ECLI:NL:RBNHO:2014:5268

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 juni 2014
Publicatiedatum
6 juni 2014
Zaaknummer
AWB-13_1428
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur door de gemeente Heerhugowaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 juni 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [naam eiser], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard. Eiser had op 11 maart 2013 een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om bepaalde documenten te ontvangen, maar dit verzoek werd door verweerder afgewezen. Eiser heeft vervolgens bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 27 februari 2014 heeft eiser zijn verzoeken toegelicht, waarbij hij onder andere vroeg om bevestiging van geluidsbelasting en informatie over akoestische onderzoeken. De rechtbank heeft overwogen dat de verzoeken onder a), c), e) en h) niet als Wob-verzoeken konden worden aangemerkt, omdat ze enkel om bevestiging van standpunten vroegen en niet om feitelijke informatie. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich terecht op het standpunt had gesteld dat deze verzoeken niet ontvankelijk waren.

De rechtbank heeft echter vastgesteld dat verweerder ten onrechte het bezwaar van eiser tegen de afwijzing van deze verzoeken als ongegrond had verklaard, terwijl het bezwaar in feite niet-ontvankelijk had moeten worden verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 13/1428

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2014 in de zaak tussen

[naam eiser], te [woonplaats], eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 11 maart 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd de door eiser op grond van de Wet openbaarheid bestuur (Wob) opgevraagde stukken te verstrekken.
Bij besluit van 25 juni 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2014. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde A.R. Breetveld,
drs. P. Rentink en B. Klijn.

Overwegingen

1.
Voor zover voor het onderhavige geding nog van belang, heeft eiser verweerder verzocht om:
a. a) de bevestiging dat de gemeente Heerhugowaard het nieuwe wegdeel van de Oosttangent tussen Zuidtangent en Beukenlaan al dan niet als een reconstructiesituatie beschouwt;
b) enerzijds de hoogte van de geluidsbelasting van [adres] ten gevolge van de Oosttangent ten zuiden van de Zuidtangent en anderzijds de hoogte van de geluidsbelasting van [adres] ten gevolge van de Oosttangent ten noorden van de Zuidtangent;
c) de bevestiging van de gemeente Heerhugowaard dat [naam eiser] gelijk heeft met de opmerking “Uit bijlage 1.2 blijkt dat er bij de woningen [perceel 1], [perceel 2] en [perceel 3] sprake is van een toename van de geluidsbelasting van respectievelijk 3,0 dB, 2,2 dB en 2,5 dB. Bij [adres] zou echter sprake zijn van een afname van de geluidsbelasting. Dit kan niet anders dan onjuist zijn, aangezien [adres] tussen [perceel 1] en [perceel 2] in ligt.”, dan wel een uitleg van de gemeente Heerhugowaard waarom [naam eiser] met deze opmerking geen gelijk heeft;
d) een isofonen-overzicht waaruit de geluidsgolven ten gevolge van de Zuidtangent blijken, zowel voor de situatie-2007, als voor de situatie in 2020 zonder maatregelen als voor de situatie in 2020 met maatregelen, alsmede een korte toelichting waardoor de bijzonder vreemde verschillen in geluidsbelasting ten gevolge van de Zuidtangent ontstaan;
e) de bevestiging van de gemeente Heerhugowaard of in het aanvullende akoestisch onderzoek uit 2012 het grotere geluidsgat nabij [adres] wel of niet is meegenomen;
h) de bevestiging van de gemeente Heerhugowaard of in de akoestische-onderzoeksrapporten uit 2008 en 2012 ten aanzien van de rotonde Zuidtangent-Lommerhof-Oosttangent al dan niet de cumulatieve waarde van de geluidsbelasting is opgenomen;
i. i) de correspondentie tussen de gemeente Heerhugowaard en de heer Wiarda (van Langhout & Wiarda) omtrent de cumulatieve geluidsbelasting van [adres] en naastgelegen woningen;
j) de onderzoeksresultaten betreffende de gecumuleerde geluidsbelasting van [adres] en naastgelegen woningen;
2.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoeken onder a), e) en h) niet kunnen worden aangemerkt als verzoeken om informatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wob. Daarbij is van belang dat de onder a), e) en h) geformuleerde verzoeken enkel zien op het verkrijgen van een formele bevestiging van uitgangspunten en door eiser getrokken conclusies die betrekking hebben op de procedure over de omgevingsvergunning. Het verkrijgen van een bevestiging van een ingenomen standpunt kan niet worden aangemerkt als een verzoek op grond van de Wob. Overigens is door verweerder ter zitting aan eiser ter zake van het verzoek geformuleerd onder a) bevestigd dat het deel van de weg gelegen rechts van de rotonde een nieuwe situatie betreft en dat voor het overige sprake is van een reconstructiesituatie. Verweerder heeft ter zitting ook bevestigd dat in de geluidsberekeningen rekening is gehouden met de in het aanvullend akoestisch onderzoek opgenomen wijzigingen, waarmee, zo heeft eiser ook bevestigd, aan het verzoek onder e) is voldaan. Verweerder heeft ter zitting verder aangegeven dat van cumulatieve berekeningen als bedoeld onder h) geen sprake is.
2.2
Ook het door eiser onder c) geformuleerde verzoek is door verweerder terecht niet aangemerkt als een Wob-verzoek. Ter zitting is door eiser desgevraagd aangegeven dat hij met zijn verzoek, geformuleerd onder c), heeft beoogd een toelichting te krijgen op het geluidsrapport dat op 10 december 2012 is opgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank strekt de Wob er niet toe een toelichting te verkrijgen op stukken die in een procedure zijn ingebracht. Daarbij komt dat eiser verweerder niet om een feitelijke toelichting heeft gevraagd, maar volgt uit hetgeen eiser in de stukken en ook ter zitting naar voren heeft gebracht dat eiser zich niet kan verenigen met de inhoud en de conclusies van het geluidsrapport. Een dergelijke stelling kan in de onderhavige procedure geen rol spelen.
2.3
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de onder a), c), e) en h) geformuleerde verzoeken niet kunnen worden aangemerkt als verzoeken om informatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wob. Verweerder heeft evenwel miskend dat eiser om die reden niet kon worden ontvangen in zijn bezwaar gericht tegen de afwijzing van deze onder a), c), e) en h) geformuleerde verzoeken door het bezwaar in zoverre niet niet-ontvankelijk maar ongegrond te verklaren.
2.4
Gelet daarop is het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd voor zover daarbij het bezwaar van eiser, gericht tegen de afwijzing van eisers verzoeken geformuleerd onder a), c), e) en h), ongegrond is verklaard.
3.
Thans is aan de orde de vraag of het bestreden besluit voor het overige in stand kan blijven. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
In het kader van zijn verzoek geformuleerd onder b) zijn eiser geluidsrapporten gezonden. Ter zitting heeft eiser om die reden desgevraagd aangegeven dat hij van verweerder nog rapporten wenst te ontvangen waaruit volgt dat in de geluidsberekening een onderscheid is gemaakt naar het geluid ter hoogte van [adres] als gevolg van de Oosttangent ten zuiden én ten noorden van de Zuidtangent. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat verweerder hem een isofonen-overzicht als bedoeld in zijn verzoek geformuleerd onder d) en een akoestisch onderzoeksrapport als bedoeld in zijn verzoek geformuleerd onder j) kan verschaffen, omdat verweerder beschikt over de gegevens op basis waarvan de gevraagde documenten kunnen worden verschaft.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de door eiser onder b), d) en j) gevraagde documenten niet zijn opgesteld. De gegevens op grond waarvan dergelijke rapporten of overzichten zouden kunnen worden opgemaakt, bestaan op zich wel, maar zijn zonder nadere bewerking niet beschikbaar, aldus verweerder.
4.3
Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder de hiervoor genoemde rapporten en het isofonenoverzicht niet heeft opgesteld. Onder verwijzing naar vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie onder meer de uitspraak van 2 maart 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AS8433) geeft de Wob slechts recht op informatie voor zover deze is neergelegd in documenten en verplicht de Wob niet tot het vergaren van informatie dan wel het bewerken of opstellen van documenten. Verweerder was derhalve niet verplicht om op grond van de hem beschikbare gegevens uit de Geonoise 5.40 databestanden, welke gegevens bij, althans in uitvoering van, het bestreden besluit ook aan eiser zijn verstrekt, nieuwe rapporten dan wel het gevraagde overzicht op te stellen. De omstandigheid dat eiser wegens het ontbreken van de benodigde kennis en/of software niet in staat is om de gegevens in de Geonoise 5.40 databestanden te lezen, maakt dat niet anders.
5.1
Eiser stelt zich verder op het standpunt dat verweerder hem niet alle onder i) bedoelde correspondentie heeft verstrekt. In dat verband wijst eiser er op dat hem door de heer Wiarda een email is getoond waarin een overzicht is gegeven van onderzoeksresultaten betreffende de cumulatieve geluidsbelasting van [adres] en naastgelegen woningen. De email is hem door verweerder niet toegezonden.
5.2
Verweerder heeft meegedeeld dat tussen de gemeente en (het kantoor van) de heer Wiarda wel gesprekken hebben plaatsgevonden, dat alle documenten die voldoen aan het onder i) geformuleerde verzoek, aan eiser zijn verstrekt maar dat van correspondentie tussen de gemeente en (het kantoor van) de heer Wiarda geen sprake is. Aanvullend onderzoek door verweerder bij de planschadedeskundige heeft voorts uitgewezen dat ook deze niet heeft gecorrespondeerd met (het kantoor van) de heer Wiarda. Eiser heeft daartegenover niet aannemelijk gemaakt dat zich onder verweerder nog documenten berusten. De enkele stelling dat hem een emailbericht is getoond, is daartoe onvoldoende. De rechtbank ziet dan ook geen reden te twijfelen aan de juistheid van de mededeling van verweerder.
6.
Gelet op het voorgaande beantwoordt de rechtbank de onder 3. geformuleerde vraag bevestigend. In de gedeeltelijke vernietiging van het bestreden besluit ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank verklaart het bezwaar, voor zover gericht tegen de afwijzing van de verzoeken onder a), c), e) en h), alsnog niet-ontvankelijk en bepaalt dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen hoeft verweerder niet opnieuw op het bezwaar te beslissen.
7.
Eiser heeft de rechtbank verzocht verweerder te veroordelen in de door hem gemaakte reis- en verletkosten. Het onderhavige beroep is ter zitting gevoegd behandeld met het beroep geregistreerd onder nummer ALK 13/1418. In laatstgenoemd beroep is eiser als gemachtigde opgetreden. Omdat verweerder bij uitspraak van heden in het beroep geregistreerd onder nummer ALK 13/1418 is veroordeeld in de vergoeding van de reis- en verletkosten die eiser heeft gemaakt voor het verschijnen ter zitting, ziet de rechtbank geen aanleiding daar in dit beroep nogmaals toe over te gaan.
8.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij het bezwaar, gericht tegen de afwijzing van de verzoeken onder a), c), e) en h), ongegrond is verklaard;
- verklaart het bezwaar, gericht tegen de afwijzing van de verzoeken onder a), c), e) en h), niet-ontvankelijk
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dat is vernietigd;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 160,00 aan eiser te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kaajan, voorzitter, mr. B. Liefting-Voogd en
mr. D.M. de Feijter, leden, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2014.
griffier voorzitter
w.g. Van der Vlugt w.g. Kaajan
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.