ECLI:NL:RBNHO:2014:5267

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
6 juni 2014
Zaaknummer
AWB-13_1418
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van omgevingsvergunning voor de aanleg van de Oosttangent in Heerhugowaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde R.G.M.F. Lantman, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 28 juni 2013, waarbij haar bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning voor de aanleg van de Oosttangent tussen de Rustenburgerweg en de Beukenlaan ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning niet voldeed aan de vereisten van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), omdat de aanvraag niet voorzag in de benodigde toestemming voor de verandering van de kruising Oosttangent – Zuidtangent in een rotonde. De rechtbank oordeelde dat de rotonde deels binnen de bestemming 'Groen' ligt, wat in strijd is met het bestemmingsplan. Hierdoor is het bestreden besluit vernietigd en is verweerder opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, waarbij zij de gelegenheid krijgt om de aanvraag aan te passen. Tevens is verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 13/1418

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2014 in de zaak tussen

[naam], te [woonplaats], eiseres
(gemachtigde: R.G.M.F. Lantman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 december 2012 heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend aan de gemeente Heerhugowaard voor de aanleg van de Oosttangent tussen de Rustenburgerweg en de Beukenlaan en de reconstructie van de kruising Oosttangent – Zuidtangent.
Bij besluit van 28 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2013. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden A.R. Breetveld, drs. P. Rentink en B. Klijn.
Met toepassing van het bepaalde in artikel 8:66, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft de rechtbank de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.1 Het project waarvoor de omgevingsvergunning is gevraagd ziet op de aanleg van de Oosttangent tussen de Rustenburgerweg en de Beukenlaan en de reconstructie van de kruising Oosttangent – Zuidtangent en omvat het bouwen van een geluidsscherm en een geluidskorf bij de aan te leggen rotonde op de kruising van de Zuidtangent en de Oosttangent, het kappen van houtopstanden, het aanleggen van de Oosttangent tussen de Rustenburgerweg en de Beukenlaan met grondwallen en geluidswanden en de verbreding van de Oostertocht alsmede het verrichten van handelingen met gevolgen voor beschermde plant- en diersoorten.
1.2 Bij besluit van 17 december 2012 is ten behoeve van het project een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten:
- het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo;
- het kappen van bomen als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder g van de Wabo
- het uitvoeren van een werk of werkzaamheden als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder b van de Wabo en het
- verrichten van handelingen met gevolgen voor beschermde plant- en diersoorten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo.
2.1 Eiseres stelt dat het project in strijd is met het bestemmingsplan omdat de bestektekening voor wat betreft de geluidsschermen afwijkt van de verbeelding.
2.2 Op de betreffende gronden vigeert het bestemmingsplan “Oosttangent tussen Rustenburgerweg en Beukenlaan”. Op de verbeelding zijn nabij de woning aan de [adres] een geluidskorf en een grondwal ingetekend in de bestemming “Groen”. Deze geluidskorf en grondwal zijn op de verbeelding voorzien van de aanduiding geluidwerende maatregelen, aangeduid als “gw”. In de planregels is over de aanduiding “gw” niets opgenomen. Op grond van artikel 6.1, aanhef en onder b van de planregels zijn de op de verbeelding voor groen aangewezen gronden bestemd voor geluidwallen en schermen.
2.3 De rechtbank stelt vast dat de in het onderhavige project opgenomen grondwallen, geluidsschermen en geluidskorven niet alle zijn beoogd op de plek waarop deze op de verbeelding zijn ingetekend. Deze door eiseres bedoelde voorzieningen zijn evenwel alle opgenomen in de bestemming “Groen”, waarbinnen deze zijn toegestaan. Van strijd met het bestemmingsplan is dan ook geen sprake. Het betoog van eiseres faalt derhalve.
3.
Eiseres stelt verder dat het besluit had moeten voorzien in de aanleg van een bypass bij de rotonde Oosttangent – Rustenburgerweg. Daarin volgt de rechtbank haar niet. Het bestemmingsplan voorziet weliswaar in de aanleg van een dergelijke bypass, maar nu de onderhavige aanvraag daarop niet ziet – de bypass is op de projecttekening ook niet ingetekend – strekt de verleende omgevingsvergunning terecht niet ook tot realisatie van bedoelde bypass.
4.1
Eiseres stelt verder dat de in het project opgenomen rotonde niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan omdat een deel daarvan is gelegen in de bestemming “Groen”.
4.2
De op de verbeelding ingetekende rotonde heeft de bestemming “Verkeer”. Op grond van artikel 3, aanhef en onder a van de planregels zijn de op de plankaart voor verkeer aangewezen gronden bestemd voor wegen en straten. Het stuk grond gelegen in het centrum van de op de verbeelding ingetekende rotonde heeft de bestemming “Groen”. Op grond van artikel 6.1, aanhef en onder – voor zover hier van belang – k van de planregels zijn de op de plantkaart voor groen aangewezen gronden bestemd voor verkeersvoorzieningen.
4.3
De rechtbank stelt vast, hetgeen ter zitting desgevraagd door verweerder ook is bevestigd, dat de verbeelding en de nadien opgemaakte projecttekening (die ten grondslag ligt aan de aanvraag en de vergunning) van elkaar verschillen. De rotonde op de projecttekening is kleiner dan de rotonde die op de verbeelding is ingetekend. De rechtbank stelt voorts vast, hetgeen tussen partijen ook niet in geschil is, dat als gevolg van de verkleining van de rotonde een deel daarvan binnen de bestemming “Groen” ligt.
4.4
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat een weg niet kan worden aangemerkt als een verkeersvoorziening. Daartoe overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 maart 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP8732), dat onder de bestemming “Groen” in het bestemmingsplan “Oosttangent tussen Rustenburgerweg en Beukenlaan” blijkens de definitie in de planregels wel verkeersvoorzieningen vallen, maar geen wegen. Omdat de beoogde rotonde deels ligt binnen de bestemming “Groen”, is het project dan ook in strijd met het bestemmingsplan. Dit betekent dat voor de verandering van de kruising Oosttangent – Zuidtangent in een rotonde een toestemming is vereist als bedoeld in artikel
2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo. Verweerder heeft niet onderkend dat de aanvraag om omgevingsvergunning ten onrechte niet voorzag in het verkrijgen van deze toestemming en heeft de aanvrager derhalve ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen.
De omstandigheid dat de omgevingsvergunning ten behoeve van de rotonde wel lijkt te voorzien in een toestemming voor de activiteit bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo en de activiteit het aanleggen van een weg of verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder d van de Wabo, doet aan het voorgaande niet af. Voor het realiseren van de beoogde rotonde zijn deze toestemmingen niet vereist. De realisatie van de rotonde behelst immers niet het bouwen van een bouwwerk. Verder is in het bestemmingsplan niet bepaald dat voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder d van de Wabo gelezen in samenhang met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wabo.
4.5
Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking wegens strijd met het bepaalde in artikel 2.7, eerste lid van de Wabo, nu het project blijkens de projecttekening en de bewoordingen van de aanvraag wel voorziet in de realisatie van de rotonde op de kruising van de Zuidtangent en de Oosttangent, maar de aanvraag noch het besluit voorzien in een toestemming voor de activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wabo.
Het bestreden besluit zal worden vernietigd en verweerder zal opnieuw op het door eiseres gemaakte bezwaar moeten beslissen, waarbij eiser in de gelegenheid dient te worden gesteld de aanvraag aan te passen. Verweerder zal zich bij dat nieuwe besluit, ook gelet op de (mogelijk) te voeren voorbereidingsprocedure, rekenschap moeten geven van de consequenties voor het primaire besluit. De rechtbank ziet geen mogelijkheid het geschil finaal te beslechten omdat de keuze om al dan niet aan het project mee te werken tot verweerders discretionaire bevoegdheid behoort.
5.
De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de reis- en verletkosten van de gemachtigde van eiseres. De totaal door verweerder te vergoeden kosten bedragen
€ 112,48 (bestaande uit een bedrag van € 16,40 aan reiskosten en een bedrag van € 86,08 aan verletkosten).
6.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,00 aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 112,48.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kaajan, voorzitter, mr. B. Liefting-Voogd en
mr. D.M. de Feijter, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.
griffier voorzitter
w.g. Van der Vlugt w.g. Kaajan
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.