1.Voor zover voor het onderhavige geding nog van belang, heeft eiser verweerder verzocht om:
a. a) de bevestiging dat de gemeente Heerhugowaard het nieuwe wegdeel van de Oosttangent tussen Zuidtangent en Beukenlaan al dan niet als een reconstructiesituatie beschouwt;
b) enerzijds de hoogte van de geluidsbelasting van [adres] ten gevolge van de Oosttangent ten zuiden van de Zuidtangent en anderzijds de hoogte van de geluidsbelasting van [adres] ten gevolge van de Oosttangent ten noorden van de Zuidtangent;
c) de bevestiging van de gemeente Heerhugowaard dat [naam eiser] gelijk heeft met de opmerking “Uit bijlage 1.2 blijkt dat er bij de woningen [perceel 1], [perceel 2] en [perceel 3] sprake is van een toename van de geluidsbelasting van respectievelijk 3,0 dB, 2,2 dB en 2,5 dB. Bij [adres] zou echter sprake zijn van een afname van de geluidsbelasting. Dit kan niet anders dan onjuist zijn, aangezien [adres] tussen [perceel 1] en [perceel 2] in ligt.”, dan wel een uitleg van de gemeente Heerhugowaard waarom [naam eiser] met deze opmerking geen gelijk heeft;
d) een isofonen-overzicht waaruit de geluidsgolven ten gevolge van de Zuidtangent blijken, zowel voor de situatie-2007, als voor de situatie in 2020 zonder maatregelen als voor de situatie in 2020 met maatregelen, alsmede een korte toelichting waardoor de bijzonder vreemde verschillen in geluidsbelasting ten gevolge van de Zuidtangent ontstaan;
e) de bevestiging van de gemeente Heerhugowaard of in het aanvullende akoestisch onderzoek uit 2012 het grotere geluidsgat nabij [adres] wel of niet is meegenomen;
h) de bevestiging van de gemeente Heerhugowaard of in de akoestische-onderzoeksrapporten uit 2008 en 2012 ten aanzien van de rotonde Zuidtangent-Lommerhof-Oosttangent al dan niet de cumulatieve waarde van de geluidsbelasting is opgenomen;
i. i) de correspondentie tussen de gemeente Heerhugowaard en de heer Wiarda (van Langhout & Wiarda) omtrent de cumulatieve geluidsbelasting van [adres] en naastgelegen woningen;
j) de onderzoeksresultaten betreffende de gecumuleerde geluidsbelasting van [adres] en naastgelegen woningen;
2.1Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoeken onder a), e) en h) niet kunnen worden aangemerkt als verzoeken om informatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wob. Daarbij is van belang dat de onder a), e) en h) geformuleerde verzoeken enkel zien op het verkrijgen van een formele bevestiging van uitgangspunten en door eiser getrokken conclusies die betrekking hebben op de procedure over de omgevingsvergunning. Het verkrijgen van een bevestiging van een ingenomen standpunt kan niet worden aangemerkt als een verzoek op grond van de Wob. Overigens is door verweerder ter zitting aan eiser ter zake van het verzoek geformuleerd onder a) bevestigd dat het deel van de weg gelegen rechts van de rotonde een nieuwe situatie betreft en dat voor het overige sprake is van een reconstructiesituatie. Verweerder heeft ter zitting ook bevestigd dat in de geluidsberekeningen rekening is gehouden met de in het aanvullend akoestisch onderzoek opgenomen wijzigingen, waarmee, zo heeft eiser ook bevestigd, aan het verzoek onder e) is voldaan. Verweerder heeft ter zitting verder aangegeven dat van cumulatieve berekeningen als bedoeld onder h) geen sprake is.
2.2Ook het door eiser onder c) geformuleerde verzoek is door verweerder terecht niet aangemerkt als een Wob-verzoek. Ter zitting is door eiser desgevraagd aangegeven dat hij met zijn verzoek, geformuleerd onder c), heeft beoogd een toelichting te krijgen op het geluidsrapport dat op 10 december 2012 is opgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank strekt de Wob er niet toe een toelichting te verkrijgen op stukken die in een procedure zijn ingebracht. Daarbij komt dat eiser verweerder niet om een feitelijke toelichting heeft gevraagd, maar volgt uit hetgeen eiser in de stukken en ook ter zitting naar voren heeft gebracht dat eiser zich niet kan verenigen met de inhoud en de conclusies van het geluidsrapport. Een dergelijke stelling kan in de onderhavige procedure geen rol spelen.
2.3Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de onder a), c), e) en h) geformuleerde verzoeken niet kunnen worden aangemerkt als verzoeken om informatie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wob. Verweerder heeft evenwel miskend dat eiser om die reden niet kon worden ontvangen in zijn bezwaar gericht tegen de afwijzing van deze onder a), c), e) en h) geformuleerde verzoeken door het bezwaar in zoverre niet niet-ontvankelijk maar ongegrond te verklaren.
2.4Gelet daarop is het beroep gegrond. Het bestreden besluit wordt vernietigd voor zover daarbij het bezwaar van eiser, gericht tegen de afwijzing van eisers verzoeken geformuleerd onder a), c), e) en h), ongegrond is verklaard.