ECLI:NL:RBNHO:2014:6237

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2014
Publicatiedatum
3 juli 2014
Zaaknummer
15/740134-12
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van hennepstekkenkwekerij en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 1 juli 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich gedurende een periode van ongeveer 2,5 jaar schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de exploitatie van een hennepstekkenkwekerij. De verdachte was een van de initiators van de kwekerij en deelde samen met zijn medeverdachten in de winst. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en deze een schijnbaar legale herkomst te verschaffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van het telen van hennep, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank overweegt dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de criminele activiteiten en dat hij zich gedurende een lange periode heeft ingelaten met de hennepkwekerij. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de blanco strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740134-12 (P)
Uitspraakdatum: 1 juli 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 3 en 17 juni 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Groot-Brittannië),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. S. van Brakel en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. E.P. Vroegh, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of elders in Nederland, meermalen, althans eenmaal(telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad onder meer:
- ( in een pand aan de [adres 1] te Beverwijk) een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan (waaronder in elk geval 1434 hennepplanten en/of 34.695 hennepstekken), in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) zijnde hennep een middel vermeld op de bij de
Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Feit 2:
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een (grote) hoeveelheid elektriciteit (minimaal 308714 kWh), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen elektriciteit onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking te weten door ijkzegels te forceren, althans te verbreken;
Feit 3:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of te Velserbroek, gemeente Velsen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) en/of een of meer auto('s) (merk Mercedes en/of Toyota) en/of een of meer horloge('s) en/of een of meer televisie(s) en/of overige vermogensbestanddelen verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten dat/die geldbedrag(en) en/of die auto('s) en/of die horloge('s) en/of die televisie(s) en/of die overige vermogensbestanddelen gebruik gemaakt,
terwijl hij/zij wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf (te weten onder andere uit hennephandel en/of hennepteelt);
Feit 4:
hij in of omstreeks de periode van 1 april 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of Velserbroek, gemeente Velsen, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (bestaande onder meer uit [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 4]) die tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijf/misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en/of vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bedrijfsmatig en/of beroepsmatig bereiden/verwerken/bewerken/telen van een grote hoeveelheid hennep en/of het afleveren/verkopen/verstrekken/vervoeren van een grote hoeveelheid hennep, althans in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, (telkens) zijnde hennep een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten.
3.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe dat voor dit feit slechts één bewijsmiddel (de aangifte namens Liander) voorhanden is, dat niet wordt ondersteund door enig ander bewijs. De aangifte, niet zijnde een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar als bedoeld in artikel 344 lid 2 Wetboek van Strafvordering (Sv) maar een schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344 lid 1 onder 5 (Sv.), is gelet op die laatste bepaling onvoldoende voor een bewezenverklaring. Weliswaar wordt gerelateerd over de diefstal van energie in de loods aan de [adres 1] te Beverwijk in het proces-verbaal aantreffen hennepstekkenkwekerij d.d. 29 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina 104, 105). Dit is echter slechts een verwijzing naar het onderzoek door een medewerker van Liander, weergegeven in de aangifte van Liander d.d. 7 maart 2011 (ordner 2, dossierpagina 134-136) en betreft geen eigen waarneming van de politie.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Op 25 februari 2011 werd er in loods 6 aan de [adres 1] te Beverwijk een hennepstekkenkwekerij aangetroffen. In totaal werden er 1.434 moederplanten en 34.695 hennepstekken aangetroffen. [2] Het ging hier om hennepplanten als bedoeld in lijst II van de Opiumwet. [3] Het opzetten van de kwekerij was een gezamenlijk plan van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5], waarbij zij alledrie een bedrag investeerden en deelden in de opbrengst. De loods werd vanaf 1 maart 2007 op naam van verdachte gehuurd. Vervolgens zijn drie zeecontainers gekocht die door medeverdachte [medeverdachte 5], samen met een zekere [medeverdachte 9], werden verbouwd tot kweekruimten [4] . Kort voordat de kweek een aanvang nam, in oktober 2008, werd het huurcontract op verzoek van [medeverdachte 5] tegen betaling van € 3.000 per maand op naam van medeverdachte [medeverdachte 6] gezet. [5] Eind 2008 is de eerste oogst door [medeverdachte 5] verkocht [6] . Nadien raakten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] meer en meer betrokken bij de kwekerij en deelden in de opbrengst. Het was hun idee om hennepstekken te gaan kweken. Verdachte bleef in die periode opbrengsten ontvangen, aanvankelijk via [medeverdachte 5], later van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 4], hield zich in die periode onder meer bezig met het aansturen van de mensen die in de loods werkten en [medeverdachte 2] met de verkoop van de stekken. [7]
De kwekerij was zeer professioneel opgezet. [8] Mede gelet op de omvang en de opzet van de kwekerij ontstond gaandeweg een continue productieproces, waarbij per week ongeveer 17.347 stekken beschikbaar kwamen voor de verkoop. [9]
Vlak voor de inval op 25 februari 2011 werden medeverdachte [medeverdachte 11] en een viertal Brazilianen aangehouden terwijl zij met een wit busje, Mercedes Vito, de loods wilden inrijden alwaar de Brazilianen zouden gaan werken. [10] [medeverdachte 11] was al eerder op 2 februari 2011 gecontroleerd toen zij in datzelfde busje reed. Er werden toen in het busje vuilniszakken met hennepafval aangetroffen. [11]
[medeverdachte 2] gaf opdrachten aan [medeverdachte 11]. Aan [beambte], een afvalverwerker bij de gemeente Utrecht, had [medeverdachte 2] gevraagd of [medeverdachte 11] hennepafval bij hem mocht komen storten. [medeverdachte 11] kwam vervolgens elke twee weken met 6 a 7 zakken hennepafval bij [beambte]. [beambte] werd hiervoor betaald door [medeverdachte 2]. [12] [13]
Verdachte heeft verklaard ongeveer € 60.000,- te hebben verdiend met de hennepstekkenkwekerij. Het geld is opgegaan. Verdachte heeft het uitgegeven aan onder meer etentjes, tv’s en een horloge. Voorts heeft hij een Mercedes personenauto gekocht, waarvan een deel is bekostigd met zijn verdiensten uit de hennepkwekerij. De partner van verdachte, [partner], wist er vanaf het begin vanaf [14] . Ze leefden samen ruim van de opbrengsten van de kwekerij. [15]
3.4. Bewijsoverweging
Medeplegen:
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking en dus evenmin van medeplegen van het ten laste gelegde. Er was geen intensieve samenwerking, er waren geen voorafgaande afspraken gemaakt, er was geen taakverdeling en verdachte heeft geen uitvoeringshandelingen verricht. Verdachte had bovendien maar een ondergeschikte en marginale rol. Hij is anderen slechts behulpzaam geweest. Aldus zou hooguit sprake kunnen zijn van medeplichtigheid, hetgeen niet is ten laste gelegd. Ten slotte heeft, naar de mening van de raadsvrouw, verdachte nadat hij de huur van de loods had overgedragen aan [medeverdachte 6], zich gedistantieerd van hetgeen er zich in de loods afspeelde.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte, zo blijkt uit zijn eigen verklaringen, was een van de initiators van de hennepkwekerij. Hij was degene die in eerste instantie de loods, waar de kwekerij moest worden gevestigd, heeft gehuurd. Met mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] heeft hij plannen uitgewerkt hoe de kwekerij moest worden ingericht. Samen met [medeverdachte 1] heeft hij zeecontainers aangeschaft en die door [medeverdachte 5] laten verbouwen tot plantage. Net als [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] heeft hij tienduizenden euro’s in de kwekerij geïnvesteerd.
Vast staat dat verdachte op enig moment de huur van het pand heeft overgedragen aan medeverdachte [medeverdachte 6] om minder risico te lopen, maar uit niets blijkt dat hij zich distantieerde van hetgeen er vervolgens gebeurde in de loods. Nadat medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] erbij gehaald waren werden de opbrengsten van de hennepkwekerij gedeeld door vijf. Zo heeft verdachte verklaard dat hij zijn in de kwekerij geïnvesteerde geld terug wilde verdienen. Hij bleef, ook nadat hij de huur had overgedaan aan [medeverdachte 6] en ook nog nadat hij zijn investeringen had terugverdiend, enveloppen met geld van de opbrengst van de kwekerij aannemen.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en zijn medeverdachten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, gericht op de exploitatie van de hennepstekkenkwekerij. Met zijn hiervoor omschreven handelingen heeft de verdachte daaraan een wezenlijke bijdrage geleverd, zodat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Opzet op hoeveelheid:
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad op de hoeveelheden hennep(stekken) die zijn aangetroffen in de loods te Beverwijk op 25 februari 2011, nu hij slechts geringe bedragen per maand ontving (ongeveer 3 a 4000,- euro) en de investering van 60 a 70.000,- euro die verdachte had gedaan daar nog van af moet worden getrokken. Voorts kon verdachte, sinds de huurovereenkomst van de loods op naam van [medeverdachte 6] was gezet en hij nauwelijks meer in de loods kwam, niet weten hoeveel planten er in de loods stonden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte wist dat er stekken voor de verkoop werden gekweekt in de loods. Verdachte heeft verklaard dat de opbrengst van de hennepkwekerij door vijf personen, waaronder verdachte, werd gedeeld. Verdachte heeft voorts ter zitting verklaard dat, gelet op de grootte van de loods en de aangeschafte zeecontainers, het een groots opgezet plan was om flink wat geld te verdienen.
Al heeft hij zich op een gegeven moment willen distantiëren van het gebeuren en kwam hij nauwelijks meer in de loods, toch bleef verdachte een deel van de opbrengst incasseren, blijkbaar zonder zich nog langer van de ontwikkelingen in de kwekerij op de hoogte te stellen. Hij heeft aldus welbewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er (veel) meer stekken in de loods stonden dat hij aannam. De enkele stelling dat verdachte er, in verhouding, niet heel veel aan zou hebben verdiend, doet daar niet aan af, wat daarvan verder ook zij.
Gewoontewitwassen
De rechtbank overweegt dat verdachte, in bewuste en nauwe samenwerking met zijn partner [partner], gedurende geruime tijd, keer op keer de opbrengsten uit de hennepkwekerij heeft gebruikt om aankopen te doen. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen in vereniging. Het betoog van de raadsvrouw, dat vraagtekens zet bij de criminele herkomst van het geld, wordt weerlegd door de bekennende verklaring van verdachte daaromtrent.
Criminele organisatie
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit voor feit 4 en daartoe aangevoerd dat verdachte slechts een marginale betrokkenheid had bij de kwekerij. Dit betoog vindt zijn weerlegging in de verklaring van verdachte, waaruit volgt dat hij één van de initiators was en in de opbrengst deelde. Uit de redengevende feiten volgt dat verdachte en zijn medeverdachten gestructureerd samenwerkten bij hun criminele onderneming, die ten doel had het op grote schaal telen en verkopen van hennep(stekken).
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of verkocht in een pand aan de [adres 1] te Beverwijk een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan (waaronder in elk geval 1434 hennepplanten en 34.695 hennepstekken), telkens zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
Feit 3:
hij in de periode van 1 oktober 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of te Velserbroek, gemeente Velsen tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte en zijn mededader voorwerpen, te weten geldbedragen en een auto (merk Mercedes) en een horloge en televisies verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl zij wisten dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf (te weten onder andere uit hennephandel en/of hennepteelt);
Feit 4:
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 25 februari 2011 te Beverwijk en/of Velserbroek, gemeente Velsen, en of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (bestaande onder meer uit [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en M. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4]) die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 derde en vijfde lid van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bedrijfsmatig en/of beroepsmatig telen van een grote hoeveelheid hennep en/of het verkopen van een grote hoeveelheid hennep, telkens zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Medeplegen van in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 3:
Medeplegen van gewoontewitwassen.
Feit 4:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) maanden, met aftrek van de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht.
6.2. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer 2,5 jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van de exploitatie van een hennepstekkenkwekerij, met een bedrijfsmatig dan wel beroepsmatig karakter. Verdachte was een van de initiators van de kwekerij. Bovendien deelde hij samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 5], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] in de winst.
De verdachte maakte in die periode aldus deel uit van een criminele organisatie, waarin hij en zijn mededaders ieder een eigen rol speelden. Hij en [medeverdachte 1] regelden de locatie en zorgden vervolgens dat de huurovereenkomst van deze locatie op naam van een katvanger, [medeverdachte 6], werd gezet. [medeverdachte 5] en [medeverdachte 9] hielden zich met de bouw van de kwekerij bezig en [medeverdachte 2] regelde de verkoop van de hennep. [medeverdachte 4] had de dagelijkse leiding over de werknemers in de loods. De afvalverwerking was in handen van [medeverdachte 11] en [beambte].
Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat in het algemeen overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij (langdurig) gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Bovendien betreft het in deze zaak een kwekerij van bijzonder grote omvang en behelst de periode van kweken meerdere jaren. Het kweken van hennep wordt daarnaast vaak omgeven door andere vormen van criminaliteit.
De verdachte heeft zich voorts gedurende een periode van ongeveer 2,5 jaar, samen met zijn partner [partner], schuldig gemaakt aan het plegen van gewoontewitwassen door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen. Verdachte en zijn partner konden aldus met crimineel geld een luxe leven leiden. Het geld was afkomstig uit de hennepkwekerij in Beverwijk. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Het is bovendien een essentieel onderdeel van de georganiseerde criminaliteit rond illegale handelsactiviteiten, zoals de handel in verdovende middelen; zonder het witwassen van de opbrengsten zou deze handel niet kunnen bestaan. De rechtbank acht dit dan ook een ernstig feit. Voornoemd handelen van verdachte bevordert het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbare legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat de redelijke termijn is overschreden. Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank voorts rekening met het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven, hij een nagenoeg blanco strafblad heeft en hij na de onderhavige feiten geen nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd. Ook weegt de rechtbank mee dat de onderneming van verdachte van zijn inzetbaarheid afhankelijk is.
De rechtbank heeft acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten voor hennepkwekerijen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten kennelijk anders beoordeelt dan de officier van justitie.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 47, 57, 140, 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
artikel 3, 11, 11a van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.L. Grosheide, voorzitter,
mr. A.E. van Montfrans-Wolters en mr. D. Gruijters, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 juli 2014.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkenkwekerij, d.d. 29 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina 099-101).
3.Het proces-verbaal van aantreffen hennepstekkenkwekerij, d.d. 29 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina 105).
4.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 25 januari 2012 (ordner 12, persoonsdossier [medeverdachte 1], dossierpagina 32-34).
5.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 6] d.d. 30 maart 2012 (ordner 13, persoonsdossier [medeverdachte 6], dossierpagina 163).
6.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 25 januari 2012 (ordner 12, persoonsdossier [medeverdachte 1], dossierpagina 32-34).
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 februari 2012 (ordner 12, persoonsdossier Hobson, dossierpagina 42-44).
8.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2012 (ordner 2, dossierpagina A-130-142).
9.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 april 2011 (ordner 2, dossierpagina 188-190) en het proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2012 (ordner 2 A 130-142)
10.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 juli 2012 (ordner 1, dossierpagina 18).
11.Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 3 februari 2011 (ordner 2, dossierpagina 94-96).
12.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 29 november 2011 (ordner 12, persoonsdossier, dossierpagina 22-27).
13.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] d.d. 29 november 2011 (ordner 12, persoonsdossier, dossierpagina 36-39).
14.De verklaring ter terechtzitting van verdachte d.d. 3 juni 2014.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 26 januari 2012 (ordner 12, persoonsdossier, dossierpagina 68).