ECLI:NL:RBNHO:2014:6089

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 februari 2014
Publicatiedatum
1 juli 2014
Zaaknummer
2152360 BM VERZ 13-615
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en tegenvordering in bewindvoering geschil

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, is een geschil ontstaan tussen een rechthebbende en haar voormalige bewindvoerder, Stichting BBS. De rechthebbende, bijgestaan door haar nieuwe bewindvoerder, Stichting Beschermingsbewind Meerderjarigen, heeft schadevergoeding geëist van BBS wegens tekortkomingen in de uitvoering van de bewindvoering. De rechthebbende stelt dat BBS heeft verzuimd om langdurigheidstoeslag en zorgtoeslag aan te vragen, wat heeft geleid tot extra werk voor de huidige bewindvoerder. De huidige bewindvoerder heeft deze aanvragen met terugwerkende kracht ingediend en claimt een schadevergoeding van € 250,75 voor de extra tijd die zij heeft moeten investeren.

BBS heeft echter verweer gevoerd en een tegenvordering ingediend voor niet geïncasseerde bewindvoeringskosten van € 3.089,45, berekend over de periode van januari 2007 tot en met november 2012. De kantonrechter heeft de zaak op 23 september 2013 behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De rechthebbende heeft gesteld dat de tekortkomingen van BBS hersteld zijn, maar dat er toch schade is ontstaan door de extra uren die de huidige bewindvoerder heeft moeten besteden aan het herstellen van deze tekortkomingen.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de tekortkomingen van BBS niet betwist zijn, maar dat de rechthebbende geen schade heeft geleden, omdat de huidige bewindvoerder de tekortkomingen heeft kunnen herstellen zonder dat hier kosten aan verbonden zijn. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schade die de rechthebbende heeft geleden op € 0,00 is vastgesteld en heeft de tegenvordering van BBS afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknummer: 2152360 BM VERZ 13-615 mrc
Uitspraakdatum:
Beschikking in de zaak van
[naam], geboren te [plaats] op [datum], wonende te [woonplaats], hierna ook te noemen: rechthebbende, bijgestaan door haar nieuwe bewindvoerder Stichting Beschermingsbewind Meerderjarigen, gevestigd te Den Helder (hierna te noemen: huidige bewindvoerder)
tegen
Stichting BBS, correspondentieadres: Krugerstraat 140, 1782 ES Den Helder, hierna ook te noemen: BBS, vertegenwoordigd door mr. A.J.J. van der Heiden.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 19 juni 2013 is ter griffie ontvangen de brief d.d. 19 juni 2013 afkomstig van de huidige bewindvoerder;
1.2.
Op 9 september 2013 is een verweerschrift met bijlagen van BBS ontvangen;
1.3.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 23 september 2013, waarbij zijn verschenen mr. A.J.J. van der Heiden en, namens de huidige bewindvoerder, F.A.M. Kwaaitaal;
1.4.
Ter zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht en vervolgens is op 28 november 2013 ter griffie ontvangen de brief met bijlagen d.d. 22 november 2013, afkomstig van de huidige bewindvoerder;
1.5.
De uitspraak is op heden bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
Bij beschikking van 4 januari 2007 van de kantonrechter te Den Helder zijn de goederen van rechthebbende voor de duur van 3 jaar onder bewind gesteld, waarbij Stichting BBS tot bewindvoerder is benoemd. Deze onderbewindstelling eindigde van rechtswege op 4 januari 2010;
2.2.
Bij beschikking van 3 juni 2010 van de kantonrechter te Den Helder zijn de goederen van rechthebbende onder bewind gesteld, waarbij Stichting BBS tot bewindvoerder is benoemd;
2.3.
Bij beschikking van 15 november 2012 van de kantonrechter te Alkmaar, Hoorn en Den Helder is Stichting BBS met onmiddellijke ingang ontslagen als bewindvoerder;
2.4.
Bij beschikking d.d. 21 november 2012 van de kantonrechter te Den Helder is Stichting Beschermingsbewind Meerderjarigen benoemd tot opvolgend bewindvoerder.

3.De standpunten van partijen

3.1.
Rechthebbende stelt dat de vorige bewindvoerder (BBS) in de vervulling van haar taak tekort is geschoten, nu deze heeft verzuimd langdurigheidstoeslag en zorgtoeslag voor haar aan te vragen;
3.2.
De huidige bewindvoerder heeft deze tekortkomingen hersteld door een aanvraag langdurigheidstoeslag in te dienen en wel met terugwerkende kracht voor de jaren 2010, 2011 en 2012. Daarnaast heeft de huidige bewindvoerder zorgtoeslag aangevraagd voor het jaar 2012. Zowel de langdurigheidstoeslag over genoemde periode als de zorgtoeslag over genoemd jaar zijn verkregen.
3.3.
De schade bestaat uit 3 ¼ arbeidsuren die de huidige bewindvoerder heeft moeten investeren voor het herstellen van de hierboven genoemde tekortkomingen van BBS. Het gaat om een totaalbedrag van € 250,75.
3.4.
BBS heeft verweer gevoerd en daarbij een tegenvordering ingediend in verband met door haar niet geïncasseerde bewindvoeringskosten voor een totaalbedrag van
€ 3.089,45, berekend over de periode januari 2007 tot en met november 2012.
3.5.
In de bovengenoemde brief d.d. 22 november 2013 van de huidige bewindvoerder geeft
deze aan dat partijen op 2 oktober 2013, zonder resultaat, overleg hebben gevoerd om te
komen tot een schikking in verband met de door rechthebbende geleden schade.
De huidige bewindvoerder geeft in haar brief aan de schadeclaim te handhaven en zich te
verzetten tegen de door BBS ingediende tegenvordering.
3.6.
Op de standpunten van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Rechthebbende verzoekt BBS te veroordelen in de schade ten bedrage van € 250,75 in verband met de door de huidige bewindvoerder gebruikte 3 ¼ arbeidsuren voor het herstellen van de hierboven onder 3.1. genoemde tekortkomingen van BBS (artikel 1:444 en 1: 445 juncto 1:362 BW);
4.2.
BBS verzoekt rechthebbende te veroordelen tot betaling van een bedrag groot € 3.089,45 in verband met door haar niet geïncasseerde bewindvoeringskosten over de periode januari 2007 tot en met november 2012.
4.3.
Met betrekking tot de vordering van rechthebbende overweegt de kantonrechter het volgende:
Rechthebbende stelt dat door nalatigheid van BBS de huidige bewindvoerder extra tijd heeft moeten steken in het herstellen van de tekortkomingen van BBS, bestaande uit het met terugwerkende kracht indienen van een aanvraag langdurigheidstoeslag voor de jaren 2010, 2011 en 2012 en het aanvragen van zorgtoeslag voor het jaar 2012.
BBS heeft daartegen, onweersproken door de huidige bewindvoerder, aangevoerd dat er in een overgedragen bewindsdossier door de opvolgend bewindvoerder altijd onderzoek moet plaatsvinden. De kosten die daarmee gepaard gaan worden gedekt door het zogenaamde instaptarief. Mocht een opvolgend bewindvoerder met dat tarief niet uitkomen dan kan voor extra uren een machtiging bij de kantonrechter en bijzondere bijstand worden (aan)gevraagd. Daarnaast voert BBS aan dat de geclaimde 3 ¼ uur te veel zijn en door de huidige bewindvoerder niet zijn gespecificeerd (bijvoorbeeld zoals dat in de advocatuur gebruikelijk is op een tijdschrijfformulier).
De kantonrechter oordeelt als volgt. De tekortkoming van BBS is niet betwist, blijkt voldoende en staat daarmee naar het oordeel van de kantonrechter vast. De vraag is of rechthebbende schade heeft geleden. Nu de huidige bewindvoerder de tekortkomingen met terugwerkende kracht heeft kunnen herstellen, is hier in beginsel geen sprake van. De opvolgend bewindvoerder vraagt een vergoeding voor extra uren die hij heeft geïnvesteerd, doch nu deze niet in rekening zijn gebracht bij rechthebbende is (nog) geen sprake van schade. De kantonrechter overweegt voorts het volgende.
Van de huidige bewindvoerder kan niet worden verwacht dat deze zijn werkzaamheden bijhoudt, op de wijze zoals BBS zich dat voorstelt. Enige onderbouwing is echter wel noodzakelijk. De werkzaamheden die de huidige bewindvoerder aan het herstellen van de tekortkomingen van BBS heeft besteed en die wat de kosten betreft uitkomen boven het aan haar bij beschikking van 21 november 2012 toegekende intaketarief van
€ 200,00, dienen aannemelijk te worden gemaakt. Het dossier van rechthebbende heeft de huidige bewindvoerder het nodige onderzoekswerk opgeleverd, maar de kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om bovenop de hierboven genoemde aan haar toegewezen intakekosten van € 200,00 (gebaseerd op 3 uur) nog 3 ¼ uur extra toe te wijzen voor een reeds bestaand dossier. Het ene dossier is bewerkelijker dan het andere en dit wordt geacht te zijn verdisconteerd in het hiervoor afgesproken tarief. De huidige bewindvoerder heeft in het onderhavige dossier onvoldoende onderbouwd op grond waarvan moet worden afgeweken van het reeds toegewezen intaketarief, tegen welke achtergrond door de kantonrechter ook geen machtiging voor extra uren zou zijn verstrekt.
4.4.
Met betrekking tot de door BBS ingediende tegenvordering overweegt de kantonrechter het volgende:
De behandeling van een klacht gebaseerd op de hiervoor onder 4.1 aangehaalde wetsartikelen, leent zich niet voor behandeling van een (tegen)vordering van een voormalig bewindvoerder, omdat het niet door rechthebbende geleden schade betreft. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat het niet tijdig innen van door rechthebbende aan de bewindvoerder verschuldigde bewindvoerderingskosten, een tekortkoming oplevert in de taakvervulling van een bewindvoerder (er onstaan immers nieuwe schulden) zodat het ook om die reden niet voor de hand ligt daar in de onderhavige procedure een vergoeding voor toe te kennen.
De beslissing luidt derhalve als volgt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
- stelt vast dat de Stichting BBS te Den Helder in de zorg van een goed bewindvoerder tekort is geschoten;
- stelt de schade die rechthebbende hierdoor heeft geleden vast op een bedrag van
€ 0,00;
- wijst het meer of anders verzochte af;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E. Merkus, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum.
De griffier De kantonrechter