocaat te Alkmaar, overgenomen van mr. Bruins.
8.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen geheel kunnen worden toegewezen nu deze voldoende onderbouwd en redelijk zijn. De officier van justitie heeft voorts verzocht de wettelijke rente alsmede de corresponderende schadevergoedingsmaatregelen op te leggen.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]:
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade (€ 36,74) aan gemaakte reiskosten rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde gedraging, ten laste gelegd als feit 2. Ter onderbouwing van de immateriële schade is een uitspraak uit de smartengeldgids bijgevoegd betreffende een poging tot verkrachting (aanranding) van een zwakbegaafde vrouw die was opgesloten. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het niet om een geheel vergelijkbare situatie nu in de onderhavige zaak geen sprake was van opsluiting. De rechtbank acht een bedrag van € 250,00 ter vergoeding van de immateriële schade redelijk en billijk. De vordering kan derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 286,74.
De rechtbank zal de vordering aan immateriële schade voor het overige niet ontvankelijk verklaren.
Ten aanzien van de vordering van de ouders van [slachtoffer 3]:
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade (€ 704,16) aan gemaakte reiskosten en kosten in verband met opgenomen verlof rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit, ten laste gelegd als feit 3 subsidiair. De vordering is voldoende onderbouwd en kan derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2011.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen, ten laste gelegd als feiten 2en 3 subsidiair [kort gezegd: het plegen van ontuchtige handelingen met meisjes die nog geen zestien jaar zijn] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 1]:
De rechtbank is van oordeel dat nu niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder 1 is ten laste gelegd, de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet in de vordering, die betrekking heeft op de als feit 1 ten laste gelegde gedraging, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet ontvankelijk is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte als feiten 1 en 3 primair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de als feiten 2en 3 subsidiair ten laste gelegde gedragingen heeft begaan zoals hiervoor onder 4.8 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 4.8. bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
vier maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdenveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdentwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdacht vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht voor zover die tijd niet bij een andere straf in mindering is gebracht, met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag hechtenis, in mindering worden gebracht.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 286,74(zegge: tweehonderdzesentachtig euro en vierenzeventig cent) bestaande uit € 36,74 voor de materiële en € 250,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer 2], [adres slachtoffer 2], tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in haar vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 286,74 (zegge: tweehonderdzesentachtig euro en vierenzeventig cent), bestaande uit € 36,74 voor de materiële en € 250,00 voor de immateriële schade, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
de ouders van [slachtoffer 3]geleden schade tot een bedrag van
€ 704,16(zegge: zevenhonderdenvier euro en zestien cent) bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2011 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan de gemachtigde van de benadeelde partij, Diesfeldt Advocaten, Stationsweg 36, 1815 CC Alkmaar, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de ouders van [slachtoffer 3] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 704,16 (zegge: zevenhonderdenvier euro en zestien cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2011, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
14 (veertien) dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter,
mr. G.A.M. van Dijk en mr. M.F. Ferdinandusse, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. C.M.A. van der Meij,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 juni 2014.
Mr. Ferdinandusse is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Een geschrift, zijnde een geboorteakte van [slachtoffer 2], afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Heerhugowaard op 7 augustus 2013, separaat.
3.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013012746-1 van 7 maart 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], dossier, p. 242 (midden) en p. 243 (midden)/ 244 (boven).
4.Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL10RR-2013012747-6 van 20 maart 2014, inhoudende de verbatim uitwerking van het informatieve gesprek met [slachtoffer 2] op 4 februari 2013, separaat, p. 4.
5.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013012746-1 van 7 maart 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], dossier, p. 244.
6.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10RR 2013012747-3 van 11 maart 2013, inhoudende de verklaring van [moeder slachtoffers 1 en 2], dossier, p. 110.
7.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013012746-1 van 7 maart 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], dossier p. 246.
8.Een geschrift, zijnde de schriftelijke weergave van het chatgesprek tussen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op 3 september 2009, dossier, p. 154 t/m 156.
9.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2013012746-1 van 7 maart 2013, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2], dossier, p. 246.
10.Een geschrift, zijnde een geboorteakte van[slachtoffer 3], afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Hoorn op 31 juli 2013, separaat.
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL10RR 2011011941-26 van 1 april 2014, inhoudende de verbatim uitwerking van het informatieve gesprek met [slachtoffer 3] op 7 februari 2011, separaat, p. 3 t/m 9, 11, 13 en 14.
12.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL10RR 2011011941-1 van 8 januari 2013, inhoudende de verklaring van [moeder slachtoffer 3], dossier, p. 65 (onder) en 66 (midden) t/m 67.
13.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10RR 2011011941-4 van 12 januari 2013, inhoudende de verklaring van [moeder slachtoffer 3], dossier, p. 77 en 78.
14.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10RR 2011011941-9 van 6 februari 2013, inhoudende de verklaring van [vriendin slachtoffer 3], dossier, p. 105.
15.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10RR 2011011941-5 van 22 januari 2013, inhoudende de verklaring van [vriend slachtoffer 3], dossier, p. 95 t/m 97.
16.Proces-verbaal van bevindingen met bijlage met nummer PL10RR 2011011941-11 van 25 maart 2013, dossier, p. 116 en 120 t/m 122.
17.Proces-verbaal van bevindingen met bijlage met nummer PL10RR 2011011941-24 van 26 april 2013, dossier, p. 140 en 154.
18.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10RR 2011011941-6 van 24 januari 2013, inhoudende de verklaring van [psycholoog], dossier, p. 100 t/m 102.
19.Proces-verbaal van verhoor met nummer PL10RR 2011011941-18 van 16 april 2013, inhoudende de verklaring van verdachte, dossier, p. 42 en 43.
20.Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen met nummer PL10RR 2011011941-23 van 29 april 2013, dossier, p. 168, 173, 174, 175, 177, 188, 189, 192, 196, 207 en 215.
21.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 mei 2014.