In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag op de aandelen van Indtec Finance B.V. door verzoeker, een Russische zakenman. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een geschil tussen verzoeker en verweerder, waarbij verzoeker stelt dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld door aandelen te verwerven zonder toestemming van verzoeker, die als economisch eigenaar wordt beschouwd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de deugdelijkheid van de schadevergoedingsvordering van verzoeker niet summierlijk is aangetoond, wat betekent dat het verzoek tot beslag niet kan worden toegewezen. De rechter benadrukt dat het aan de beslagene is om de ondeugdelijkheid van de vordering aan te tonen, maar dat ook de deugdelijkheid van de vordering zelf summierlijk moet blijken. In dit geval was de onderbouwing van de vordering onvoldoende, en de voorzieningenrechter heeft verwezen naar een eerdere afwijzing van een vergelijkbaar verzoek. De rechter concludeert dat de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoert niet voldoende zijn om de vordering te onderbouwen, en dat er bovendien twijfels zijn over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in deze zaak. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en veroordeelt verzoeker in de proceskosten van verweerder, die zijn begroot op € 1.098,00.