ECLI:NL:RBNHO:2014:6043
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bijtelling privégebruik auto en de geldigheid van rittenadministratie in belastingzaken
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juli 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst, Landelijk Coördinatiecentrum Auto, over naheffingsaanslagen loonheffingen voor de jaren 2010 en 2011. Eiser had in deze jaren een auto ter beschikking gesteld gekregen door zijn werkgever, [A] B.V., en had een rittenregistratie ingediend om aan te tonen dat hij de auto niet voor privédoeleinden had gebruikt. De inspecteur legde echter naheffingsaanslagen op, omdat hij twijfelde aan de betrouwbaarheid van de rittenadministratie.
De rechtbank oordeelde dat eiser niet overtuigend had aangetoond dat hij de auto op jaarbasis voor niet meer dan 500 kilometer voor privédoeleinden had gebruikt. De rechtbank stelde vast dat eiser drie verschillende rittenregistraties had overgelegd, wat al twijfels opriep over de betrouwbaarheid van zijn administratie. Bovendien waren er signaleringen van de auto op camerabeelden van het KLPD, die niet in de rittenregistratie waren opgenomen. Eiser had geen afdoende verklaring kunnen geven voor deze signaleringen.
De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd en dat de boetebeschikkingen niet in geschil waren. Eiser had ook verzocht om schadevergoeding, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de beroepen ongegrond waren verklaard. De rechtbank wees erop dat de wettelijke basis voor het verkrijgen van de camerabeelden voldoende was en dat er geen inbreuk op de privacy was, zoals eiser had betoogd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen konden binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam.