ECLI:NL:RBNHO:2014:5366

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2014
Publicatiedatum
11 juni 2014
Zaaknummer
C-15-213246 - KG RK 14-224
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot conservatoir beslag op aandelen Indtec Finance B.V. wegens onvoldoende onderbouwing van de vordering

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 12 juni 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot het leggen van conservatoir beslag op de aandelen van Indtec Finance B.V. door verzoeker, een Russische zakenman. Het verzoek is ingediend naar aanleiding van een geschil tussen verzoeker en verweerder, waarbij verzoeker stelt dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld door aandelen te verwerven zonder toestemming van verzoeker, die als economisch eigenaar wordt beschouwd. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de deugdelijkheid van de schadevergoedingsvordering van verzoeker niet summierlijk is aangetoond, wat betekent dat het verzoek tot beslag niet kan worden toegewezen. De rechter benadrukt dat het aan de beslagene is om de ondeugdelijkheid van de vordering aan te tonen, maar dat ook de deugdelijkheid van de vordering zelf summierlijk moet blijken. In dit geval was de onderbouwing van de vordering onvoldoende, en de voorzieningenrechter heeft verwezen naar een eerdere afwijzing van een vergelijkbaar verzoek. De rechter concludeert dat de feiten en omstandigheden die verzoeker aanvoert niet voldoende zijn om de vordering te onderbouwen, en dat er bovendien twijfels zijn over de rechtsmacht van de Nederlandse rechter in deze zaak. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af en veroordeelt verzoeker in de proceskosten van verweerder, die zijn begroot op € 1.098,00.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rekestnummer: C/15/213246 / KG RK 14-224
Beschikking van de voorzieningenrechter van 12 juni 2014
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats 1], Rusland,
domicilie kiezende te Utrecht,
verzoeker,
advocaat mr. J.C. van Vliet,
tegen
[verweerder],
wonende te [verweerder], Griekenland,
verweerder,
advocaten mr. J.W. Boddaert en mr. M.H. de Vries.
Partijen zullen hierna [verzoeker] en [verweerder] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het faxbericht van mr. Boddaert d.d. 25 april 2014 met het verzoek Indtec Finance B.V. en [verweerder] op de grijze lijst te plaatsen
  • het verzoekschrift met producties
  • het verweerschrift met producties
  • het faxbericht van 3 juni 2014 van mr. Van Vliet met als bijlage productie 19
  • de mondelinge behandeling d.d. 4 juni 2014.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling zijn aanwezig:
  • mr. Van Vliet voornoemd
  • [betrokkene 1], bestuurder van Indtec Finance B.V.
  • mr. Boddaert en mr. De Vries voornoemd.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is een Russische zakenman en oprichter en eigenaar van een groep bedrijven van het concern “Energo”.
2.2.
Indtec Finance B.V. (hierna: Indtec Finance) is een statutair te Schiphol gevestigde vennootschap, waarvan [betrokkene 1] thans enig bestuurder is. Blijkens het uittreksel uit de Kamer van Koophandel houdt Indtec Finance zich bezig met holdingactiviteiten. Indtec Finance heeft deelnemingen in vijf buitenlandse vennootschappen, waaronder het in Rusland gevestigde MPO Kuzbass.
2.3.
[verzoeker] heeft bij zijn verzoekschrift een document gedateerd 2 juli 2008 overgelegd met als titel “Deed of settlement”. Volgens deze “trustovereenkomst” draagt [verzoeker] als “settlor” en “nominator” activa over aan [verweerder] als “trustee”. Tot deze activa behoren ook de aandelen in Indtec Finance.
2.4.
Bij notariële akte van 18 november 2009 heeft [betrokkene 1] alle aandelen in Indtec Finance in eigendom overgedragen aan [verweerder]. De koopprijs van de aandelen bedroeg € 4.000.000,-.
2.5.
Tussen [verzoeker] en [verweerder] zijn diverse procedures aanhangig op Cyprus, waarin onder andere de vraag voorligt of tussen [verzoeker] als “settlor” en [verweerder] als “trustee” op 2 juli 2008 een trustovereenkomst tot stand is gekomen.

3.Het verzoek

3.1.
Het verzoek van [verzoeker] strekt tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van beslag op de aandelen van verweerder in Indtec Finance B.V. (hierna: Indtec Finance).
3.2.
[verweerder] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter inhoudelijke beoordeling van het gevraagde verlof ligt in feite dezelfde vraag voor als wanneer, na een verleend verlof, reeds beslag zou zijn gelegd en [verweerder] de opheffing daarvan zou hebben gevorderd. De vraag is derhalve of [verweerder] overeenkomstig artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) summierlijk de ondeugdelijkheid van het door [verzoeker] ingeroepen recht heeft aangetoond. Dit brengt met zicht dat het in de eerste plaats op de weg van [verweerder] ligt om, met inachtneming van de beperkingen van een procedure als de onderhavige, aannemelijk te maken dat de door [verzoeker] gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. De voorzieningenrechter zal evenwel hebben te beslissen aan de hand van een beoordeling van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd, zulks onder afweging van de wederzijdse belangen (vgl. HR 25 november 2005, NJ 2006, 148).
4.2.
In zijn verzoekschrift stelt [verzoeker] dat [verweerder] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld en dat hij daardoor schade heeft geleden. Het onrechtmatig handelen bestaat eruit dat [verweerder] in 2009 de aandelen Indtec Finance te kwader trouw van [betrokkene 1] heeft verworven zonder de toestemming van [verzoeker] als economisch/beneficiair eigenaar (punt 5 verzoekschrift). Onder het kopje “Grondslag vordering: onrechtmatige daad” stelt [verzoeker] in punt 25 van het verzoekschrift dat [verweerder] onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld door de handelingen te verrichten als genoemd onder randnummer 16 t/m 21. In die randnummers beschrijft [verzoeker] dat Indtec Finance op 23 oktober 2012 zonder toestemming van [verzoeker] een volmacht heeft verstrekt aan [betrokkene 2] om Indtec te vertegenwoordigen als aandeelhouder in de aandelen van MPO Kuzbass een van haar deelnemingen (punt 16 verzoekschrift). Door [betrokkene 2] is op 23 oktober 2012 namens Indtec aan het bestuur van MPO Kuzbass het verzoek gedaan tot het houden van een algemene vergadering van aandeelhouders waarbij het besluit wordt geagendeerd om het huidige bestuur te ontslaan. Ook dat verzoek is zonder toestemming van [verzoeker] gedaan (punt 17 verzoekschrift). Ondanks een sommatie van [verzoeker] heeft Indtec Finance de volmacht aan [betrokkene 2] niet ingetrokken (punt 18 verzoekschrift). Tot slot heeft [verweerder] op 25 februari 2013 zonder toestemming van [verzoeker] een aandeelhoudersvergadering van Indtec Finance gehouden waarin bestuurder SI Proserve (NL) B.V. is ontslagen, zodat [betrokkene 1] thans de enige bestuurder is (punt 21 verzoekschrift). [verweerder] heeft voormelde handelingen verricht terwijl hij reeds in 2010 de beschikking had verloren over de in de trustakte overgedragen activa waaronder de aandelen Indtec Finance. [verweerder] was daardoor niet langer bevoegd om rechtshandelingen te verrichten en AVA-besluiten te nemen voor wat betreft Indtec Finance (punt 25 verzoekschrift). Door het desondanks uitoefenen van de rechten als aandeelhouder van Indtec Finance in de deelneming MPO Kuzbass als hierboven beschreven waardoor het management van MPO Kuzbass is gewijzigd heeft [verweerder] onrechtmatig gehandeld jegens [verzoeker] (punt 29 verzoekschrift).
In zijn pleitnota stelt [verzoeker] dat de grondslag van de vordering onrechtmatig handelen is wegens a) het te kwader trouw aangaan van de koopovereenkomst b) het te kwader trouw nemen van diverse besluiten binnen de vennootschap en c) het te kwader trouw in schrijven in het handelsregister als enig aandeelhouder. [verzoeker] voegt daar aan toe dat de grondslag van de vordering nadrukkelijk niet schending van de trustakte betreft.
Tot slot kondigt [verzoeker] in punt 51 van het verzoekschrift en in zijn pleitnota aan dat hij
in Nederland een hoofdzaak aanhangig zal maken tegen [verweerder] en daarin zal vorderen:
 dat de tussen [betrokkene 1] en [verweerder] aangegane koopovereenkomst nietig is, althans vernietigbaar, omdat deze koop te kwader trouw tot stand is gekomen en in strijd met de wil van [verzoeker] ex artikel 3:40 jo 3:44 BW;
 dat de aandeelhouders- c.q. bestuursbesluiten nietig, althans vernietigbaar zijn;
 dat de inschrijving van [verweerder] als enig aandeelhouder in de openbare registers onrechtmatig is;
 de (aanvullende) schade als gevolg van het hiervoor vermelde handelen.
[verweerder] is schadeplichtig voor minimaal de verkoopwaarde van de aandelen te weten € 4.000.000,- (punt 27 verzoekschrift), aldus [verweerder]. Als [verweerder] niet tot verkrijging zou zijn overgegaan, zou die schade immers niet zijn geleden, aldus [verzoeker].
4.3.
[verweerder] voert aan dat hij 100% eigenaar is van de aandelen Indtec Finance en hij betwist de geldigheid van de trustakte. Voorts betwist [verweerder] dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft wat betreft de [verzoeker] aangekondigde vorderingen.
4.4.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Hoewel het in beginsel aan [verweerder] is om summierlijk aannemelijk te maken dat de vordering van [verzoeker] ondeugdelijk is (zie r.o. 4.1), dient de deugdelijkheid van vordering, zoals die in het verzoekschrift is geformuleerd en onderbouwd – ook los van het gevoerde verweer – summierlijk te blijken om het verlof tot het leggen van conservatoir beslag te kunnen verlenen. Het kan immers niet zo zijn dat een verzoek dat in een ex parte procedure door de voorzieningenrechter zou zijn afgewezen, omdat de deugdelijkheid van de gestelde vordering niet summierlijk is gebleken, in een procedure als de onderhavige zou (moeten) worden toegewezen, omdat gerekwestreerde wat betreft de ondeugdelijkheid van de niet of nauwelijks verweer heeft gevoerd. Als de deugdelijkheid van de vordering niet summierlijk is gebleken, kan het verlof hoe dan ook niet worden verleend. Een eerder door [verzoeker] ingediend en vrijwel gelijkluidend gemotiveerd verzoek als het onderhavige is door de voorzieningenrechter (ex parte en dus zonder wederhoor van [verweerder]) beoordeeld en bij gebreke van een deugdelijke grondslag bij beschikking van 3 maart 2014 afgewezen.
4.5.
Op basis van het verzoekschrift en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling naar voren is de voorzieningenrechter ook nu niet duidelijk geworden op welke feitelijke en juridische grondslag [verzoeker] zijn schadevergoedingsvordering baseert en welk rechtsgevolg hij beoogt. [verzoeker] stelt niet alleen dat [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld door te kwader trouw de aandelen van [betrokkene 1] te kopen, maar ook dat [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld door zonder toestemming van [verzoeker] diverse aandeelhouders- en bestuursbesluiten te nemen. Wat de schade is die [verzoeker] als gevolg van die beweerdelijke onrechtmatige besluiten heeft geleden, is echter in het geheel niet gesteld. Dat [verzoeker] wat die besluiten betreft een schadevergoedingsvordering uit hoofde van onrechtmatige daad op [verweerder] heeft, is dan ook niet summierlijk gebleken.
De stelling dat [verweerder] onrechtmatig heeft gehandeld door de aandelen te kwader trouw te verwerven is evenmin voldoende door [verzoeker] onderbouwd. [verzoeker] stelt immers (onder meer in punt 5 van het verzoekschrift) dat [verweerder] de aandelen heeft verworven zonder toestemming van [verzoeker] als beneficiair eigenaar. Dat die toestemming vereist is, volgt uit de trustovereenkomst. In zijn pleitnota stelt [verzoeker] echter dat de vordering nadrukkelijk niet gebaseerd is op schending van de trustovereenkomst. Waarom de verwerving van de aandelen door [verweerder] dan te kwader trouw heeft plaatsgevonden, is door [verzoeker] niet nader toegelicht. [verzoeker] heeft derhalve onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld waaruit summierlijk kan blijken dat [verweerder] te kwader trouw heeft gehandeld en de aandelen onrechtmatig heeft verworven. Daar komt nog bij dat de door [verzoeker] gestelde schadevergoedingsvordering waarvoor hij conservatoir verhaalsbeslag wenst te leggen onbegrijpelijk is in het licht van de door [verzoeker] aangekondigde vorderingen (zie r.o. 4.2). Met die vorderingen wil [verzoeker] immers bewerkstelligen dat de koopovereenkomst wordt vernietigd op grond van artikel 3:40 jo 3:44 BW. Niet alleen is de grondslag voor de vordering tot vernietiging een andere dan de in het verzoekschrift gestelde onrechtmatige daad, maar die vordering heeft – indien succesvol – tot gevolg dat de koopovereenkomst wordt vernietigd en de aandelen worden geacht nimmer eigendom van [verweerder] te zijn geworden. Weliswaar kan naast vernietiging ook schadevergoeding wegens onrechtmatig handelen worden gevorderd, maar indien de koopovereenkomst daadwerkelijk wordt vernietigd, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom de schade van [verzoeker] (minstens) bestaat uit de koopprijs van de aandelen, zijnde € 4.000.000,-.
4.6.
De conclusie van het vorenstaande is dat zowel de (feitelijke) grondslag van de gestelde vordering als het beloop daarvan onvoldoende is onderbouwd. De deugdelijkheid van de schadevergoedingsvordering waarvoor [verzoeker] conservatoir beslag wenst te leggen is derhalve – evenals in het eerder ingediende verzoekschrift – niet summierlijk gebleken.
Het verzoek tot het leggen van conservatoir beslag op de aandelen van [verweerder] in Indtec Finance zal reeds daarom worden afgewezen.
4.7.
De voorzieningenrechter merkt daarnaast nog op dat het op basis van de thans voorliggende stukken ook nog maar zeer de vraag is of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om van de aangekondigde schadevergoedingsvordering kennis te nemen. Daarmee is het vooralsnog onzeker of [verzoeker] in Nederland een voor tenuitvoerlegging vatbare titel van de bodemrechter zal kunnen verkrijgen die een conservatoir beslag doet overgaan in een executoriaal beslag.
4.8.
Gelet op het vorenstaande behoeven de overige door [verweerder] gevoerde verweren geen bespreking meer.
4.9.
[verzoeker] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [verweerder] worden begroot op:
- griffierecht 282,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.098,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder] tot op heden begroot op € 1.098,00,
5.3.
verklaart deze beschikking wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2014. [1]
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. Het beroep moet worden ingesteld door tussenkomst van een advocaat.
Als de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft de beschikking al wel geldende werking zolang op het (eventuele) beroep niet is beslist.

Voetnoten

1.Conc.: 977