ECLI:NL:RBNHO:2014:6284

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juni 2014
Publicatiedatum
4 juli 2014
Zaaknummer
15/700120-12 (onderzoek 11Drome)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en hennepteelt in het onderzoek 11Drome

In de zaak met ECLI:NL:RBNHO:2014:6284, uitgesproken op 17 juni 2014 door de Rechtbank Noord-Holland, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde moord op slachtoffer 1, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij opzet had. Echter, de verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van moord op de slachtoffers 2 en 3, met een gevangenisstraf van 12 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door te wijzen op de aanwezigheid van de slachtoffers, een essentiële rol speelde in de fatale gebeurtenissen. De zaak betreft een complexe situatie waarin de verdachte onder druk stond van slachtoffer 1, wat leidde tot een escalatie van geweld. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekenbaarheid van de verdachte, maar concludeerde dat hij wel degelijk opzet had op de dood van de slachtoffers. De zaak is verder gekenmerkt door de betrokkenheid van meerdere medeverdachten en een uitgebreid forensisch onderzoek, dat leidde tot de vaststelling van de gebruikte wapens en de omstandigheden van de moorden. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoeding werd toegewezen aan de nabestaanden van de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Osdorp te Amsterdam
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700120-12 (onderzoek 11Drome)
Uitspraakdatum: 17 juni 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 april 2014, 6 mei 2014, 9 mei 2014, 12 mei 2014, 13 mei 2014, 15 mei 2014, 19 mei 2014, 23 mei 2014 en 3 juni 2014 in de zaak tegen:
[[verdachte]],
geboren op [geboortedatum] te Amsterdam,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie Scheveningen (PPC) te Den Haag,
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. F.H.A. Schlingemann en mr. S.M. de Vries en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, advocaat te Veenendaal, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
hij op of omstreeks 20 december 2011 te Landsmeer, en/of (elders) in de Gemeente Landsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel geschoten in/door het hoofd van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
Subsidiair
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] op of omstreeks 20 december 2011 te Landsmeer, en/of (elders) in de Gemeente Landsmeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd,
immers heeft/hebben die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 1] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel geschoten in/door het hoofd van die [slachtoffer 1], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 december 2011 te Purmerend en/of te Purmerland, gemeente Landsmeer en/of (elders) in de gemeente Landsmeer, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- die [medeverdachte 1] en/of (via die [medeverdachte 1]) die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] (telefonisch) in te lichten over de plaats waar die [slachtoffer 1] zich (mogelijk) zou (gaan) bevinden (te weten bij pannekoekenhuis De Boffert te Purmerend en/of de Kentucky Fried Chicken te Amsterdam);
Feit 2:
Primair
hij op of omstreeks 20 december 2011 te Purmerland, gemeente Landsmeer en/of in de gemeente Landsmeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven
heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met één of meer vuurwapen(s) één of meer kogel(s) geschoten in het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer 2], en/of
- met één of meer vuurwapen(s) één of meer kogel(s) geschoten in het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer 3], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zijn/is overleden;
Subsidiair
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 20 december 2011 te Purmerland, gemeente Landsmeer en/of in de gemeente Landsmeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met één of meer vuurwapen(s) één of meer kogel(s) geschoten in het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer 2], en/of
- met één of meer vuurwapen(s) één of meer kogel(s) geschoten in het hoofd en/of elders in het lichaam van die [slachtoffer 3],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] zijn/is overleden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 20 december 2011 te Purmerland, gemeente Landsmeer en/of (elders) in de gemeente Landsmeer, en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4]:
- inlichtingen te verschaffen over de locatie(s) en/of (rij)route(s) van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en/of
- te wijzen op het feit dat die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 3] stonden te wachten op [slachtoffer 1] samen met hem, verdachte, (terwijl die [slachtoffer 1] kort daarvoor om het leven was gebracht) waardoor -bij niet verschijnen van die [slachtoffer 1] en/of hem, verdachte- de (schijn van) betrokkenheid van die [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 3] en/of die [medeverdachte 4] en/of hem, verdachte, bij het om het leven brengen van die [slachtoffer 1] bekend zou kunnen worden;
Feit 3:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 augustus 2009 tot en met 15 februari 2012 te Nijkerk (in/vanuit een pand aan de [adres]) en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens) een groot aantal/ grote aantal(len)
hennepplanten en/of delen daarvan, waaronder in elk geval 5208 hennepstek(ken) en/of 352 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Leeswijzer van het vonnis (Inleiding):

De rechtbank zal in verband met de bijzondere aard van de zaak een andere dan de gebruikelijke opbouw van het vonnis hanteren. De rechtbank zal allereerst het aantreffen van de lichamen en het forensisch (bewijs)materiaal bespreken. Vervolgens zal een aantal inleidende opmerkingen met betrekking tot het bewijs worden gemaakt alsmede de gevoerde bewijsverweren met betrekking tot de bruikbaarheid van de verklaringen van met name [verdachte] en de bruikbaarheid van de ‘de auditu’ verklaringen welke alle [medeverdachte 2] als bron hebben, worden besproken.
Daarna zal de rechtbank de feitelijke toedracht bespreken, onderverdeeld in diverse onderdelen, doorgaans afgerond met conclusies dan wel bewijsoverwegingen, uitmondend in een beschrijving van de gebeurtenissen van de 20e december 2011. Vervolgens zal de rechtbank in het vonnis van elke verdachte de rol die hij al dan niet bij deze gebeurtenissen heeft gespeeld, bespreken. Tevens zal de rechtbank daaraan de conclusie verbinden of deze rol een strafrechtelijk verwijt, zoals ten laste is gelegd, met zich mee brengt en de vraag beantwoorden of dit zal moeten leiden tot een vrijspraak van het ten laste gelegde of tot een bewezenverklaring.
Daar waar de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, zal het vonnis overwegingen met betrekking tot de strafmaat en een bespreking van de vorderingen van de benadeelde partijen bevatten.
De rechtbank merkt op voorhand reeds op dat de door de rechtbank in de voetnoten of elders als processen-verbaal aangeduide (bewijs)middelen in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en ook overigens voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten.
4.2.
De gebeurtenissen
4.2.1.
Inleiding
Plaats delict 1, Burgtpad
Aantreffen lichamen[slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
Op dinsdag 20 december 2011 omstreeks 21.45 uur komt bij de meldkamer van de regiopolitie Zaanstreek-Waterland de melding binnen dat op een parkeerplaats aan de Purmerlanderrijweg te Purmerland, een man tussen twee geparkeerde auto’s zou liggen.
Naar aanleiding van deze melding gaan verbalisanten ter plaatse. Op de Purmerlanderrijweg, op de parkeerplaats bij het fietspad aan het Burgtpad, treffen zij een witte bestelbus Mercedes Vito, voorzien van het kenteken [kenteken 1] (hierna: Mercedes Vito), en een grijze Peugeot 207 (hierna: Peugeot), voorzien van het kenteken [kenteken 2], aan. Bij de auto’s liggen de lichamen van twee mannen op de grond. [1]
Beide mannen bewegen niet meer, hebben geen ademhaling meer en voelen koud aan. [2]
Op de lichamen worden identiteitspapieren aangetroffen van [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]). [3] [slachtoffer 3] wordt voorts bij een confrontatie onder meer door zijn vader herkend. [4] Bij een vergelijkend onderzoek tussen het dactyloscopisch signalement van [slachtoffer 2] met een bij de politie aanwezig dactyloscopisch signalement ten name van [slachtoffer 2], blijkt dat de afdrukken van de vingers identiek aan elkaar waren. [5]
Gezien vanaf de Purmerlanderrijweg is het achterste voertuig op de parkeerplaats de Peugeot. De Peugeot staat geparkeerd met de voorzijde in westelijke richting. De beide portieren zijn gesloten.
Aan de bestuurderszijde van de Peugeot ligt [slachtoffer 3] grotendeels op zijn rechterzijde en rechterarm, met zijn borstkas richting de straatklinkers gekeerd. De linkerarm van [slachtoffer 3] bevindt zich in gebogen toestand onder de borstkas, met de linkerhand ter hoogte van zijn hals. De rechterhand bevindt zich in de rechterjaszak.
Eveneens gezien vanaf de Purmerlanderrijweg betreft het voorste voertuig de Mercedes Vito, deze staat enigszins schuin geparkeerd met de voorzijde in westelijke richting. De voorwielen staan iets naar links gedraaid, op de overgang van de straatklinkers en de aangrenzende berm/grasstrook. De beide voorportieren van de Mercedes Vito zijn geopend.
Aan de passagierszijde van de Mercedes Vito ligt [slachtoffer 2] in buikligging op de straatklinkers. Het hoofd van [slachtoffer 2] rust op beide armen. [6] [slachtoffer 2] ligt met zijn hoofd in de richting van de Mercedes Vito. [7]
Naar aanleiding van het aantreffen van de lichamen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] is het grootschalige onderzoek 11Drome gestart.
Onderzoeksresultaten
- Munitie
Op de plaats delict en uit de kleding c.q. de lichamen van de slachtoffers zijn diverse kogels en kogeldelen veiliggesteld. Uit onderzoek is gebleken dat de hulzen en kogels van het kaliber 7,65mm Browning zijn, dan wel daarbij het beste passen.
Gelet op de aangetroffen hulzen, kogelpunten en –delen zijn in totaal minimaal 11 afzonderlijke kogels aangetroffen, waarnaar onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is verricht.
Uit dit onderzoek blijkt dat de bevindingen van het vergelijkend hulsonderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde vuurwapen dan wanneer zij zijn verschoten met meerdere vuurwapens van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken. Voorts blijkt uit dit onderzoek dat de bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn wanneer de kogels en kogelmanteldelen zijn afgevuurd uit één en dezelfde loop dan wanneer zij zijn afgevuurd uit meerdere lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken.
Daarnaast concludeert het NFI dat de vorm en de ligging van de systeemsporen in de hulzen sterke gelijkenis vertonen met die van een (semi-) automatisch werkend machinepistool, van het model Skorpion, kaliber 7,65mm Browning, en dat ook de afvuursporen in de ontvangen kogels en kogelmanteldelen passen bij dit vuurwapen. [8]
- De Peugeot en sectie
[slachtoffer 3]
De aangetroffen Peugeot is veiliggesteld en onderzocht. Aan de buitenzijde van de Peugeot, vanaf het portier van de bestuurder doorlopend naar de achterzijde van het voertuig is een patroon van op bloed gelijkende spatten aangetroffen. De spatten bevinden zich op een hoogte vanaf de onderzijde van het voertuig tot boven op het dak. Het NFI concludeert op basis van de kenmerken van de bloedspatten dat het aangetroffen bloedspoorpatroon is veroorzaakt door een uitgeoefende kracht in bloed zoals mechanismen als schoppen, slaan, steken en schieten. Een onderscheid daartussen is niet vast te stellen. Evenmin is vast te stellen of de bloedspatten zijn veroorzaakt door een enkele gebeurtenis of meerdere op ongeveer dezelfde positie.
Tevens concludeert het NFI dat de plaats van de uitgeoefende kracht in bloed die dit bloedspoorpatroon heeft veroorzaakt, zich bevond ter hoogte van de linkerachterzijde van het voertuig voor het linkerachterwiel en globaal op een hoogte tussen de dorpel en de stootrand van het voertuig. De afstand tot de auto kon niet worden vastgesteld. Vanwege de plaats van de aangetroffen bloedspatjes in de sluitnaad van het linkerportier met de B stijl en de buitenste rand van de dorpel en het ontbreken van de bloedspatten elders op de B stijl, de binnenzijde van de dorpel of de binnenzijde van het linkerportier, is het volgens het NFI zeer veel waarschijnlijker dat het linkerportier dicht was ten tijde van de inwerking van de uitgeoefende kracht op bloed dan dat het portier geopend was. [9]
Op het lichaam van [slachtoffer 3] is sectie verricht. Hieruit blijkt dat [slachtoffer 3] is overleden als gevolg van meermalen bij leven opgelopen uitwendig inwerkend perforerend geweld op het lichaam. Er is sprake van twee bij leven opgelopen doorschotverwondingen door het hoofd en de schedelbasis. Een tweetal schotkanalen is vastgesteld. Eén met een inschotopening links aan het achterhoofd met een schotkanaal van links naar rechts, dwars door het hoofd met een perforatie van het schedeldak links. Voorts is een schotkanaal van links naar rechts en iets hoofdwaarts vastgesteld met een inschotopening laag aan de nek links. [10]
Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de verwondingen van [slachtoffer 3] zijn veroorzaakt door minimaal twee en maximaal vier kogels. [11]
- De Mercedes Vito en sectie
[slachtoffer 2]
De Mercedes Vito is eveneens veiliggesteld en onderzocht. Op verschillende plaatsen in het interieur worden beschadigingen aangetroffen. Deze aangetroffen beschadigingen geven de indruk te zijn veroorzaakt door inschoten en/of doorschoten van projectielen afkomstig uit een vuurwapen en afgevuurd vanuit de richting van het bestuurdersportier, terwijl dit op het moment van het schieten open gestaan moet hebben. Gelet op het aantreffen van een beschadiging aan de kunststof binnenbekleding van het passagiersportier en de hoek waarmee het projectiel de binnenbekleding is binnengedrongen, moet het passagiersportier op het moment van schieten eveneens open hebben gestaan. [12] Aan de bestuurderszijde van de Mercedes Vito zijn onder meer een huls en drie kogelpunten/fragment kogelpunt aangetroffen. [13]
Op het lichaam van [slachtoffer 2] is sectie verricht. Hieruit blijkt dat [slachtoffer 2] is overleden als gevolg van meermalen bij leven opgelopen perforerend geweld in het lichaam. In totaal zijn 22 bij leven opgelopen perforaties aangetroffen, alle met het aspect van een schotverwonding. Met name de hoofdstreek is meermalen geraakt (acht perforaties). Eén schotkanaal kon worden herleid met een inschotverwonding links aan het achterhoofd, waarbij het schotkanaal van linksachter naar rechtsvoor en voetwaarts naar een kogel in de weke delen van de hals rechts loopt. Voorts zijn er meerdere doorschoten waargenomen door de linkerarm, een doorschot door het linkeronderbeen en een inschot met een kogel in het rechteronderbeen. Het is op grond van de sectiebevindingen niet mogelijk een volgorde aan te geven in het oplopen van de letsels. [14]
Uit onderzoek van het NFI blijkt dat de bevindingen met betrekking tot [slachtoffer 2] passen bij minstens 9 afzonderlijke kogels. [15]
Plaats delict 2, Kanaaldijk
Vermissing en aantreffen lichaam[slachtoffer 1]
Op 21 december 2011 omstreeks 20.15 uur komt [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2]) met zijn broer [betrokkene 3] aan het politiebureau te Purmerend. [betrokkene 2] deelt mede dat hij zijn broer [slachtoffer 1] al een tijdje niet heeft gezien en bang is dat hij één van de slachtoffers, aangetroffen op het Burgtpad te Purmerland, is. Hij verklaart verder dat hij op televisie het busje herkende en dat zijn broer omging met ‘de jongen van het busje’. [16] Ook komt [betrokkene 2] op 23 december 2011 samen met zijn vader [betrokkene 4] aan het bureau. [betrokkene 2] geeft aan dat zijn familie zich zorgen maakt omdat zijn broer nergens te vinden is en [slachtoffer 2] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2]) een vriend van [slachtoffer 1] is. [17]
Op donderdag 19 januari 2012 komt bij de meldkamer van de regiopolitie Zaanstreek-Waterland de melding binnen dat ter hoogte van perceel 100 aan de Kanaaldijk te Landsmeer een lichaam in het water drijft. [18] Ter plaatse treffen medewerkers van de politie in het water het lichaam van vermoedelijk een man aan, wijzend met het gezicht naar onderen. [19] De man blijkt de vermiste [slachtoffer 1] te zijn. [20]
Geografisch gezien ligt de plek waar [slachtoffer 1] wordt aangetroffen (plaats delict 2) in het verlengde van de plaats delict 1, op een afstand van ongeveer 6,5 km. De Kanaaldijk te Landsmeer loopt door tot aan de Purmerlanderrijweg te Purmerland, waaraan het Burgtpad (plaats delict 1) ook ligt. [21] In het Noord-Hollands kanaal vindt nauwelijks stroming van het water plaats door sluizen aan beide kanten. Door het kanaal vaart scheepsvaart. [22]
In de directe nabijheid van de plaats delict is door de politie aan de walkant van de waterzijde met behulp van een metaaldetector gezocht naar mogelijke aanwezige hulzen. Er zijn geen hulzen aangetroffen. [23]
Sectie[slachtoffer 1]
Op het lichaam van [slachtoffer 1] is sectie verricht. Hieruit blijkt dat [slachtoffer 1] is overleden als gevolg van hersenschade en/of bloedverlies door uitwendig inwerkend perforerend geweld (doorschotletsel) op het hoofd. Aan het achterhoofd, links op de overgang naar de nek, is een ronde huidperforatie met een aspect passend bij een inschotverwonding aangetroffen. Voorts is midden op het hoofd een ruwrandige huidscheur (zeer waarschijnlijk een uitschotverwonding) aangetroffen. In relatie met deze perforaties is een schotkanaal te herleiden van linksachter/onder iets naar rechts en naar boven dwars door de rechter kleine en grote hersenhelft. [24] Bij de sectie zijn gevorderde postmortale veranderingen geconstateerd, passend bij een verblijf van meerdere dagen tot weken in het water. Op grond van de sectiebevindingen is het goed mogelijk dat het slachtoffer al vanaf 20 december 2011 in het water heeft gelegen. De sectiebevindingen ondersteunen die hypothese. [25]
Uit onderzoek door het NFI blijkt dat de schedelbeschadigingen van [slachtoffer 1] minimaal iets waarschijnlijker zijn wanneer deze zijn veroorzaakt door een schot met een machinepistool van het type Skorpion, kaliber 7,65mm Browning, dan wanneer deze zijn veroorzaakt door een schot met een pistool van het merk FN, model High power, kaliber 9mm Parabellum. [26]
Schotrestenvergelijkendonderzoek [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]
Ten aanzien van [slachtoffer 3], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is door het NFI een schotrestenvergelijkendonderzoek uitgevoerd. Op basis daarvan is geconcludeerd dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn, wanneer de hypothese dat de deeltjes die zijn aangetroffen bij [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], alle dezelfde bron van herkomst hebben juist is dan wanneer uitgegaan wordt van verschillende bronnen van herkomst.
Voorts is geconcludeerd dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn, wanneer de hypothese dat de deeltjes die zijn aangetroffen bij [slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], en de deeltjes uit de ter onderzoek aangeboden hulzen dezelfde bron van herkomst hebben juist is dan wanneer er sprake is van verschillende bronnen van herkomst. Hierbij is ‘bron van herkomst’ gedefinieerd als een schot of schoten waarbij schotresten vrijkomen. [27]
Op de beide plaatsen delict is veel onderzoeksmateriaal veiliggesteld en er is veel (forensisch) onderzoek gedaan. Dit heeft evenwel geen nadere (voor de beoordeling van de zaak relevante) gegevens opgeleverd.
4.2.2.
Algemene opmerkingen met betrekking tot het bewijs
Het onderzoek 11Drome heeft betrekking op verdachten, die ervan zijn beschuldigd betrokken te zijn geweest bij één of meer levensdelicten. Eén van hen heeft zich bij aanhouding van het leven beroofd. Uiteindelijk zijn vier verdachten in staat van beschuldiging gesteld en gedagvaard. Daarnaast worden drie van deze vier verdachten beschuldigd van andere strafbare feiten.
Tijdens het proces is een aantal centrale thema’s en verweren naar voren gekomen die voor de individuele verdachten in meer of mindere mate van belang zijn. Om redenen van efficiency heeft de rechtbank de betreffende onderwerpen voor alle betrokken verdachten op identieke wijze beschreven. De rechtbank onderkent dat als gevolg hiervan niet alle onderdelen van het vonnis voor iedere verdachte in gelijke mate van belang zijn.
Omwille van de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank de verdachten en slachtoffers binnen onderzoek 11Drome steeds bij hun achternaam duiden.
Bijnamen:[verdachte]:
Daar waar in het dossier wordt gesproken over [bijnamen], verstaat de rechtbank dit aldus dat hiermee [verdachte] wordt bedoeld. [28]
[medeverdachte 1]:
Daar waar in het dossier wordt gesproken over [bijnamen], verstaat de rechtbank dit aldus dat hiermee [medeverdachte 1] wordt bedoeld. [29]
[medeverdachte 4]:
Daar waar in de verklaring van [betrokkene 5] wordt gesproken over [bijnaam], verstaat de rechtbank dit aldus dat hiermee [medeverdachte 4] wordt bedoeld. [30]
[betrokkene 5]:
Daar waar in het dossier wordt gesproken over [bijnamen], verstaat de rechtbank dit aldus dat hiermee [betrokkene 5] wordt bedoeld. [31]
[medeverdachte 2]
De rechtbank constateert dat [medeverdachte 2] ook wel [bijnamen] wordt genoemd [32] en zal hem in het vonnis vervolgens ook als ‘[medeverdachte 2]’ aanduiden. Dit om hem te onderscheiden van zijn vader, [betrokkene 7], die de rechtbank in het vonnis zal aanduiden als ‘[betrokkene 7]’ en van zijn broer [betrokkene 8], die de rechtbank in het vonnis zal aanduiden als ‘[betrokkene 8]’.
[slachtoffer 1]:
De rechtbank constateert dat [slachtoffer 1] door mensen die hem persoonlijk kenden ook wel [bijnaam] wordt genoemd, maar zal hem in het vonnis ook als [slachtoffer 1] aanduiden. [33]
[slachtoffer 3]:
Daar waar in het dossier wordt gesproken over [bijnamen], verstaat de rechtbank dit aldus dat hiermee [slachtoffer 3] wordt bedoeld. [34]
Communicatie:
In het onderzoek 11Drome zijn verschillende telefoon- en imeinummers naar voren gekomen. Een imei-nummer heeft als eigenschap dat het verbonden is met de mobiele telefoon die gebruikt wordt. Het imei-nummer blijft bij het toestel en verandert nooit. Mocht de gebruiker een andere simkaart in het toestel stoppen dan blijft het imei-nummer hetzelfde, maar het 06-nummer verandert wel.
Alvorens de afzonderlijke feiten te bespreken, zal de rechtbank eerst aangeven welke nummers zij aan welke verdachte, welk slachtoffer en welke overige relevante personen toeschrijft en op grond waarvan.
[verdachte]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] (hierna: [telefoonnummer 1]) is in gebruik bij [verdachte]. [35]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] (hierna: [telefoonnummer 2]) is gebruikt van 17 december 2011 tot en met 20 december 2011 om 16.30 uur. Op dit nummer is uitsluitend ingebeld en met dit nummer is niet uitgebeld. Het nummer [telefoonnummer 2] is gebeld door de nummers [belhuis 1] en [belhuis 2]. [verdachte] heeft verklaard dat hij van [slachtoffer 1] een telefoon heeft gekregen. [36] Uit onderzoek is gebleken dat dit nummer de zgn. één-op-één telefoon van [verdachte] en [slachtoffer 1] betreft en dat deze in gebruik is bij [verdachte]. [37]
Nu door of namens [verdachte] niet is betwist dat voormelde telefoonnummers aan hem toebehoren, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan hem toeschrijven, nu ook door of namens [verdachte] niet is betwist dat hij deelnemer daaraan is geweest.
Tevens is van 6 februari 2012 tot en met 23 februari 2012 sprake geweest van het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) in een Safehouse waar [verdachte], [betrokkene 10] en hun zoon hebben verbleven. [38] [verdachte] noch zijn raadsman heeft betwist dat hij deelnemer is geweest aan de hem toegeschreven gesprekken. De rechtbank gaat dan ook van dat gegeven uit.
[medeverdachte 1]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 3] (hierna: [telefoonnummer 3]) is in gebruik bij [medeverdachte 1]. [39]
Nu door of namens [medeverdachte 1] niet is betwist dat het voormelde telefoonnummer aan hem toebehoort, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan hem toeschrijven nu ook door of namens [medeverdachte 1] niet is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken is geweest.
[medeverdachte 3]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] (hierna: [telefoonnummer 4]) is in gebruik bij [medeverdachte 3]. [40] Het telefoonnummer [telefoonnummer 5] (hierna: [telefoonnummer 5]) is ook in gebruik bij [medeverdachte 3]. [41]
Nu door of namens [medeverdachte 3] niet is betwist dat voormelde telefoonnummers aan hem toebehoren, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan hem toeschrijven, nu ook door of namens [medeverdachte 3] niet is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken is geweest.
Het telefoonnummer [telefoonnummer 6] (hierna: [telefoonnummer 6]) staat op naam van [betrokkene 11]. [betrokkene 11] is de moeder van [medeverdachte 3]. [42]
[medeverdachte 3] woont vanaf ongeveer november 2011 bij zijn moeder. [43] Op 20 december 2011 verblijft de moeder van [medeverdachte 3] in verband met vakantie in Suriname. [44] Op 20 december 2011 in de avond is [medeverdachte 3] alleen in de woning van zijn moeder. [45] Op 19 of 29 februari 2012 vertrekt [medeverdachte 3] voor langere tijd naar Suriname. [46]
[medeverdachte 4]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 7] (hierna: [telefoonnummer 7]) is in gebruik bij [medeverdachte 4]. Dit nummer is slechts actief tussen 5 december 2011 en 21 december 2011. [47]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 8] (hierna: [telefoonnummer 8]) is ook in gebruik bij [medeverdachte 4]. Dit nummer is pas actief vanaf 22 december 2011. [48] [medeverdachte 4] verblijft in de periode december 2011 tot en met februari 2012 op het adres van zijn zuster in Amsterdam Zuid-Oost. [49]
Nu door of namens [medeverdachte 4] niet is betwist dat voormelde telefoonnummers aan hem toebehoren, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan hem toeschrijven nu ook door of namens [medeverdachte 4] niet is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken en daarin afgesproken ontmoetingen is geweest.
[medeverdachte 2]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 9] (hierna: [telefoonnummer 9]) is in gebruik bij [medeverdachte 2]. Het eerste telefooncontact van dit telefoonnummer is op 18 mei 2011 en het laatste telefooncontact op 21 december 2011 om 13.16 uur. [50]
Het telefoonnummer [telefoonnummer 10] (hierna: [telefoonnummer 10]) is ook in gebruik geweest bij [medeverdachte 2]. Het eerste telefooncontact van dit telefoonnummer heeft plaatsgevonden op 27 september 2011 en het laatste telefooncontact op 23 april 2012. [51]
Nu door of namens verdachten niet is betwist dat voormelde telefoonnummers aan [medeverdachte 2] toebehoorden, zal de rechtbank de met voormelde telefoonnummers gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan [medeverdachte 2] toeschrijven.
Voorts heeft [medeverdachte 2] de beschikking gehad over het telefoonnummer [telefoonnummer 11] (hierna: [telefoonnummer 11]). Dit telefoonnummer was op naam van [betrokkene 9] gesteld, [adres] te Amsterdam. Op dit adres staan ook ingeschreven [betrokkene 7], [betrokkene 8] en [medeverdachte 2]. [betrokkene 9] is de moeder van [medeverdachte 2]. [52]
[slachtoffer 1]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 12] (hierna: [telefoonnummer 12]) is in gebruik geweest bij [slachtoffer 1]. [53]
Nu door of namens verdachten niet is betwist dat voormeld telefoonnummer aan [slachtoffer 1] toebehoorde, zal de rechtbank de met voormeld telefoonnummer gevoerde gesprekken, aan [slachtoffer 1] toeschrijven.
[telefoonnummer 2] wordt regelmatig gebeld door de nummers [belhuis 1] en [belhuis 2]. Uit onderzoek is gebleken dat [slachtoffer 1] regelmatig vanuit belhuizen belde, waarbij van bepaalde telefoongesprekken ook gebleken is dat die inderdaad door [slachtoffer 1] zijn gevoerd. [54]
Nu door of namens verdachten niet is betwist dat de gesprekken met voormelde telefoonnummers aan [slachtoffer 1] kunnen worden toegeschreven, zal de rechtbank dat ook doen.
[slachtoffer 2]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 13] (hierna: [telefoonnummer 13]) is in gebruik geweest bij [slachtoffer 2]. [55]
Nu door of namens verdachten niet is betwist dat voormeld telefoonnummer aan [slachtoffer 2] toebehoorde, zal de rechtbank de met voormeld telefoonnummer gevoerde gesprekken aan [slachtoffer 2] toeschrijven.
[slachtoffer 3]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 14] (hierna: [telefoonnummer 14]) is in gebruik geweest bij [slachtoffer 3]. [56]
Nu door of namens verdachten niet is betwist dat voormeld telefoonnummer aan [slachtoffer 3] toebehoorde, zal de rechtbank de met voormeld telefoonnummer gevoerde gesprekken aan [slachtoffer 3] toeschrijven.
[betrokkene 13]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 15] (hierna: [telefoonnummer 15]) is sinds 2010 in gebruik bij [betrokkene 13]. [57]
Nu noch door of namens [betrokkene 13] noch door of namens verdachten is betwist dat voormeld telefoonnummer aan haar toebehoort, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken, inclusief de middels sms-berichten gevoerde gesprekken, aan haar toeschrijven nu ook noch door of namens [betrokkene 13] noch door of namens verdachten is betwist dat zij deelnemer aan die gesprekken is. Een en ander voor zover hierna niet anders is beslist.
[betrokkene 5]:
Het telefoonnummer [telefoonnummer 16] (hierna: [telefoonnummer 16]) is in gebruik bij [betrokkene 5]. [58]
Nu noch door of namens [betrokkene 5] noch door of namens verdachten is betwist dat voormeld telefoonnummer aan hem toebehoort, zal de rechtbank de daarmee gevoerde gesprekken aan hem toeschrijven nu ook noch door of namens [betrokkene 5] noch door of namens verdachten is betwist dat hij deelnemer aan die gesprekken is.
Voertuigen:
In het onderzoek 11Drome komen verschillende voertuigen voor, welke voertuigen bij de redengevende feiten en omstandigheden een rol spelen. Om die reden zal de rechtbank deze voertuigen kort aanduiden alsmede vermelden wie (mede) gebruik maakten van die voertuigen en op grond waarvan.
Mercedes A-klasse
De Mercedes A-klasse (hierna: Mercedes), grijs van kleur en gekentekend [kenteken], staat op naam van [betrokkene 10], de moeder van de zoon van [verdachte], bij wie [verdachte] regelmatig verbleef. Deze auto is mede in gebruik bij [verdachte]. [59]
Volkswagen Golf
De Volkswagen Golf (hierna: zwarte Golf), zwart van kleur en gekentekend [kenteken], staat vanaf 20 juni 2008 op naam van [medeverdachte 1] en is in gebruik bij [medeverdachte 1]. [60]
Mercedes Vito, met kenteken [kenteken 1]
De Mercedes Vito, wit van kleur en gekentekend [kenteken 1], staat op naam van [tenaamgestelde] te Amstelveen en is in gebruik bij [slachtoffer 2]. [61]
Peugeot 207, met kenteken [kenteken 2]
De Peugeot 207, grijs van kleur en gekentekend [kenteken 2], staat op naam van [slachtoffer 3] en is in gebruik bij [slachtoffer 3]. [62]
Renault Megane, met kenteken [kenteken 3]
De Renault Megane (hierna: rode Renault), rood van kleur en gekentekend [kenteken 3], staat op naam van [betrokkene 12], zijnde de moeder van [medeverdachte 4]. [63]
Volkswagen Polo
De Volkswagen Polo, grijs van kleur en gekentekend [kenteken], staat op naam van [betrokkene 14] en is in 2009, 2010 en 2011 in gebruik bij [betrokkene 3]. [64]
Bewijswaarde van de verklaringen van verdachten [verdachte], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]
De vraag of de verklaringen van verdachten en meer in het bijzonder de verklaringen van [verdachte] door de rechtbank betrouwbaar kunnen worden geacht, heeft als een rode draad door het proces gelopen.
Een kritische benadering van deze verklaringen ligt voor de hand. [verdachte] is veelvuldig gehoord door de politie en heeft gedurende het onderzoek meerdere, inhoudelijk wisselende verklaringen afgelegd. Daarnaast merkt de rechtbank op dat eveneens kritische kanttekeningen kunnen worden geplaatst bij de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. [medeverdachte 3] is op een later tijdstip aangehouden en heeft aanvankelijk een verklaring afgelegd waarin hij wel bekend heeft met onder andere [medeverdachte 2] in de rode Renault bij de Kentucky Fried Chicken (hierna: KFC) te Amsterdam te zijn geweest, maar ontkend heeft op beide plaatsen delict aanwezig te zijn geweest en zich vervolgens op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Eerst nadat zijn raadslieden het beschikbare dossier hadden doorgenomen, heeft [medeverdachte 3] (inhoudelijke) verklaringen afgelegd, waarin hij teruggekomen is op zijn eerdere verklaringen en over zijn aanwezigheid op beide plaatsen delict heeft verklaard.
[medeverdachte 1] heeft zich in eerste instantie op zijn zwijgrecht beroepen en heeft over diverse onderwerpen slechts een verklaring willen afleggen, nadat hij het dossier daarop had doorgenomen.
Dat heeft hen beiden de mogelijkheid gegeven hun verklaringen op het overige bewijs af te stemmen.
[medeverdachte 4] heeft zich zowel gedurende het opsporingsonderzoek als tijdens de behandeling ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank concludeert dat zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] allen op (essentiële) punten in meer of mindere mate wisselende verklaringen hebben afgelegd, waarbij een aantal verklaringen in strijd is met de overige (objectiveerbare) onderzoeksgegevens.
Gelet op de hiervoor gemaakte kanttekeningen zal de rechtbank de verklaringen van de verdachten met de nodige behoedzaamheid hanteren. De rechtbank is zich bewust van het mogelijke risico dat zij de verklaringen die steun bieden aan het scenario welke de rechtbank het meest aannemelijk acht, voor waar aanneemt en daarin niet passende verklaringen als ongeloofwaardig ter zijde schuift. Teneinde dit risico tegen te gaan, zal de rechtbank een veiligheidsmarge hanteren, in die zin dat een verklaring van een verdachte uitsluitend dan voor het bewijs zal worden gebezigd indien deze verklaring wordt ondersteund door één of meer andere – objectiveerbare – bewijsmiddelen. Steeds zal derhalve steun voor de te gebruiken verklaringen moeten worden gevonden in ander (objectiveerbaar) bewijs.
De rechtbank ziet, bezien tegen deze achtergrond, dan ook geen aanleiding verklaringen van enige verdachte in zijn geheel van het bewijs uit te sluiten.
De bewijswaarde van de verklaringen van [betrokkene 15], [betrokkene 9], [betrokkene 7] en [betrokkene 5]
Op 11 mei 2012 omstreeks 5.00 uur gaat een arrestatieteam van de politie naar de [adres] te Amsterdam teneinde [medeverdachte 2] als verdachte in het onderzoek 11Drome aan te houden. Bij het betreden van de slaapkamer op de zolderetage ziet een medewerker van de politie dat [medeverdachte 2] een vuurwapen tegen zijn hoofd heeft geplaatst. Na urenlange onderhandelingen door politiemedewerkers wordt om 14.18 uur een luide knal op de zolderetage gehoord, en treffen medewerkers van de politie bij het betreden daarvan [medeverdachte 2] aan, die zichzelf kennelijk met een vuurwapen zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht. [65] Korte tijd later overlijdt [medeverdachte 2] op 11 mei 2012. [66] Het wapen waarmee hij zich van het leven heeft beroofd is een pistool, merk FN, model high power, kaliber 9mm Parabellum. [67]
In het dossier bevinden zich verklaringen van onder meer [betrokkene 9], [betrokkene 15] en [betrokkene 5] waarin zij verklaren over wat zij van [medeverdachte 2] hebben gehoord. Dit betreffen derhalve ‘de auditu’ verklaringen die afkomstig zijn van één en dezelfde bron, te weten [medeverdachte 2].
Deze ‘de auditu’ verklaringen zijn niet meer toetsbaar bij de bron, nu [medeverdachte 2] zich bij zijn aanhouding van het leven heeft beroofd. De rechtbank zal ook met betrekking tot de verklaringen van voornoemde personen – voor zover zij niet verklaren uit eigen wetenschap, maar op basis van hetgeen zij hebben gehoord van [medeverdachte 2] – in de lijn van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de Mens als uitgangspunt hanteren dat (onderdelen van) deze verklaringen uitsluitend dan voor het bewijs zullen kunnen worden gebezigd, indien zij worden ondersteund door één of meer andere (objectiveerbare) bewijsmiddelen. Steeds zal derhalve steun voor de te gebruiken verklaringen moeten worden gevonden in ander objectiveerbaar bewijs.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank geen aanleiding ziet voor een algehele uitsluiting van deze verklaringen.
De bewijswaarde van verklaringen van [medeverdachte 3] en [verdachte] tijdens de reconstructie
Met betrekking tot de gebeurtenissen op de Kanaaldijk en het Burgtpad heeft op 27 februari 2014 een reconstructie plaatsgevonden, waaraan zowel [medeverdachte 3] als [verdachte] heeft meegewerkt. Hiervan is een DVD gemaakt, die als processtuk ter terechtzitting van 28 april 2014 is bekeken. Tijdens deze reconstructie hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] verklaard hoe het volgens hen op die 20e december 2011 is gegaan en ook antwoord gegeven op aan hen gestelde vragen. De rechtbank zal (onderdelen van) die verklaringen alleen voor het bewijs gebruiken wanneer de verklaring van de één ondersteund wordt door de verklaring van de ander. De rechtbank zal in de bij die verklaring behorende noot opnemen dat het om de DVD gaat.
4.2.3.
Afpersing en bedreiging [verdachte] door [slachtoffer 1]
In 2009 wordt [verdachte] samen met [betrokkene 16] opgepakt wegens het vervoer van hennepplanten. Naar aanleiding van deze arrestatie wordt vervolgens een inval gedaan in een pand op het industrieterrein Baanstee. Hier is een hennepplantage aangetroffen. De eigenaar van deze plantage betreft [betrokkene 17]. [betrokkene 17] wordt eveneens aangehouden. Zowel [verdachte] als [betrokkene 16] en [betrokkene 17] worden in eerste aanleg door de rechtbank veroordeeld. Aan [betrokkene 17] wordt tevens een maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aangekondigd. In eerste instantie bedroeg deze € 172.000,-. [68]
De aan [betrokkene 17] aangekondigde maatregel ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is ten tijde van het verhoor van [betrokkene 17] in februari 2012 nog niet definitief, de voorlopige aanslag bedraagt op dat moment € [huisnummer 2].000,-. [betrokkene 17] heeft [verdachte] (nog) niet financieel aansprakelijk gesteld voor de geleden schade, maar is wel voornemens hem daar een keer op aan te spreken. [69]
In juni 2011 komt [verdachte] bij Growshop [naam] van [betrokkene 18] in Purmerend. Daar wordt hij aangesproken door [slachtoffer 1]. [verdachte] en [slachtoffer 1] gaan naar buiten en daar krijgt [verdachte] klappen in zijn gezicht van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] vertelt aan [verdachte] dat hij alles van hem weet, dat hij de schuld van [betrokkene 17] heeft overgenomen en dat [verdachte] daarom € 50.000,- aan hem moet betalen, ter voldoening van de schuld. [verdachte] is door de klappen even buiten westen en wordt weer overeind geholpen door [betrokkene 18]. Hij houdt er een dik, blauw oog en een afgebroken kies aan over. [70]
Korte tijd later ontmoet [verdachte] [slachtoffer 1] opnieuw. Er wordt afgesproken dat [verdachte] voor [slachtoffer 1] zal gaan werken om de schuld af te betalen. [verdachte] krijgt een zogenaamde één-op-één telefoon van [slachtoffer 1] en wordt daarop veelvuldig gebeld. [71] [verdachte] moet voor [slachtoffer 1] in het hennephok in Zaandam werken. Teneinde daar te komen dient hij naar een bepaalde plaats te komen, waar hij zijn eigen auto moet laten staan en achter in de Mercedes Vito van [slachtoffer 2] moet plaatsnemen met een muts over zijn ogen, zodat hij niet weet waar hij naartoe wordt gebracht. In de Mercedes Vito die door [slachtoffer 2] wordt bestuurd, wordt [verdachte] dan naar de locatie gebracht waar hij moet werken. [72] Vanaf dat moment komt [verdachte] steeds verder onder druk te staan van [slachtoffer 1]. [verdachte] is angstig voor [slachtoffer 1]. [73] De opbrengst van zijn eigen stekkenhok in Nijkerk moet [verdachte] eveneens aan [slachtoffer 1] afdragen [74] , waartoe hij elke week geld aan [slachtoffer 2] moet geven. [slachtoffer 2] geeft dit geld weer af aan [slachtoffer 1]. [75] Meer mensen zijn op de hoogte van de afpersing c.q. bedreiging van [verdachte] door [slachtoffer 1]. [76]
Op sommige momenten ziet [verdachte] het niet meer zitten en wil hij even rust creëren. Op die momenten zondert [verdachte] zich af, neemt hij de telefoon van [slachtoffer 1] niet meer op en verstopt hij zich voor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. [77] Zo heeft [verdachte] kort voor 20 december 2011 een aanvaring met [slachtoffer 1] waarbij de zoon van [verdachte] ter sprake komt, waarna hij zich weer enige dagen terug trekt. Nadat [medeverdachte 1] hem op 20 december 2011 belt dat hij de bus van [slachtoffer 2] door Purmerend ziet rijden, zodat [verdachte] uit zijn schuilplaats kan komen, gaat [verdachte] naar beneden in de woning van [betrokkene 13] waar hij zich op dat moment schuilhoudt. Even later staat [slachtoffer 2] daar echter toch voor de deur en wordt een afspraak gemaakt dat zij elkaar om 16.00 uur bij De Boffert zullen ontmoeten. [78]
Bewijsoverweging/conclusie:
De rechtbank constateert dat de bron voor de verklaringen rondom de gestelde afpersing en bedreiging van [verdachte] door [slachtoffer 1] met specifieke feitelijkheden grotendeels [verdachte] zelf is. Desondanks acht de rechtbank de verklaringen van [verdachte] hieromtrent geloofwaardig, nu er in het dossier meerdere verklaringen liggen die het verhaal van [verdachte] – op relevante onderdelen – ondersteunen. Zo verklaren onder meer [betrokkene 10] en [betrokkene 13] over de angst die zij hebben waargenomen bij [verdachte] en noemen zij beiden als begindatum van de bedreigingen van en afpersing door [slachtoffer 1] juni 2011. Ook [betrokkene 6] en [medeverdachte 1] verklaren over de angst bij [verdachte] voor [slachtoffer 1] en over de angst van [verdachte] als hij de witte Mercedes Vito ziet rijden. [medeverdachte 1] waarschuwt [verdachte] zelfs als hij de Mercedes Vito ergens ziet rijden, zo blijkt uit zijn verklaringen.
De verklaring van [verdachte] met betrekking tot het pak slaag dat hij van [slachtoffer 1] in juni 2011 heeft gekregen, wordt bevestigd door [betrokkene 17], die dit van [betrokkene 18] heeft gehoord, de eigenaar van Growshop [naam]. [betrokkene 18] zelf heeft een en ander weliswaar niet kunnen bevestigen, maar is hieromtrent ook niet bevraagd, terwijl [verdachte] anderzijds ook [betrokkene 18] noemt als degene die erbij aanwezig is geweest en hem overeind heeft geholpen. Ook [medeverdachte 1] blijkt [verdachte] in mei of juni 2011 met een blauw oog en een afgebroken kies te hebben gezien, in ieder geval goed gehavend, bij welke gelegenheid [verdachte] hem vertelde dat hij problemen had met [slachtoffer 1].
[betrokkenen 19 en 20] hebben met [verdachte] hennep geknipt in het hennephok van [slachtoffer 1] in Zaandam. Hun verklaring is gelijkluidend aan die van [verdachte], namelijk dat [verdachte] met een muts op achterin de bus van [slachtoffer 2] moest gaan zitten gedurende de rit naar Zaandam.
Nu het verhaal van [verdachte] met betrekking tot de afpersing en de bedreiging op diverse wezenlijke punten wordt bevestigd, gaat de rechtbank uit van de juistheid van die verklaringen, in die zin dat [verdachte] werd afgeperst door [slachtoffer 1] in verband met een al dan niet vermeende schuld bij [betrokkene 17], dat hij voor [slachtoffer 1] moest werken om die af te betalen, dat [verdachte] angstig was voor [slachtoffer 1] en een en ander bij [medeverdachte 1] bekend was, zoals onder meer ook duidelijk is geworden uit de door [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris als getuige afgelegde verklaring.
4.2.4.
Het plan
Alvorens de relevante feiten en omstandigheden van 20 december 2011 te bespreken, zal de rechtbank eerst een overweging wijden aan hetgeen, voor zover van belang, aan de gebeurtenissen van deze dag vooraf ging, wat naar het oordeel van de rechtbank redengevend is geweest voor hetgeen uiteindelijk op die 20e december 2011 is gebeurd.
Oplossing zoeken voor het ‘probleem [slachtoffer 1]’ van [verdachte]
Zoals reeds is overwogen, vertellen [verdachte] en [betrokkene 13] aan verschillende mensen dat en hoe [verdachte] wordt afgeperst en bedreigd door [slachtoffer 1]. Mensen in hun naaste omgeving zoeken naar een oplossing, onder meer door een melding te doen bij de politie. [79]
Ook [medeverdachte 1] wil hen helpen en zoekt naar een oplossing voor het ‘probleem [slachtoffer 1]’. [medeverdachte 1] heeft daarover vrienden ingelicht, waarbij hij vertelt dat hijzelf en een vriend worden bedreigd. Deze vrienden zijn bezig het te regelen en een oplossing te zoeken. [80]
[medeverdachte 1] spreekt in dat kader (ook) met [betrokkene 7] en [betrokkene 9], de ouders van [medeverdachte 2], over het ‘probleem [slachtoffer 1]’. Dit zijn kennissen van hem die hij regelmatig ontmoet in het café en bij wie hij ook thuis komt. [medeverdachte 1] heeft met ieder van hen afzonderlijk gesproken. Hij heeft hen verteld, ongeveer twee weken voor de 20e december 2011, dat iemand een man die werd opgehaald en stekkies moest knippen, de vrouw en de zoon van die man én [medeverdachte 1] bedreigt, en hij vraagt of [betrokkene 7] het kan laten ophouden. [betrokkene 7]’s reactie is dat [medeverdachte 1] moet gaan praten met die persoon. [81]
In diezelfde periode heeft [medeverdachte 1], door tussenkomst van [betrokkene 7], een ontmoeting met [betrokkene 15] in café La Rosa in Amsterdam Noord. [medeverdachte 1] vertelt aan [betrokkene 15] het verhaal dat een persoon met ‘gouden vingers’ een probleem heeft met een Marokkaan. Deze persoon wordt afgeperst en bedreigd, zijn zoon is ontvoerd, zijn vrouw verkracht en zijn vriendin is door het hoofd geschoten. Tijdens deze ontmoeting vraagt [medeverdachte 1] aan [betrokkene 15] of hij kan helpen. [medeverdachte 1] zegt dat als [betrokkene 15] het probleem oplost, de man met de gouden vingers voortaan voor [betrokkene 15], [betrokkene 7] en [medeverdachte 1] zal werken. [betrokkene 15] antwoordt dat hij wel wil gaan praten met de man die bedreigt en dat hij hem zal zeggen uit de buurt te blijven en op te houden met de bedreigingen. [82] Korte tijd later krijgt [betrokkene 15] via [betrokkene 7] te horen dat de oplossing om te praten niet voldoende is en dat [medeverdachte 1] niet gelooft dat [betrokkene 15] het op deze manier kan regelen. [83]
Opvallend in dit verband is dat [medeverdachte 1] op enig moment een wapen, vermoedelijk een Skorpion, aan [betrokkene 6] toont en verklaart dat dit wapen is om ‘[verdachte] te helpen’. [84]
Nadat [medeverdachte 1] de door [betrokkene 15] aangeboden oplossing van de hand heeft gewezen, ontstaat er veelvuldig contact tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Dit bevreemdt, omdat [medeverdachte 1] hiervoor zelden of geen contact met [medeverdachte 2] heeft. [betrokkene 7] merkt op dat zijn zoon – nadat [medeverdachte 1] hem heeft gevraagd om iets te doen aan de bedreiging en de door hem geboden oplossing geen genade kende in de ogen van [medeverdachte 1] – vaak samen met [medeverdachte 1] naar buiten gaat om samen te praten. [betrokkene 7] vindt de contacten opvallend. [85] Ook [getuige 6], een vriend van [medeverdachte 2], ziet ontmoetingen tussen een man in een zwarte Golf met [medeverdachte 2], op de hoek bij de woning van [medeverdachte 2]. [86] [betrokkene 8], de broer van [medeverdachte 2], ziet zijn broer vaak met [medeverdachte 1] spreken. [87] Ook [betrokkene 5], eveneens een goede vriend van [medeverdachte 2], valt het op dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] altijd met elkaar lopen en met elkaar praten. [88]
Portsmuiden en de stekkenhandel
Sinds 1 december 2008 huurt [medeverdachte 1] een bedrijfsruimte op het adres Portsmuiden te Amsterdam. [89] In dit pand wordt door [medeverdachte 1] samen met (in elk geval) [verdachte] een stekkenhok voor hennepplanten opgezet. [90] De ruimte is groot en bestaat uit meerdere afzonderlijke ruimtes. [91] [verdachte] staat bekend als de man met de gouden/groene vingers, hetgeen inhoudt dat hij zeer bekwaam is in het opzetten en runnen van hennephokken. [medeverdachte 1] heeft geen groene vingers. Het werken in een hennepkwekerij of stekkenhok is niet zijn ding. Dat doet [verdachte] voornamelijk. Op enig moment, nadat [verdachte] onder druk van [slachtoffer 1] komt te staan, zoals hiervoor reeds is besproken, mag hij, [verdachte], naar eigen zeggen, niet meer in Portsmuiden werken. Hij moet voor het verrichten van werkzaamheden in Portsmuiden altijd toestemming vragen aan [slachtoffer 1]. De oogsten in Portsmuiden mislukken regelmatig, waardoor Portsmuiden niet rendabel is. De huurachterstand loopt steeds verder op. De huurschuld bedraagt uiteindelijk ongeveer € 52.000,-. [92]
Niet alleen Portsmuiden loopt niet goed, door de tussenkomst van [slachtoffer 1] is [verdachte] ook niet altijd meer in staat stekken, afkomstig van zijn eigen stekkerij in Nijkerk, aan [medeverdachte 1] te leveren. [verdachte] kan of mag niet altijd stekken leveren aan [medeverdachte 1], omdat de stekken naar [slachtoffer 1] toe moeten. Hierdoor komt [medeverdachte 1] in de problemen omdat hij de stekken op zijn beurt weer doorverkoopt en in dat geval niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. [93]
Ondertussen is [slachtoffer 1] geïnteresseerd in de locatie Portsmuiden. Hij ziet mogelijkheden in het pand/de locatie en wil deze locatie opeisen. [slachtoffer 1] wil dat [medeverdachte 1] afstand doet van Portsmuiden en probeert dit op meerdere manieren te bewerkstelligen. Zo breekt hij de brievenbus van Portsmuiden open en stuurt een brief naar [medeverdachte 1], zogenaamd afkomstig van de gemeente, waarin geklaagd wordt over de stankoverlast. Ook doet hij onderzoek naar de persoon [medeverdachte 1]. Uiteindelijk moet [verdachte] [medeverdachte 1] overhalen Portsmuiden aan [slachtoffer 1] ter beschikking te stellen. [verdachte] doet namens [slachtoffer 1] een voorstel aan [medeverdachte 1] wat inhoudt dat [slachtoffer 1] de huurachterstand zal overnemen in ruil voor de beschikking over het pand in Portsmuiden, waarbij de huurovereenkomst op naam van [medeverdachte 1] zal blijven staan. [medeverdachte 1] gaat met dit voorstel niet akkoord, te meer niet nu hij weet dat [slachtoffer 1] zich agressief en intimiderend opstelt naar [verdachte] en hem afperst. [94]
[medeverdachte 1] besluit het pand op te ruimen ter oplevering. Hij doet dit onder meer op 8 december 2011 samen met [medeverdachte 2], [betrokkene 5] en [verdachte]. [95] [verdachte] mag van [slachtoffer 1] in eerste instantie niet helpen bij het opruimen van Portsmuiden. Later krijgt [verdachte] toch toestemming, zodat hij – na het opruimen – de deur van het pand kan openlaten, waardoor [slachtoffer 1] de spullen uit het pand kan halen. [verdachte] durft dit echter niet en laat het pand dus afgesloten. Hij maakt zich er met een smoes bij [slachtoffer 1] van af. [96] Als beloning voor het (meehelpen met) opruimen van voornoemd pand krijgt [medeverdachte 2] van [medeverdachte 1] de spullen die gebruikt werden voor het stekkenhok. [medeverdachte 1] geeft de sleutel van het pand aan [medeverdachte 2], waarna [medeverdachte 2] en [betrokkene 5] op een later moment deze spullen met een busje ophalen. De spullen worden in de tuin van de woning van [medeverdachte 2] geplaatst. [97]
Vanaf het moment van het opruimen van Portsmuiden raakt [medeverdachte 2] geïnteresseerd om ook iets in de wiet te gaan doen. [medeverdachte 2] vertelt [betrokkene 5] dat hij met de vierde man die bij het opruimen was (de rechtbank begrijpt: [verdachte]), verder wil met een wietplantage. [98]
Het hok in Zaandam
In diezelfde periode laat [slachtoffer 1] mensen voor hem werken in een hennephok in Zaandam van (vermoedelijk) zijn broer. [99] [verdachte] moet daar van [slachtoffer 1], zoals reeds overwogen, onder dwang werken. Hij wordt opgehaald met de Mercedes Vito van [slachtoffer 2] en moet vervolgens geblinddoekt plaatsnemen achterin de bus, omdat [verdachte] niet mag weten waar de locatie van het hok is. [100] Dit betreft een goedlopende stekkerij. [verdachte] is er trots op dat hij daar zoveel opbrengst heeft weten te realiseren en vertelt dit ook aan verschillende mensen. De opbrengst wordt apart gezet in afwachting van - vermoedelijk - export naar Groot-Brittannië. Volgens hem heeft de verkoop van de hennep [slachtoffer 1] een keer € 150.000,- opgeleverd. [101] [medeverdachte 1] raakt door de verhalen van [verdachte] geïnteresseerd in het hok in Zaandam. [102] Na enige tijd probeert [verdachte], terwijl hij geblinddoekt daar naar toe wordt gebracht, middels tellen achter de ligging van de locatie te komen. Hij zoekt vervolgens via google-maps op de telefoon van [medeverdachte 1] de vermoedelijke locatie op. [medeverdachte 1] probeert met de aanwijzingen van [verdachte] het hok in Zaandam te vinden, maar komt uit op een parkeerterrein van de Albert Heijn. [verdachte] legt hem opnieuw uit hoe het zit met het tellen. [103]
Ook [medeverdachte 2] raakt geïnteresseerd in het hok in Zaandam [104] en gaat samen met [medeverdachte 1] ernaar op zoek. De witte Mercedes Vito van [slachtoffer 2] vormt één van de aanknopingspunten in die zoektocht, omdat die hen naar het hok in Zaandam kan brengen, wanneer ze de bus achtervolgen. [105] [medeverdachte 1] weet dat [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] vaak afspreken op de parkeerplaats waar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] uiteindelijk zijn doodgeschoten. Op 19 december 2011 rond 20.20 uur laat hij die plek aan [medeverdachte 2] en zijn vrienden zien. Daar zou de bus van [slachtoffer 2] immers kunnen staan. [106] Verder rijdt [medeverdachte 1] die avond samen met [medeverdachte 2] in zijn Volkswagen Golf, met daarachter twee vrienden van [medeverdachte 2] in de rode Renault, naar Zaandam, op zoek naar het hok aldaar. De telefoon van [medeverdachte 1] straalt die avond rond 21.33 uur aan in Zaandam. Of ze de juiste locatie uiteindelijk ook hebben gevonden, is echter niet duidelijk. [107] Het was de bedoeling om het hok in Zaandam op enig moment leeg te trekken, te rippen. [108]
Los van de opbrengst van het hok in Zaandam, die daar even blijft liggen, lijkt [slachtoffer 1] sowieso te beschikken over grote contante geldbedragen. [109]
[verdachte]
Zoals hiervoor reeds is overwogen, onder 4.2.3. ‘afpersing en bedreiging [verdachte] door [slachtoffer 1]’, neemt de angst van [verdachte] voor [slachtoffer 1] in het weekend voorafgaand aan 20 december 2011 weer toe. Ook op de 19e december 2011 verstopt [verdachte] zich weer voor [slachtoffer 1] en neemt hij de telefoon van [slachtoffer 1] niet op. [110]
Conclusie/bewijsoverweging
Uit het vorenstaande volgt dat er op 20 december 2011 meerdere redenen zijn om [slachtoffer 1] aan te pakken. Zo doet [verdachte] bij verschillende mensen, onder wie [medeverdachte 1], zijn beklag over de bedreigingen door [slachtoffer 1] en de druk die hij uitoefent. Op 20 december 2011 neemt die druk toe, doordat [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] naar [verdachte] stuurt en hem zo dwingt later die dag op een afspraak met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] te verschijnen, wat [verdachte] niet wil en niet durft uit angst voor slaag. [111]
Ondertussen ondervindt [medeverdachte 1] zelf ook steeds meer last van [slachtoffer 1] en de druk die hij op [verdachte] uitoefent. Immers, doordat [slachtoffer 1] [verdachte] onder druk zet en [verdachte] alleen met zijn toestemming werkzaamheden in Portsmuiden mag verrichten, mist [medeverdachte 1] de groene vingers van [verdachte] voor dit stekkenhok, waardoor de oogsten mislukken, Portsmuiden niet rendabel is en een grote huurschuld ontstaat. Ook voor zijn stekkenhandel ondervindt [medeverdachte 1] hinder van de druk die [slachtoffer 1] op [verdachte] uitoefent. Hierdoor kan [verdachte] immers regelmatig geen stekken aan [medeverdachte 1] leveren, zodat [medeverdachte 1] op zijn beurt zijn verplichtingen niet kan nakomen. Bovendien kan [verdachte], zolang hij in de invloedsfeer van [slachtoffer 1] verkeert, ook niet op nieuwe hennepkwekerij projecten worden ingezet. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] druk op [medeverdachte 1] zelf uitgeoefend, door te proberen Portsmuiden van hem afhandig te maken.
Enerzijds heeft [medeverdachte 1] dus last van [slachtoffer 1], anderzijds beschikt [slachtoffer 1] over een goedlopend stekkenhok in Zaandam en gaat het gerucht dat hij over grote contante geldbedragen beschikt. Dit wekt de interesse van zowel [medeverdachte 2] [112] als [medeverdachte 1], die beiden met geldproblemen kampen.
Dit alles leidt ertoe dat [medeverdachte 2] besluit op 20 december 2011 - naar nog zal blijken - in overleg met [medeverdachte 1] om [slachtoffer 1] aan te pakken.
Het plan nader geconcretiseerd
De rechtbank zal hierna, onder 4.2.9 ‘20 december 2011 tot en met De Kanaaldijk’,
ingaan op de manier waarop [slachtoffer 1] uiteindelijk wordt aangepakt. De rechtbank zal echter eerst de vraag beantwoorden wat er voorafgaand aan het aanpakken van [slachtoffer 1] hieromtrent is afgesproken.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de hulpvraag van [medeverdachte 1] was gericht op de moord van [slachtoffer 1]. [medeverdachte 1] zou zelf problemen hebben met [slachtoffer 1] en hij kon de hulp van [verdachte] goed gebruiken voor zijn eigen hennepkwekerij.
De rechtbank zal de officieren van justitie niet volgen in het door hen geschetste scenario. Weliswaar zijn er aanwijzingen te vinden in de verklaringen van onder andere [betrokkene 15] dat het zou gaan om een oplossing gericht op de dood van [slachtoffer 1], maar ter onderbouwing van dit standpunt worden door de officieren van justitie teveel vermoedens en aannames gebezigd. Vermoedens dan wel hypotheses alleen zijn onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
Enerzijds kan uit de verklaringen van [betrokkene 15] niet zonder meer gedistilleerd worden dat hem is gevraagd mee te werken aan de uitvoering van een plan [slachtoffer 1] te vermoorden of mee te werken aan een plan een moord op [slachtoffer 1] te beramen. En anderzijds zijn de door hem gemaakte opmerkingen, die mogelijk in dat verband door hem gebezigd zouden kunnen zijn, naar het oordeel van de rechtbank, te algemeen van aard om als onderbouwing dan wel ondersteuning van het door de officieren van justitie geschetste scenario te dienen. Daarnaast nemen de officieren van justitie in hun scenario als uitgangspunt aan dat [medeverdachte 1] degene is geweest die het moordwapen op de 20e december 2011 heeft geleverd aan de daadwerkelijke uitvoerders van het plan. Ook voor die aanname bevat het dossier geen dan wel onvoldoende onderbouwing. Er zijn onder de hoofdrolspelers in het onderzoek 11Drome meer personen die beschikken over wapens dan wel geïnteresseerd zijn in wapens. De rechtbank zal hierop later, onder 4.2.5. ‘de aanwezigheid van wapens’ nog terugkomen.
Uit het dossier kan overigens niet onomstotelijk worden afgeleid wat de hulpvraag van [medeverdachte 1] exact inhield en wat de eventuele tegenprestatie zou zijn. Wel kan uit het dossier worden afgeleid dat een en ander uit de hand is gelopen.
Dit blijkt uit een gesprek dat [betrokkene 5] een paar dagen na 20 december 2011 tijdens een ontmoeting met [medeverdachte 2] in het speeltuintje nabij de woning van [medeverdachte 2] heeft. [medeverdachte 2] laat [betrokkene 5] weten dat het fout is gegaan. Hij vertelt dat hij die Marokkaan in de kofferbak wilde gooien en hem wilde meenemen naar zijn huis om daar geld te stelen. [medeverdachte 2] wilde niet dat die mensen zouden doodgaan, hij wilde het geld van [slachtoffer 1]. Het ging om een beroving maar [medeverdachte 3] heeft er een liquidatie van gemaakt, aldus [medeverdachte 2] tegen [betrokkene 5]. [medeverdachte 2] heeft tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij van de politie was en dat [slachtoffer 1] mee moest komen. Dit heeft hij twee of drie keer gezegd. [slachtoffer 1] wilde het wapen van [medeverdachte 2] vastpakken, vervolgens kwam [medeverdachte 3] en die haalde direct de trekker over. [113]
Nadat de gebeurtenissen op 20 december 2011 hebben plaatsgevonden, weet [betrokkene 7] dat [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] had gevraagd om die Marokkaan op te halen, niet om hem dood te schieten. Het plan was om te praten en hem mee te nemen. [114]
Ook [medeverdachte 1] vertelt kort na 20 december 2011 dat een en ander is misgegaan. Op 19 januari 2012 komen [betrokkene 15] en [medeverdachte 1] elkaar weer tegen in café La Rosa. [medeverdachte 1] vertelt aan [betrokkene 15] wat er de avond van 20 december 2011 is gebeurd en zegt dat hij er zelf niet bij was. [medeverdachte 1] vertelt dat het is misgegaan, omdat die Marokkaan het aanvoelde en die neger hem heeft neergeschoten. [115] [betrokkene 15] vermoedt dat [medeverdachte 1] probeerde de slachtoffers te rippen. [116]
Volgens [betrokkene 5] is er ook sprake geweest van een beloning. [medeverdachte 2] heeft namelijk aan hem gevraagd via [medeverdachte 1] het geld te regelen. Hij heeft geen idee hoeveel geld het is geweest, maar vermoedt dat het wel om een aardig bedrag ging. Hij heeft [medeverdachte 1] ook voor zichzelf om geld gevraagd, namelijk voor het opruimen van Portsmuiden, en voor [medeverdachte 2], voor diens ding. [117] Ook [betrokkene 9], de moeder van [medeverdachte 2], heeft begrepen dat [medeverdachte 2] er geld voor zou krijgen. [118]
In de periode tot en met 20 december 2011 hebben [medeverdachte 1] en [telefoonnummer 9] veelvuldig telefonisch contact met elkaar. Op de avond van 20 december 2011, na de gebeurtenissen op de Kanaaldijk en het Burgtpad, is er voor het laatst telefonisch contact. Daarna is geen telefonisch contact meer. Ook het contact tussen [medeverdachte 1] en de familie [medeverdachte 2] wordt steeds minder en na de zelfmoord van [medeverdachte 2] is er in het geheel geen contact meer. [119]
Bewijsoverweging/conclusie
De rechtbank acht het, mede gelet op de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 15] dat het uit de hand zou zijn gelopen, aannemelijk dat het aanvankelijk de bedoeling was [slachtoffer 1] te ontvoeren en/of te beroven en dat [medeverdachte 1] ten minste met dit doel naar [medeverdachte 2] is gestapt. De gang van zaken uitmondend in het doodschieten van [slachtoffer 1] op de Kanaaldijk past ook niet bij het scenario waarin een moord wordt beraamd. Immers de rode Renault is door middel van het kenteken herleidbaar, nu dat niet afgeplakt of vervangen is, en ook één van de uiteindelijke schutters is zeer herkenbaar in beeld geweest bij de KFC te Amsterdam.
Ook de motieven die verdachten hadden om [slachtoffer 1] aan te pakken, zoals hiervoor beschreven, passen beter bij een ontvoering of een beroving. Immers, de dood van [slachtoffer 1] levert voor [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet het gewenste resultaat op.
Gelet op het vorenoverwogene zal de rechtbank uitgaan van het hiervoor geschetste scenario dat [slachtoffer 1] ontvoerd en/of beroofd diende te worden.
4.2.5.
De aanwezigheid van wapens
Gedurende het onderzoek 11Drome zijn op meerdere momenten bevindingen gedaan omtrent wapens die mogelijk in bezit zouden zijn bij in het dossier voorkomende personen en waaruit in ieder geval interesse in wapens bij die personen blijkt. Dit zijn onder meer [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [betrokkene 8]. De volgende feiten en omstandigheden met betrekking tot dit onderwerp acht de rechtbank met name van belang.
[medeverdachte 2]
[medeverdachte 1] verklaart over [medeverdachte 2] dat deze een zwak had voor wapens. Bij [medeverdachte 2] thuis, in de woning aan de [adres] te Amsterdam, heeft [medeverdachte 1] op de salontafel – derhalve in het volle zicht – een Skorpion gezien met patronen. [120] Dat er zich in voornoemde woning op enig moment een dergelijk wapen heeft bevonden, blijkt voorts uit een tijdens een doorzoeking van de woning van de familie [medeverdachte 2] op 12 mei 2012 aangetroffen USB-stick. Deze USB-stick bevat onder meer een afbeelding waarop [betrokkene 8] te zien is met in zijn hand een Skorpion met geluidsdemper. Op de afbeelding kan niet worden gezien of het een echt wapen is. Maar [betrokkene 8] verklaart daarover dat [medeverdachte 2] de beschikking over het wapen had, maar dat het niet het eigendom van [medeverdachte 2] was en dat het wapen door [medeverdachte 2] aan hem was getoond, toen hij, dacht hij, net een dag terug was uit Dubai, eind november 2011. [medeverdachte 2] heeft hem toen, op die dag, laten zien wat hij gekocht had. [121] Ook [betrokkene 5] verklaart dat hij meerdere wapens bij [medeverdachte 2] heeft gezien. [betrokkene 5] heeft ook een wapen voor [medeverdachte 2] geregeld, een 9mm, 1,5 jaar voor zijn verhoor van november 2012. [122] Overigens was [medeverdachte 2] op enig moment ook in het bezit van het wapen waarmee hij zichzelf van het leven heeft beroofd op 11 mei 2012, toen men hem als verdachte in het onderzoek 11Drome wilde aanhouden. [betrokkene 5] heeft dit wapen rond 20 december 2011 bij [medeverdachte 2] gezien. [123]
Uit hetgeen hiervoor is weergegeven, blijkt dat [medeverdachte 2] al in november 2011 de beschikking heeft gehad over een Skorpion met geluidsdemper, zijnde een automatisch vuurwapen zoals, naar het oordeel van de rechtbank uit het forensisch onderzoek blijkt, is gebruikt bij de gepleegde levensdelicten, en dat [medeverdachte 1] wist dat [medeverdachte 2] over voornoemd wapen kon beschikken.
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 1] is zelf ook geen onbekende op het gebied van vuurwapens. Zo zoekt hij op 4 november 2011 op het internet met onder meer de zoektermen ‘Scorpion’ en ‘Sillencer’ en klikt hij filmpjes aan waarop te zien is hoe er wordt geschoten met wapens, en meer in het bijzonder met een Skorpion, en hebben onder meer zowel de getuigen [betrokkene 6] en [getuige 5] als [verdachte] verklaard dat [medeverdachte 1] een vuurwapen in bezit heeft gehad. [betrokkene 6] verklaart dat [medeverdachte 1] hem voor de liquidaties een wapen heeft getoond en daarbij de naam van het wapen zei. [betrokkene 6] wijst tijdens zijn verhoor bij de politie in een wapenboek een foto aan waarop een Skorpion is afgebeeld en benoemt deze als het hem door [medeverdachte 1] getoonde wapen. Voorts zou [medeverdachte 1] vóór de 20e december 2011 aan getuige [getuige 8] om 9mm patronen hebben gevraagd [124] en ook aan [betrokkene 6] zou hij hebben gevraagd of [betrokkene 6] iemand wist die kogels had. [125]
Als [medeverdachte 1] wordt geconfronteerd met een tap-gesprek waarin door hem wordt gesproken over het bezit van een 9mm pistool in verband met [slachtoffer 1] als afperser van [verdachte], antwoordt hij:
‘Het is een kickboxer, wat moet ik dan …’. Ook op een ander moment heeft [medeverdachte 1] over [slachtoffer 1] verklaard dat het een geoefend kickbokser was. [126]
[betrokkene 8]
Naast de foto op de USB-stick waarop [betrokkene 8] met een vuurwapen is te zien, bevat de USB-stick meerdere filmpjes waarop mensen met wapens te zien zijn (onder meer opgenomen in de slaapkamer van [betrokkene 8] die in hetzelfde huis is als waar [medeverdachte 2] woonde), of waarop te zien is dat er met wapens wordt geschoten, soms met commentaar van [betrokkene 8]. Verder is er tijdens de doorzoeking van de woning van de familie [medeverdachte 2] op 12 mei 2012 op de slaapkamer van [betrokkene 8] een computer in beslag genomen, welke na onderzoek onder meer MSN-chatsessies van 26 en 27 november 2011 met ene ‘[nickname]’, nickname van [getuige 13], blijkt te bevatten, waarin over het bezit van wapens bij [betrokkene 8] of de aanschaf van wapens wordt gesproken door [betrokkene 8]. Tijdens de chatsessie van 26 november 2011 heeft [betrokkene 8] een URL-link gestuurd waarbij hij schrijft ‘Zo een maar dan met een demper’ De URL-link leidt op internet naar een afbeelding van een automatisch vuurwapen. Dat vuurwapen vertoont sterke gelijkenis met het automatisch wapen dat [betrokkene 8] vasthoudt op de eerdergenoemde afbeelding die is aangetroffen op een USB Stick in de woning van de familie [medeverdachte 2]. [127]
Ook geeft [betrokkene 8] de aanwezigheid van een kogel of kogelpunt in het bureau op zijn kamer toe. [128]
Bezien in het licht van het voorgaande komt de rechtbank tot de volgende twee gevolgtrekkingen met betrekking tot [medeverdachte 1].
In de eerste plaats merkt de rechtbank op dat de stelling van de officieren van justitie dat [medeverdachte 1] veroordeeld kan worden voor het medeplegen van moord op [slachtoffer 1], met name berust op de aanname dat [medeverdachte 1] degene is geweest die het wapen waarmee onder andere [slachtoffer 1] om het leven is gebracht, op 20 december 2011 na de ontmoeting op de Ivoorkust aan [medeverdachte 2] heeft overhandigd. Het dossier bevat echter geen concrete feiten, anders dan voormelde gesprekken of zoektochten op internet, die voor deze aanname munitie aandragen. In tegendeel, gelet op het voorgaande kunnen ook andere personen leverancier van het wapen geweest zijn.
Interesse hebben in wapens en daarvan blijk geven, is onvoldoende om tot een daadwerkelijke levering van een wapen op welk moment dan ook te concluderen.
De rechtbank constateert in de tweede plaats dat [medeverdachte 1] ervan is uitgegaan dat bij een conflict met [slachtoffer 1] meer nodig was dan alleen woorden om dit in zijn voordeel te kunnen beslechten. Dat blijkt, naar het oordeel van de rechtbank, ook uit hetgeen hiervoor is opgenomen onder het hoofdstuk ‘Plan’ met als subtitel ‘
Oplossing zoeken voor het ‘probleem [slachtoffer 1] van [verdachte]’,waarin overwogen is dat de strategie die [betrokkene 7] en [betrokkene 15] voorstonden om ‘het probleem [slachtoffer 1]’ op te lossen, namelijk praten, voor [medeverdachte 1] geenszins voldoende was.
Zoals eveneens onder het hoofdstuk ‘Plan’ is overwogen, heeft [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] ingeschakeld om [slachtoffer 1] te ontvoeren dan wel te beroven. Dat daarbij sprake zal zijn van een conflictsituatie – hetgeen [medeverdachte 1] voorzag omdat praten niet genoeg was – is inherent aan een dergelijk plan, temeer wanneer het ‘object’, zijnde [slachtoffer 1], bij [medeverdachte 1] bekend staat als geoefend kickbokser en voorts als agressieve en intimiderende persoonlijkheid.
Gelet op de hiervoor besproken redengevende feiten en omstandigheden kon [medeverdachte 1] ervan uitgaan dat [medeverdachte 2] beschikte over een vuurwapen, dat door [medeverdachte 2] een vuurwapen zou worden meegenomen en zou worden gebruikt ten behoeve van het ontvoeren dan wel beroven van [slachtoffer 1]. Door [medeverdachte 2] desondanks in te schakelen, heeft [medeverdachte 1] bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er bij de uitvoering van de geplande ontvoering dan wel beroving een vuurwapen zou worden gebruikt en [slachtoffer 1] daarmee om het leven zou worden gebracht.
4.2.6. 20
december 2011 tot en met de afspraak pannenkoekenhuis
Ziekmelding [medeverdachte 4]Op 20 december 2011 om 2.24 uur stuurt [telefoonnummer 9] een sms-bericht naar [telefoonnummer 7]. [129]
Die ochtend belt [telefoonnummer 7] om 8.12 uur en 8.39 uur met zijn werkgever [bedrijf] te Schiphol-Rijk. [130] Volgens de administratie van [bedrijf] is [medeverdachte 4] op 20 december 2011 ziek gemeld. [medeverdachte 4] staat volgens die administratie alleen op 20 december 2011 als ziek geregistreerd en verder op geen andere dag in 2011. [131] Op 21 december 2011 belt [telefoonnummer 7] om 8.44 uur naar zijn werkgever [bedrijf] [132] en wanneer [telefoonnummer 7] die dag om 14.38 uur wordt gebeld, bevindt hij zich onder bereik van de zendmast aan de Koolhovenlaan 35 Haarlemmermeer, welke onder andere dekking geeft aan het bedrijf waar [medeverdachte 4] werkzaam is, zijnde [bedrijf] aan de [adres] te Schiphol-Rijk. [133]
[medeverdachte 4] zegt zelf dat hij nooit ziek is en dat hij zich niet kan herinneren dat hij in de periode voorafgaand aan zijn verhoor op 10 juli 2012 ziek is geweest. Wel heeft hij gedurende drie weken last gehad van een gebroken hand, maar daarmee werkte hij gewoon door. [134]
Eerste belronde [medeverdachte 2] na contact met [medeverdachte 1]
Om 13.32 uur en 13.47 uur proberen [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 3] elkaar telefonisch te bereiken, maar er komt geen gesprek tot stand. [135] Dit lukt wel om 13.48 uur, als [telefoonnummer 9] belt naar [telefoonnummer 3] en een gesprek van 91 seconden heeft. Direct na dat gesprek belt [telefoonnummer 9] om 13.50 uur met [telefoonnummer 7] en vervolgens om 13.52 uur met [telefoonnummer 4]. [136]
Contact tussen [verdachte] en [medeverdachte 1]
Om 13.42 uur belt [slachtoffer 1] (belhuis) naar [telefoonnummer 2], maar [verdachte] neemt niet op. Direct daarop belt [telefoonnummer 12] naar [telefoonnummer 13]. [137] [verdachte] verstopt zich die dag voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Om 14.09 uur belt [telefoonnummer 3], die op dat moment op weg is naar Amsterdam, naar [telefoonnummer 1] om door te geven dat de witte bus van [slachtoffer 2] achter hem rijdt. Kort daarna belt [slachtoffer 2] aan bij de woning van [betrokkene 13], waar [verdachte] op dat moment is. [slachtoffer 2] wil om vier uur afspreken bij het pannenkoekenrestaurant De Boffert. Vervolgens belt [telefoonnummer 1] om 14.16 uur naar [telefoonnummer 3] om te vragen hoe het kan dat [slachtoffer 2] voor de deur staat terwijl hij volgens [medeverdachte 1] ‘daar en daar’ zou rijden. [138]
Tweede belronde [medeverdachte 2] na contact met [medeverdachte 1]
Tussen 14.19 uur en 14.28 uur, kort na het laatste telefoontje tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] over [slachtoffer 2], vindt weer eenzelfde belrondje plaats als ongeveer een half uur eerder. [telefoonnummer 3] belt om 14.19 uur naar [telefoonnummer 9], maar krijgt geen contact met hem. Nadat [telefoonnummer 3] om 14.21 uur kort telefonisch contact heeft met [telefoonnummer 9] is er om 14.23 uur weer een contactmoment tussen beiden waarin geen gesprek plaatsvindt. Om 14.24 uur heeft [telefoonnummer 3] nog weer kort telefonisch contact met [telefoonnummer 9]. [139] Vervolgens belt [telefoonnummer 9] om 14.27 uur weer eerst met [telefoonnummer 7] en in aansluiting daarop, om 14.28 uur, met het nummer [telefoonnummer 10] met [telefoonnummer 4], nadat zijn eerste poging [medeverdachte 3] te pakken te krijgen mislukt is. [140]
Ophalen [medeverdachte 3] door [medeverdachte 2] en aankomst op de Houtbaai in Purmerend
[medeverdachte 4] bevindt zich om 14.27 uur, het tijdstip waarop [telefoonnummer 9] met hem in de tweede belronde belt, in Amsterdam Zuid-Oost, waar zijn verblijfplaats in die periode is. Een half uur na deze belronde, om 14.56 uur en 14.59 uur, hebben [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 7] opnieuw telefonisch contact. Op laatstgenoemd tijdstip bevinden zij zich beiden in het dekkingsgebied van de zendmast met locatie Jisperveldstraat Amsterdam. Deze zendmast geeft onder meer dekking aan het adres [adres] te Amsterdam, het woonadres van [medeverdachte 2]. Dit telefooncontact betreft het laatste telefooncontact tussen [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 7] die dag. Meer dan vermoedelijk is de [telefoonnummer 7] van [medeverdachte 4] uitgeschakeld. Het is tevens ook het laatste contact dat zij met deze telefoonnummers met elkaar hebben. [medeverdachte 4] neemt immers vanaf 22 december 2011 een ander telefoonnummer in gebruik ([telefoonnummer 8]). Met dit nieuwe nummer heeft hij voor het eerst op 26 januari 2012 weer contact met [medeverdachte 2]. [141]
Zes minuten later, om 15.05 uur, wordt er met de ING-bankpas van [medeverdachte 4] een betaling gedaan bij een BP-tankstation aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam. [142] Uit de historische telefoongegevens van [telefoonnummer 9] blijkt dat [medeverdachte 2] zich om 15.10 uur bevindt onder bereik van de zendmast die onder meer dekking geeft aan het BP tankstation aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam. [143]
[medeverdachte 3] wordt die middag door [medeverdachte 2] opgehaald op zijn verblijfadres in Diemen, de woning van zijn moeder, met een rode auto van een vriend van [medeverdachte 2]. Die vriend bestuurt de auto. Het betreft een blanke jongen met een blonde baard, Nederlandssprekend, ongeveer 1.80 meter, 24-26 jaar. [144]
Rond 15.50 uur wordt de rode Renault gezien op de Houtbaai te Purmerend. [145]
Na het telefonisch contact tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] vinden er op het nummer [telefoonnummer 4] geen contacten meer plaats. Om 15.28 uur en 16.57 uur hebben er op een andere telefoon van [medeverdachte 3] (telefoonnummer) nog twee contacten plaatsgevonden, een inkomend sms-bericht van de provider Vodafone en een uitgaand contact. Vervolgens vinden er in het geheel geen contacten meer plaats op de door [medeverdachte 3] gebruikte telefoons. Pas om 21.31 uur vindt het eerstvolgende contact met een door hem gebruikte telefoon plaats, vanaf de huistelefoon vanuit de woning van de moeder van [medeverdachte 3]. [146]
4.2.7. 20
december 2011 De bestuurder van de rode Renault Megane met kenteken [kenteken 3]
Zoals eerder besproken staat de rode Renault op naam van [betrokkene 12], de moeder van [medeverdachte 4]. Zij verklaart dat zijzelf, haar zoon [medeverdachte 4] en haar dochter kunnen beschikken over de auto. Zij heeft zelf de auto in december 2011 niet gebruikt en ze weet vrijwel zeker dat haar dochter de auto toen ook niet heeft gebruikt. Vanaf ongeveer december 2011 gebruikt haar zoon [medeverdachte 4] de auto. Voor zover zij weet, leent [medeverdachte 4] de auto niet uit. [147] De zus van [medeverdachte 4] is nog nooit met de auto in Purmerend of Purmerland is geweest. Zij heeft de rode Renault die dagen ook niet gebruikt. [148] [medeverdachte 4] verklaart dat hij de auto gebruikt om naar het werk te gaan en heeft zich verder op zijn zwijgrecht beroepen. [149]
Volgens [medeverdachte 3] is de persoon die de auto op 20 december 2011 bestuurt steeds dezelfde persoon geweest. [150] Na afloop van de gewelddadigheden heeft de bestuurder eerst [medeverdachte 2] naar huis gebracht, vervolgens [medeverdachte 3] en daarna is hij zelf naar huis gegaan. [151] Omstreeks 21.31 uur die avond wordt vanaf de vaste huislijn van de woning van de moeder van [medeverdachte 3] gebeld. [152] Zijn moeder is op vakantie en niet thuis. [153] Rond datzelfde tijdstip, omstreeks 21.31 uur, wordt er met de ING-pinpas van [medeverdachte 4] getankt bij een pompstation, deze keer het Total tankstation, aan de Flierbosdreef te Amsterdam. [154] Dit tankstation ligt zowel op korte afstand van de verblijfplaats van [medeverdachte 3] als van de verblijfplaats van [medeverdachte 4] in die periode. [155]
Wanneer bij gelegenheid van de observaties ná 20 december 2011 de rode Renault wordt gezien met een bestuurder, wordt de bestuurder steeds herkend als [medeverdachte 4]. [156] De rode Renault wordt op 21 april 2012 verkocht [157] , vier dagen na de uitzending van Opsporing Verzocht op 17 april 2012 waarin de beelden van de rode Renault worden getoond. [158] De Algemene Periodieke Keuring (APK) van de rode Renault is nog geldig tot september 2012. [159]
Bewijsoverweging ten aanzien van de bestuurder van de rode Renault
Zoals hierna zal blijken, speelt de rode Renault een belangrijke rol in de onderhavige zaak. In deze auto zitten op 20 december 2011 de personen die betrokken zijn bij de gewelddadigheden in het begin van de avond als gevolg waarvan [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] zijn komen te overlijden.
De rechtbank zal, nu niet ter discussie staat dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op de 20e december 2011 in de rode Renault hebben mee gereden, eerst vaststellen wie de bestuurder is geweest. Beantwoording van deze vraag is ook van belang, aangezien de bestuurder, zoals uit de verklaring van [medeverdachte 3] is gebleken, op de middag en avond van de 20e december 2011 steeds dezelfde persoon is geweest.
Vooropgesteld zij dat het kenteken van de auto op naam staat van de moeder van [medeverdachte 4] en dat zowel zijn moeder als zijn zus heeft verklaard dat zij de auto in december 2011 niet hebben gebruikt, terwijl de auto op 20 december 2011 wel in Purmerend wordt gezien. Volgens zijn moeder is [medeverdachte 4] in december 2011 de gebruiker van de rode Renault. [medeverdachte 4] heeft zelf overigens ook verklaard dat hij de auto van zijn moeder in die tijd gebruikte.
Opvallend is dat [medeverdachte 4] – naast [medeverdachte 3] van wie vaststaat dat hij op 20 december 2011 in de rode Renault zat – een van de personen is die wordt gebeld in de twee belrondes die [medeverdachte 2] aan het begin van de middag van de 20e december pleegt. Tevens valt op dat [medeverdachte 4] die dag ziek geregistreerd is op zijn werk, terwijl hij zelf verklaart dat hij zich niet kan herinneren dat hij ooit ziek was - hij werkt zelfs door met een gebroken hand - en hij overigens in 2011 ook niet bij zijn werkgever ziek is geregistreerd. De ziekmelding lijkt ook te volgen op het smsje dat hij om 2.24 uur die nacht van [medeverdachte 2] ontvangt.
Om 14.59 uur straalt de telefoon van [telefoonnummer 7] aan in de buurt van het woonadres van [medeverdachte 2]. Zes minuten later wordt er, gelet op de bankafschriften van zijn bankrekening, met zijn bankpas gepind bij het BP tankstation aan de Zuiderzeeweg te Amsterdam, in welke buurt [telefoonnummer 9] zich op dat moment ook bevindt, terwijl [medeverdachte 2], zo blijkt onder meer uit de verklaring van [medeverdachte 3], vanaf het moment dat hij [medeverdachte 3] komt ophalen, een van de inzittenden van de rode Renault is. De rode Renault wordt vervolgens in Purmerend gezien op een tijdstip dat ook haalbaar is wanneer ze vanaf het genoemde BP tankstation eerst [medeverdachte 3] hebben opgehaald in Diemen en vervolgens naar Purmerend zijn gereden.
Na afloop van de gewelddadigheden zijn [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] achtereenvolgens door de bestuurder naar huis gebracht. Daarbij valt op dat er om 21.31 uur wordt gebeld met de vaste lijn vanuit de woning van de moeder van [medeverdachte 3], terwijl zijn moeder op dat moment op vakantie is. Het kan dan ook niet anders dan dat dit telefoontje door [medeverdachte 3] is gepleegd die dan kennelijk (net) thuis is. Op exact datzelfde tijdstip wordt er met de pinpas van [medeverdachte 4] getankt bij een tankstation dat vlakbij de woning van [medeverdachte 3] ligt en ook vlakbij verblijfplaats van [medeverdachte 4], waarnaar hij die avond op weg is.
Ook in de dagen na de gewelddadigheden valt er een aantal dingen met betrekking tot [medeverdachte 4] op. Zo heeft hij op 20 december 2011 om 14.59 uur voor het laatst contact met [medeverdachte 2]. Daarna worden er geen onderlinge telefonische contacten meer geregistreerd tussen [telefoonnummer 9] en [telefoonnummer 7]. Op 22 december 2011 neemt [medeverdachte 4] een nieuw telefoonnummer in gebruik [telefoonnummer 8] waarmee hij [medeverdachte 2] voor het eerst pas weer op 26 januari 2012 belt, overigens ook weer op een ander nummer van [telefoonnummer 10] dan waarmee hij op 20 december 2011 contact had.
Verder valt nog op dat de rode Renault kort na een uitzending van Opsporing Verzocht waarin de rode Renault is getoond, wordt verkocht, terwijl de APK keuring nog tot september 2012 loopt.
Ten slotte kan uit de observaties ná 20 december 2011 worden afgeleid dat bij die observaties [medeverdachte 4] steeds de bestuurder van de rode Renault is, zodat de observaties in ieder geval geen aanknopingspunt bieden voor de stelling dat [medeverdachte 4] de auto uitleende. Zijn moeder heeft aanvankelijk ook verklaard dat zij zich niet kon voorstellen dat hij de auto zou hebben uitgeleend. Later komt zij hierop weliswaar terug, maar dat is nadat zij [medeverdachte 4] daarover zou hebben gesproken.
Op meerdere momenten gedurende het onderzoek als ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting is [medeverdachte 4] geconfronteerd met feiten die erop wijzen dat hij op 20 december 2011 de bestuurder van de rode Renault is geweest, doch hij heeft zich met betrekking tot de feitelijke gang van zaken in die dagen steeds beroepen op zijn zwijgrecht. Hij heeft in ieder geval ook nooit verklaard dat een ander dan hijzelf de bestuurder is geweest. Daarbij komt dat hij voldoet aan het signalement dat [medeverdachte 3] van de bestuurder geeft en het ook niet waarschijnlijk is dat hij én zijn auto én zijn telefoon én zijn pinpas en pincode uitleent aan een ander.
Voornoemde feiten schreeuwen naar het oordeel van de rechtbank om een verklaring. De verklaring die hij tegenover zijn moeder zou hebben afgelegd, dat hij de auto zou hebben uitgeleend, is daartoe – wat daar ook van zij – niet voldoende. Niet alleen is niet komen vast te staan dat hij die verklaring ook daadwerkelijk tegenover zijn moeder heeft afgelegd, hij heeft deze verklaring ook niet herhaald, noch bij de politie noch ter terechtzitting. Ook overigens heeft [medeverdachte 4] geen voor de feitelijke toedracht van de zaak relevante verklaring afgelegd en dus geen de redengevendheid van de bewijsmiddelen ontzenuwende verklaring gegeven.
Gelet op alle hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 4] op 20 december 2011 de bestuurder van de rode Renault is geweest.
De plaats van de inzittenden in de rode Renault
Voorts stelt de rechtbank nog vast dat naast [medeverdachte 4] als bestuurder [medeverdachte 2] op de bijrijderstoel in de rode Renault zit, en [medeverdachte 3] rechts achterin, achter [medeverdachte 2]. [160] De rechtbank zal in het vervolg van het vonnis van deze indeling uitgaan.
Ontmoeting in Purmerend
Zoals hiervoor reeds is overwogen, is de rode Renault rond 15.50 uur in Purmerend gesignaleerd. Rond dat tijdstip wordt gezien dat de rode Renault geparkeerd staat op de Houtbaai, vlakbij de Ivoorkust te Purmerend. [161]
Er vindt een ontmoeting plaats op de Ivoorkust, vlakbij de Houtbaai, te Purmerend. Daarbij zijn aanwezig [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. [162] [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] blijven in de rode Renault, [medeverdachte 2] stapt uit de rode Renault en spreekt enkele meters verderop met [verdachte] en [medeverdachte 1]. [163]
Na de ontmoeting biedt [medeverdachte 1] [verdachte] aan om een oogje in het zeil op hem te houden. [164] Terug in de auto vertelt [medeverdachte 2] dat [verdachte] beveiligd moet worden. [165]
Omstreeks 16.00 uur komen er twee voertuigen aanrijden over de Ivoorkust en zij slaan bij de kruising met de Zambezilaan rechtsaf in de richting van de Laan der Continenten, vermoedelijk betreft dat de zwarte Volkswagen Golf van [medeverdachte 1] en de rode Renault die kennelijk weer wegrijden. [166]
Bewijsoverweging ten aanzien van de locatie van de ontmoeting
De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 1] weliswaar verklaart over een ontmoeting tussen dezelfde personen, die volgens hem heeft plaatsgevonden bij de McDonalds in Purmerend. Gelet echter op de beelden van de beveiligingscamera van Weidevenne Sports, de verklaring van [medeverdachte 3] en [verdachte] over de plaats van de ontmoeting alsmede de historische telefoongegevens van [medeverdachte 1], heeft de ontmoeting, waarbij [verdachte] betrokken is geweest, naar het oordeel van de rechtbank, plaatsgevonden op de Ivoorkust.
Afspraak bij pannenkoekenhuis De Boffert [verdachte]-[slachtoffer 2]
Zoals hiervoor is overwogen, heeft [slachtoffer 2] eerder op de dag aan [verdachte] laten weten dat hij om 16.00 uur bij pannenkoekenhuis De Boffert aan het Weidelandpad 3 te Purmerend (gelegen in het groengebied Purmerland waarin ook het Burgtpad is gelegen, tussen de Zambezilaan en de Purmerlanderrijweg) moet zijn. Om 16.01 uur rijdt er een Mercedes Vito over de Zambezilaan, komende vanuit de richting van de Laan der Continenten en gaande in de richting van het Purmerland te Purmerend. Gelet op de verklaring van [getuige 9] van wie [slachtoffer 2] een loods huurde en de verklaring van [betrokkene 21] dat hij, als enige buiten [slachtoffer 2], ook wel eens in de bus reed en hij op verzoek van [slachtoffer 2] tussen 16.30 uur en 17.15 uur de bus gereden heeft om de honden op te halen, is dit meer dan vermoedelijk [slachtoffer 2] die op weg is naar de Boffert. [167] Bij De Boffert wacht [slachtoffer 2] op [verdachte]. [verdachte] gaat niet naar de afspraak. [168] [telefoonnummer 1], die op dat moment thuis bij [betrokkene 10] [169] zit, stuurt om 16.07 uur een sms-bericht aan [telefoonnummer 3]. [telefoonnummer 3] stuurt om 16.08 uur een sms-bericht terug naar [telefoonnummer 1]. Om 16.09 uur belt [telefoonnummer 1] met [telefoonnummer 3] en vindt er een telefoongesprek plaats gedurende 85 seconden. [170] Rond diezelfde tijd belt [telefoonnummer 13] een paar keer met [telefoonnummer 12], vermoedelijk om te melden dat [verdachte] niet op de afspraak bij De Boffert is verschenen. [171]
De rode Renault
Ondertussen blijft de rode Renault na de ontmoeting op de Ivoorkust rondjes rijden in de buurt. Zo is op de camerabeelden van de Weidevenne Sports te zien dat er om 16.31 uur een rode Renault rijdt over de Zambezilaan richting de Laan der Continenten. [172]
[telefoonnummer 9] belt om 16.19 uur, iets minder dan tien minuten na het gesprek tussen [medeverdachte 1] en [verdachte], naar [telefoonnummer 3] gedurende 26 seconden. [173]
Nieuwe afspraak [verdachte] – [slachtoffer 2]/[slachtoffer 1]
Om 16.21 uur wordt [telefoonnummer 2] door [slachtoffer 1] (belhuis) gebeld vanuit een belhuis. [174] Kort hierna, om 16.26 uur, belt [telefoonnummer 1] [telefoonnummer 3] gedurende 50 seconden. [175] [telefoonnummer 3] belt op zijn beurt om 16.27 uur naar [telefoonnummer 9] gedurende 18 seconden [176] en vervolgens, om 16.28 uur, weer terug naar [telefoonnummer 1] gedurende 69 seconden. [177]
[telefoonnummer 2] wordt om 16.30 uur opnieuw door [slachtoffer 1] (belhuis) gebeld vanuit een belhuis. [178] Ook nu belt [telefoonnummer 1] kort daarna, om 16.34 uur, naar [telefoonnummer 3] gedurende 37 seconden. Op hetzelfde moment probeert [telefoonnummer 9] [telefoonnummer 3] wederom te bellen, maar er komt geen gesprek tot stand. Bij een derde en vierde belpoging, om 16.34.55 uur en 16.35.04 uur, komt er zeer waarschijnlijk wel een gesprek tot stand. [179]
[verdachte] heeft in de gesprekken met [slachtoffer 1] te horen gekregen dat hij [slachtoffer 2] moet ophalen bij De Boffert en daarna naar de KFC moet komen. [verdachte] heeft aan [slachtoffer 1] gezegd dat hij dit niet wil omdat hij bang is dat hij geslagen zal worden. [verdachte] vertelt in één van de gesprekken met [medeverdachte 1] dat hij naar de KFC moet. [180] [verdachte] gaat uiteindelijk alsnog naar De Boffert. Daar pikt hij [slachtoffer 2] op en samen rijden ze in de Mercedes naar de KFC aan de Jan van Galenstraat te Amsterdam, alwaar zij om 16.57 uur arriveren. [181] [medeverdachte 1] geeft intussen op zijn beurt aan [medeverdachte 2] door dat [verdachte] gaat rijden. [182] [medeverdachte 3] verklaart dat [medeverdachte 2] een telefoontje heeft gekregen dat ze naar de KFC moeten. [183]
[verdachte] heeft overigens na voormeld gesprek met [medeverdachte 1] om 16.34 uur zowel zijn telefoon [telefoonnummer 1] als zijn één-op-één telefoon [telefoonnummer 2] uitgeschakeld. [medeverdachte 1] probeert hem om 16.39 uur en ook later, om 18.44 uur, nog te bellen, maar er komt geen contact tot stand. [verdachte] mag zijn telefoon, zo verklaart hij, niet meenemen of aanzetten, wanneer hij bij [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] is. Het eerstvolgende contact van [verdachte] op die dag is om 20.39 uur. [184]
4.2.8. 20
december 2011 De KFC
Het parkeerterrein van de KFC grenst tevens aan een gebouw van Dienst Werk en Inkomen (hierna te noemen DWI). Waar hierna zal worden gesproken over de KFC of DWI, betreft het hetzelfde parkeerterrein. [185]
Na het arriveren en parkeren van de Mercedes op het parkeerterrein naast de KFC door [verdachte] met [slachtoffer 2] om 16.57 uur rijdt om 17.07 uur een grijze Volkswagen Polo het parkeerterrein bij de DWI op. In voornoemde auto bevinden zich [slachtoffer 1] en een broer van hem, [betrokkene 3]. [slachtoffer 1] stapt uit de Volkswagen Polo en stapt in de Mercedes bij [verdachte], nadat [slachtoffer 2] is uitgestapt. [slachtoffer 2] stapt in de Volkswagen Polo. [186] [slachtoffer 1] breekt zijn mobiele telefoon en gooit later restanten daarvan achter op voornoemde parkeerplaats weg. [slachtoffer 1] zegt daarbij dat hij, omdat [verdachte] even weg was, weer bereikbaar moest zijn om dat op te lossen. [187]
Om 17.14 uur rijdt de rode Renault het parkeerterrein bij de KFC/DWI op, rijdt door tot aan de Volkswagen Polo en parkeert om 17.17 uur aan de achterzijde bij de DWI. Er zitten drie personen in de rode Renault. [188] Op hetzelfde moment, om 17.17 uur, belt [telefoonnummer 9] met [telefoonnummer 3] gedurende 190 seconden. [189] Tijdens dit gesprek straat de telefoon van [telefoonnummer 3] aan bij een zendmast die dekking geeft aan zijn woning. Hij is die avond thuis en past op zijn kinderen, omdat zijn vrouw, [betrokkene 22], weg is. Zijn telefoon straalt daar in ieder geval tot 21.34 uur aan. [190]
Om 17.19 uur stapt er een man uit de rode Renault. Hij loopt een paar keren heen en weer. Er is duidelijk te zien dat hij richting de Mercedes en de Volkswagen Polo kijkt. Ook de bestuurder van de rode Renault is even uit de auto. [191]
Om 17.40 uur loopt er een persoon naar de passagierskant van de Volkswagen Polo, opent de deur en laat die korte tijd open staan. De persoon sluit de deur weer en loopt in de richting van de Mercedes of de KFC. [192] Om 17.41 uur belt [telefoonnummer 9] weer met [telefoonnummer 3] gedurende 31 seconden. [193]
Om 17.46 uur start de rode Renault en rijdt naar een andere parkeerplek op het parkeerterrein. Er zitten nog steeds drie personen in de rode Renault. Volgens [medeverdachte 3] gebeurt dat om beter zicht te hebben op [verdachte]. [194]
Ruim een uur later, om 18.48 uur, stapt er een passagier uit de rode Renault. Deze loopt een rondje rondom het DWI en keert vervolgens om 18.51 uur weer terug in de auto. [195] Om 18.53 uur belt [telefoonnummer 9] wederom met [telefoonnummer 3], gedurende 66 seconden. [196]
De Volkswagen Polo, met daarin alleen [betrokkene 3], rijdt weg omstreeks 18.54 uur. [197]
[medeverdachte 4] verlaat om 19.02 uur de rode Renault, loopt naar een boom en stapt een minuut later weer in. [198] Een kwartier later, om 19.16 uur, gaat [medeverdachte 3] de rode Renault uit en loopt de KFC binnen. Om 19.30 uur keert [medeverdachte 3] weer terug naar de rode Renault en stapt in. [199]
Om 19.49 uur komt een grijze Peugeot het parkeerterrein oprijden met daarin [slachtoffer 3]. [200] Deze voegt zich bij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1] lopen langs de DWI en zijn met elkaar in gesprek gedurende ongeveer zeven minuten. [slachtoffer 1] gooit hierbij iets weg, zoals eerder reeds is vermeld. [201]
[verdachte] krijgt op enig moment bij de KFC te horen dat hij naar de parkeerplaats moet. [202] De parkeerplaats bij het Burgtpad is een vaste overlegplek voor [slachtoffer 1]. [203]
Om 20.01 uur lopen de drie mannen weer richting de parkeerplaats van de KFC naar de plek waar de Peugeot geparkeerd staat. Zij passeren daarbij de rode Renault. Kort erna licht er een display op in de rode Renault, de drie mannen stappen in, [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] in de Peugeot, en te zien is vervolgens dat er om 20.02 uur twee voertuigen wegrijden van de parkeerplaats, eerst de Mercedes met daarin [verdachte] en [slachtoffer 1], gevolgd door voornoemde Peugeot. Kort na het uitdoven van het display (enkele seconden na het wegrijden van de Mercedes en de Peugeot) rijdt ook de rode Renault weg, [204] achter de twee voertuigen aan. De rode Renault rijdt weg met gedoofde lichten en ontsteekt deze pas als deze op de hoofdrijbaan is. [205] De auto’s rijden richting de A10. [206]
Bewijsoverweging/conclusie
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat na de ontmoeting op de Ivoorkust telefonisch informatie wordt doorgegeven door [verdachte] aan [medeverdachte 1] welke informatie [medeverdachte 1] op zijn beurt weer doorgeeft aan [medeverdachte 2]. Meer in het bijzonder geeft [medeverdachte 1] de informatie van [verdachte] door dat hij naar de KFC gaat. De rechtbank baseert deze conclusie op de telefonische contacten waaruit blijkt dat deze plaatsvinden tussen enerzijds [verdachte] en [medeverdachte 1] en anderzijds [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. Voorts is gebleken dat deze contacten steeds direct of vrijwel direct volgen op het telefonisch contact van [verdachte] met [slachtoffer 1]. Daarnaast is de conclusie van de rechtbank gebaseerd op de verklaring van [verdachte] dat hij aan [medeverdachte 1] doorgeeft dat hij naar de KFC moet, omdat [medeverdachte 1] immers een oogje in het zeil zou houden, terwijl [medeverdachte 1] zelf heeft verklaard dat hij aan [medeverdachte 2] doorgeeft dat [verdachte] gaat rijden en [medeverdachte 3] zegt dat [medeverdachte 2] per telefoon te horen kreeg dat zij naar de KFC moesten.
Daar komt nog bij dat er 17 minuten tussen de aankomst van [verdachte] met [slachtoffer 1] bij de KFC en de aankomst van de rode Renault zit, zodat deze informatie ook wel door [verdachte] aan [medeverdachte 1] moet zijn doorgegeven. De rode Renault is dus niet achter [verdachte] aangereden, zodat ze anderszins op de hoogte moesten zijn waarheen zij moesten rijden.
Daarnaast stelt de rechtbank op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vast dat de inzittenden van de rode Renault bijna drie uur wachten op het parkeerterrein waar gedurende die tijd ook [verdachte], [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en later ook [slachtoffer 3] zijn. In die tijd neemt [medeverdachte 2] driemaal telefonisch contact op met [medeverdachte 1]. Hoewel [medeverdachte 1] daarover verklaart dat het nietszeggende gesprekken zijn over kip eten bij de KFC en de mededeling dat [verdachte] in orde is, constateert de rechtbank dat de momenten waarop [medeverdachte 2] belt naar [medeverdachte 1] te koppelen zijn aan relevante momenten zoals i) het aankomen op de KFC parkeerplaats van de rode Renault, ii) het opengaan van een deur van de Volkswagen Polo, terwijl de rode Renault kort na dat telefoongesprek wordt verplaatst om [verdachte] beter te kunnen zien, iii) nadat een van de inzittenden van de rode Renault een ronde heeft gelopen, welk gesprek ook nog ten tijde van het wegrijden van de Volkswagen Polo met [betrokkene 3] gaande is. De rechtbank concludeert hieruit dat [medeverdachte 1] nauw op de hoogte werd gehouden van de gang van zaken bij de KFC.
Voorts stelt de rechtbank, anders dan de raadsman, vast dat [verdachte] bij de KFC al te horen heeft gekregen dat hij naar de parkeerplaats moest gaan. Het gesprek waarop de rechtbank dit baseert, heeft op 20 februari 2012 plaatsgevonden in het Safehouse waar [verdachte] met [betrokkene 22] en zijn zoon als beschermde getuige vanaf 7 februari 2012 heeft verbleven. Op 6 februari 2012 is er in het Safehouse Opname Vertrouwelijke Communicatie geplaatst. De aldaar gevoerde gesprekken zijn door middel van deze OVC opgenomen en vervolgens uitgeluisterd door verbalisanten. Nu [verdachte] deze gesprekken gevoerd heeft in een veilige en besloten setting, waarbij hij zich niet ervan bewust was dat deze gesprekken opgenomen en afgeluisterd werden, twijfelt de rechtbank niet aan het waarheidsgehalte van de inhoud van deze gesprekken en zal de rechtbank deze voor het bewijs bezigen. De rechtbank vermag ook niet in te zien hoe deze gesprekken anders uitgelegd kunnen worden dan zij hiervoor onder de redengevende feiten en omstandigheden heeft gedaan. De rechtbank zal de door dan wel namens verdachte opgeworpen stelling dat het een verrassing voor hem was waarheen hij vanaf de KFC moest rijden dan ook terzijde schuiven.
4.2.9. 20
december 2011 tot en met De Kanaaldijk
Zoals hiervoor reeds aangegeven, rijden de Mercedes, de Peugeot en de rode Renault rijden rond 20.02 uur over de Jan van Galenstraat in de richting van de A10. [verdachte] ziet bij het stoplicht dat de Peugeot achter hem rijdt. Daarna, bij de Coentunnelweg, ziet hij de Peugeot niet meer. De Mercedes rijdt richting de Kanaaldijk, gevolgd door de rode Renault. Vervolgens rijden zij de Kanaaldijk op in de richting van Purmerland. [207]
Omstreeks 20.14 uur rijden twee voertuigen met een onderlinge afstand van twee seconden langs het perceel Kanaaldijk [huisnummer 1] te Landsmeer. [208]
[verdachte] ziet een auto achter zich rijden, die met de lichten seint dat deze hem wil inhalen. [verdachte] wijkt uit naar rechts om de rode Renault te laten passeren. De rode Renault haalt hem vervolgens aan de linkerzijde in. Op dat moment roept [medeverdachte 2] in de rode Renault: ‘Snijden, snijden’, waarna [medeverdachte 4] de Mercedes van [verdachte] snijdt. De rode Renault remt af, waardoor [verdachte] ook moet remmen. [209] [slachtoffer 1] schreeuwt tegen [verdachte] dat hij er langs moet gaan. [slachtoffer 1] pakt met zijn linkerhand het stuur vast en draait het stuur mee naar links, waardoor de auto een klein stukje naar links staand tot stilstand komt. De rode Renault komt recht voor de Mercedes tot stilstand. [210]
[medeverdachte 2] springt van rechts voorin uit de rode Renault en rent naar de rechterkant van de Mercedes. [slachtoffer 1] springt uit de Mercedes. [medeverdachte 2] roept ‘Blijf staan motherfucker’ en heeft een wapen op [slachtoffer 1] gericht. [medeverdachte 2] staat dan bij de rechterachterkant van de Mercedes. [slachtoffer 1] staat in de deuropening van de bijrijderskant van de Mercedes met zijn gezicht naar [medeverdachte 2] en zijn rug naar de openstaande bijrijdersportier. [211]
[medeverdachte 3] komt van rechts achterin uit de rode Renault met een wapen in zijn handen. Daarna gaat het snel. [medeverdachte 2] wil [slachtoffer 1] in de kofferbak gooien en meenemen, maar [slachtoffer 1] probeert het wapen van [medeverdachte 2] vast te pakken. [medeverdachte 3] rent naar de Mercedes en schiet [slachtoffer 1] van achter door het hoofd waarna [slachtoffer 1] in elkaar zakt. [slachtoffer 1] zit tegen het rechter voorportier aan, met zijn hoofd naar beneden. Vervolgens wordt het lichaam van [slachtoffer 1] verplaatst, het kanaal in. [212]
Daarna zegt [verdachte] dat er nog twee staan. [213]
Vervolgens rijden zij naar het Burgtpad. [214] Om 20.19 uur is op de camerabeelden van het perceel Kanaaldijk [huisnummer 2] te Landsmeer te zien dat er twee personenauto’s langsrijden, komende uit de richting Amsterdam en gaande in de richting Purmerland. [215] Het linker achterlicht van het voorste voertuig straalt meer licht uit dan het rechter achterlicht, hetgeen overeenkomt met het verschil in achterlichten van de rode Renault. [216] Het tweede voertuig is een personenauto van het merk Mercedes, type A Klasse. [217]
De afstand tussen perceel Kanaaldijk [huisnummer 1] en perceel Kanaaldijk [huisnummer 2] bedraagt exact één kilometer. Kanaaldijk [huisnummer 1] ligt binnen de bebouwde kom van de gemeente Landsmeer. Ter plaatse geldt de maximum snelheid van 50 km per uur. Gaande in noordelijke richting vanaf Kanaaldijk [huisnummer 1] zijn de woningen vanaf perceel Kanaaldijk [huisnummer 3] gelegen buiten de bebouwde kom en geldt de maximum snelheid van 60 km/uur. In totaal zal de reisduur, indien de maximum snelheden worden aangehouden, iets minder dan één minuut en twee seconden bedragen. [218]
De route vanaf de Kanaaldijk [huisnummer 2] naar de kruising van de Kanaaldijk met de Purmerlanderrijweg bedraagt ruim 5 km. [219] Vervolgens dient er dan nog een fors stuk over de Purmerlanderrijweg te worden gereden naar de parkeerplaats bij het Burgtpad.
Om 20.21 uur rijdt een Mercedes Vito, gelijkend op de Mercedes Vito van [slachtoffer 2], komende uit de richting van de Laan der Continenten, in de richting van Purmerland. [220] Rond 20.25 uur ziet getuige [getuige 10] op de parkeerplaats een witte halfhoge bus staan waarvan de lichten branden. Als ze de parkeerplaats passeert, zijn de lichten van de bus uit. De bus staat er nog steeds als zij daar op de terugweg langsrijdt en door de politie wordt tegengehouden in verband met de op het Burgtpad aangetroffen lichamen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. [221]
Bewijsoverweging plaats delict:
Hoewel de exacte plek van het klemrijden op de Kanaaldijk uit vorenstaande redengevende feiten en omstandigheden niet is af te leiden en [verdachte] de plek waar hij is klemgereden en vervolgens [slachtoffer 1] is doodgeschoten plaatst voor perceel Kanaaldijk [huisnummer 1], acht de rechtbank het vaststellen van die exacte locatie van gering belang. Voor een bewezenverklaring van de moord c.q. doodslag op [slachtoffer 1] is een precieze aanduiding van de plaats waar dit op de Kanaaldijk heeft plaatsgevonden, immers niet zozeer een noodzakelijke omstandigheid. Ook door [verdachte] is immers niet betwist dat hij is klemgereden en dat [slachtoffer 1] vervolgens gedood is.
De rechtbank acht overigens aannemelijk dat dit, gelet op de afstand tussen de percelen [huisnummer 1] en [huisnummer 2] en de tijd die beide voertuigen daadwerkelijk nodig hebben gehad om van perceel [huisnummer 1] naar perceel [huisnummer 2] te rijden, zoals gebleken uit de beelden opgenomen door de camera’s van beide percelen, tussen perceel [huisnummer 1] en [huisnummer 2] is gebeurd. Het schietincident zelf zou dan een kleine vier minuten hebben geduurd, hetgeen aansluit bij de verklaringen van [medeverdachte 3] en [verdachte] dat alles heel snel ging.
Bewijsoverweging met betrekking tot de schutter op de Kanaaldijk
Uit de verklaringen van de verdachten valt niet zonder meer af te leiden wie de persoon is geweest die het fatale schot op de Kanaaldijk heeft gelost. Nu [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] hierover (zelf) niet meer kunnen verklaren, terwijl [medeverdachte 4] zich op zijn zwijgrecht beroept, blijven alleen [verdachte] en [medeverdachte 3] over die ter plaatse zijn geweest en hierover iets verklaren.
[verdachte] heeft meerdere, wisselende verklaringen over de gebeurtenissen op de Kanaaldijk afgelegd en heeft niet een duidelijk beeld wie het dodelijke schot heeft gelost. Wel heeft [verdachte] in zijn verklaring van 19 november 2013, waarbij hij ook een situatieschets heeft gemaakt, aangegeven dat [medeverdachte 2] aan de rechter achterkant van de Mercedes stond, een wapen had en dat [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] elkaar aankeken, waarbij [slachtoffer 1] met zijn rug naar de openstaande bijrijdersportier stond. Dit komt in zoverre met de verklaring van [medeverdachte 3] overeen dat ook hij heeft verklaard dat [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] elkaar aankeken en dat [medeverdachte 2] een wapen had. Volgens [verdachte] komt vervolgens [medeverdachte 3] uit de rode Renault naar buiten en loopt op [slachtoffer 1] af. [verdachte] verklaart dat [slachtoffer 1] nog staat op het moment dat [medeverdachte 3] de auto is uitgekomen en dat hij kort daarna ziet dat [slachtoffer 1] op de grond zit.
[betrokkene 5] en [betrokkene 9] hebben in hun ‘de auditu-verklaringen’ aangegeven dat zij van [medeverdachte 2] hebben vernomen dat [medeverdachte 3] de schutter was. Hetzelfde heeft [betrokkene 15] van [medeverdachte 1] gehoord. Aan [betrokkene 5] heeft [medeverdachte 2] ook nog verklaard dat dit gebeurde nadat [medeverdachte 2] een wapen op [slachtoffer 1] richtte en [slachtoffer 1] dit wapen vastpakte. Toen zou [medeverdachte 3] [slachtoffer 1] van achteren onderin zijn nek door het hoofd hebben geschoten. [betrokkene 5] maakt daarbij telkens een gebaar waarmee hij de plek aanduidt en hij geeft aan dat hij alleen niet weet of het aan de linker of aan de rechterkant van de nek is geweest. Deze ‘de auditu-verklaring’ past bij het (objectieve) forensische bewijsmateriaal, te weten de sectiebevindingen, waaruit blijkt dat [slachtoffer 1] om het leven is gekomen door een schotverwonding door zijn hoofd, lopend vanaf zijn achterhoofd op de overgang van zijn nek in de richting van zijn kruin. De schotrichting/plek van de inschot lijkt dan ook daderinformatie te zijn waarover [betrokkene 5] niet heeft kunnen beschikken, anders dan wanneer hij dat van iemand heeft gehoord die ter plaatse was. Dit maakt zijn verklaring aannemelijker. Het past eveneens bij de verklaring van [verdachte] dat hij [slachtoffer 1] opeens ziet zitten, nadat [medeverdachte 3] uit de auto is gekomen.
De rechtbank overweegt verder dat het scenario dat [medeverdachte 3] in zijn verklaringen heeft geschetst - namelijk dat [medeverdachte 2] de schutter is geweest, terwijl [medeverdachte 2] en [slachtoffer 1] wel met het gezicht naar elkaar toe stonden - niet past bij het forensische bewijsmateriaal. Op die wijze is een schot in het achterhoofd niet goed mogelijk. Dit zou slechts anders zijn als [slachtoffer 1] zich plotseling zou hebben omgedraaid. Hiervoor biedt het dossier echter geen aanknopingspunten en gelet op het feit dat, zoals zowel [verdachte] als [medeverdachte 3] verklaart, [medeverdachte 2] op dat moment een wapen op [slachtoffer 1] richtte, lijkt dit ook niet erg aannemelijk.
De rechtbank merkt verder nog op dat zij de door [medeverdachte 3] afgelegde verklaring dat hij de gebeurtenissen vanaf de achterbank van de rode Renault heeft gadegeslagen, ook niet aannemelijk acht. Het is minst genomen opmerkelijk dat [medeverdachte 3], die naar eigen zeggen werkzaam is geweest in de beveiliging en gevraagd zou zijn om [verdachte] te beveiligen, in de auto zou zijn blijven zitten, terwijl er een potentieel gevaarlijke situatie voor [verdachte] ontstaat.
Dit nog los van de vraag of [medeverdachte 3] het hele gebeuren vanaf de positie die hij volgens eigen zeggen in de rode Renault innam, goed heeft kunnen waarnemen.
De rechtbank is van oordeel dat uit de hierboven weergegeven feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, volgt dat [medeverdachte 3] het fatale schot op de Kanaaldijk heeft gelost.
Bewijsoverweging met betrekking tot het roepen dat nog 2 staan door [verdachte]
[verdachte] heeft ontkend dat er op de plaats delict aan de Kanaaldijk door hem is geroepen dat er nog twee staan. Desalniettemin acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] dit heeft geroepen.
De rechtbank wijst hiertoe allereerst op de opname vertrouwelijke communicatie (OVC) in het zogenaamde ‘Safe house’ op Texel waar [verdachte] heeft verbleven als beschermde getuige. [verdachte] zegt hier tegen [betrokkene 10] dat hij vanaf de KFC wist dat hij naar de parkeerplaats moest. Zoals al eerder overwogen gaat de rechtbank ervan uit dat [verdachte] hier de waarheid spreekt. Dit vindt bovendien steun in de verklaring van [betrokkene 5] bij de rechter-commissaris.
Voorts is het Burgtpad één van de vaste afspreekplekken van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], zodat het, eenmaal rijdend op de Kanaaldijk, voor de hand ligt dat ze elkaar daar zullen ontmoeten. Daarbij komt dat noch [medeverdachte 2] noch [medeverdachte 3] noch [medeverdachte 4], anders dan via [verdachte] weet of kan weten dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een afspraak hebben met [slachtoffer 1] op het Burgtpad, terwijl voorts niet valt in te zien, welk belang [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] zelf hebben bij de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kenden deze drie mannen immers niet. De enige persoon die moet vrezen dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] de link naar hem zullen leggen, zodra [slachtoffer 1] wordt vermist of dood wordt aangetroffen, is [verdachte]. Een ander motief voor de dood van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] is niet althans onvoldoende gebleken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] de informatie dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] op het Burgtpad op [slachtoffer 1] stonden te wachten en om die reden een probleem vormden, op de plaats waar [slachtoffer 1] is doodgeschoten, heeft gedeeld met de personen in de rode Renault en hen aldus heeft gewezen op de andere slachtoffers.
Rechtstreeks vanaf de Kanaaldijk naar het Burgtpad
De rechtbank acht niet aannemelijk dat – zoals [verdachte] heeft verklaard – nog een stop heeft plaatsgevonden bij de voetbalvelden alvorens het Burgtpad werd bereikt waarbij [verdachte] is bedreigd. Dit onderdeel van de verklaringen van [verdachte] wordt niet ondersteund door andere (objectiveerbare) bewijsmiddelen in het dossier. Bovendien blijkt uit het dossier eerder een contra-indicatie voor de juistheid van dit onderdeel. De rechtbank wijst hiertoe op het zeer korte tijdsbestek tussen het passeren van Kanaaldijk [huisnummer 2] (20.19 uur), het tijdstip waarop de Mercedes Vito op de Zambezilaan richting Purmerland reed (20.21 uur), het tijdstip waarop getuige [getuige 10] de witte halfhoge bus op het Burgtpad ziet staan (20.25 uur) en het tijdstip waarop de telefoons van [verdachte] (20.39 uur) en [medeverdachte 2] (20.37 uur) weer activiteit vertonen.
Dit tijdsbestek maakt het, naar het oordeel van de rechtbank, vrijwel onmogelijk dat er vanaf de plaats waar [slachtoffer 1] is gedood tot aan het Burgtpad nog een stop is geweest even voorbij het Burgtpad, waarbij [verdachte] en de inzittenden van de rode Renault met elkaar hebben gesproken om vervolgens weer terug te rijden naar het Burgtpad.
De rechtbank neemt dan ook tot uitgangspunt dat verdachten vanaf de Kanaaldijk rechtstreeks naar het Burgtpad zijn gereden.
4.2.10.
Het Burgtpad
De situatie ter plaatse
Het Burgtpad te Purmerland, vindt zijn verloop van de Purmerlanderrijweg (zuid) naar het Weidelandpad (noord) te Purmerland. Met de auto is het Burgtpad via de Purmerlanderrijweg te bereiken vanaf de Kanaaldijk of vanuit Purmerland. Aan het Burgtpad is ten westen een autoparkeerplaats gesitueerd met een afmeting van circa 20 meter en 20 centimeter bij 5 meter en 10 centimeter. De rijbaan ter plaatse is verhard met asfalt en de parkeerplaats ter plaatse is verhard met straatklinkers. [222]
De aankomst van de Mercedes en de rode Renault
Onderweg naar het Burgtpad haalt [verdachte] de rode Renault weer in, zodat [verdachte] voorop rijdt. [223] De Mercedes, met daarin [verdachte], rijdt het Burgtpad op en rijdt – bezien vanaf de Purmerlanderrijweg – door naar achteren. Op de parkeerplaats zelf staan op dat moment al de Mercedes Vito (met de neus naar Purmerland) en de Peugeot van [slachtoffer 3]. Ook [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zelf staan op de parkeerplaats. [verdachte] brengt zijn auto nabij de Peugeot tot stilstand. De rode Renault stopt op de weg langs de parkeerplaats, met de neus naar het bruggetje en staat zodanig dat [verdachte] niet kan wegrijden. [224]
Nadat de rode Renault tot stilstand is gekomen, springen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] uit de auto, beiden met een wapen in hun handen. De gebeurtenissen volgen elkaar zeer snel op. Zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] schiet. [225] [slachtoffer 3] wordt neergeschoten door een tweetal schoten door het achterhoofd. [slachtoffer 3] heeft zijn hand nog in zijn jaszak. [slachtoffer 2] probeert nog te ontkomen, rent naar de Mercedes Vito toe en wordt op zijn vlucht door meerdere kogels geraakt. In de Mercedes Vito zijn meerdere beschadigingen aan het interieur zichtbaar. [226] Op enig moment tijdens deze gebeurtenissen komt [medeverdachte 4] uit de rode Renault en kijkt, en stapt ook [verdachte] uit zijn auto. [227]
Na deze gebeurtenissen, welke slechts korte tijd hebben geduurd, verlaten de rode Renault en de Mercedes direct het Burgtpad. [228]
Later die avond komt de politie naar aanleiding van een melding ter plaatste en treft daar de levenloze lichamen aan van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Voor verdere bevindingen hieromtrent wordt verwezen naar de inleiding waarin de forensische bevindingen zijn opgenomen.
Bewijsoverweging ten aanzien van de volgorde waarin [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] zijn doodgeschoten:
Uit het feit dat [slachtoffer 3] is aangetroffen met zijn hand nog in zijn jaszak en twee doorschotverwondingen door het hoofd heeft, leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 3] kennelijk is verrast door de voor hem plotselinge geweldsuitbarsting. [slachtoffer 2] daarentegen heeft nog een poging gedaan om met of door de Mercedes Vito te vluchten en is door veel meer kogels getroffen. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat [slachtoffer 3] als eerste is doodgeschoten en dat [slachtoffer 2] vervolgens is achtervolgd op zijn vlucht en daarbij ook is doodgeschoten.
Bewijsoverweging ten aanzien van de schutter op het Burgtpad:
Uit het forensisch bewijsmateriaal leidt de rechtbank af dat het meest aannemelijke scenario is dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] met hetzelfde (semi-) automatisch werkend machinepistool van het model Skorpion, kaliber 7,65mm Browning (hierna: de Skorpion), zijn omgebracht. Zo zijn op het Burgtpad en bij het lichaam van [slachtoffer 2] hulzen en kogel(delen) aangetroffen die alle afgevuurd lijken te zijn vanuit één loop en verschoten lijken te zijn door een (semi-) automatisch werkend machinepistool van het model Skorpion.
Uit de verklaringen van de verdachten die bij de gebeurtenissen op het Burgtpad aanwezig zijn geweest en daarover iets hebben gezegd, [verdachte] en [medeverdachte 3], valt niet zonder meer af te leiden wie de persoon is geweest die op het Burgtpad met de Skorpion heeft geschoten. [medeverdachte 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] kunnen hierover (zelf) niet meer verklaren, en [medeverdachte 4] heeft zich bij voortduring op zijn zwijgrecht beroepen.
[verdachte] heeft – samengevat – verklaard dat het snel ging en dat hij niet precies kan verklaren wat er is gebeurd nadat de inzittenden van de rode Renault zijn uitgestapt. Wel heeft [verdachte] verklaard over de aanwezigheid van een machinegeweer en een pistool en dat er is geschoten.
[medeverdachte 3] heeft – samengevat – verklaard dat hijzelf en [medeverdachte 2] allebei hebben geschoten. [medeverdachte 2] zou het machinegeweer hebben gebruikt en [medeverdachte 3] zelf zou een pistool/revolver in handen hebben gehad. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij met dat wapen in de hand tegenover [slachtoffer 3] heeft gestaan. Hij zou echter over [slachtoffer 3] heen hebben geschoten en hem niet hebben geraakt. Volgens [medeverdachte 3] heeft [medeverdachte 2] eerst [slachtoffer 2] doodgeschoten en daarna [slachtoffer 3].
Uit de ‘de auditu’-verklaringen van [betrokkene 9] en [betrokkene 5] blijkt ook dat zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] op het Burgtpad heeft geschoten, maar niet wie de Skorpion in handen had en dus de dodelijke schoten heeft afgevuurd.
Gelet op deze stand van zaken kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld wie op het Burgtpad de Skorpion in handen heeft gehad en dus ook niet wie de dodelijke schoten heeft gelost. De enkele verklaring van [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 2] de Skorpion in handen had, is onvoldoende om vast te stellen dat [medeverdachte 2] de (dodelijke) schutter is geweest, nu deze verklaring onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal in het dossier. Daarbij merkt de rechtbank op dat het overigens door [medeverdachte 3] geschetste scenario wordt weersproken door het forensisch bewijsmateriaal. Volgens [medeverdachte 3] zou [slachtoffer 2] zijn beschoten in de Mercedes Vito en is hij liggend op de voorbanken achtergelaten. Uit het forensisch onderzoek blijkt echter dat bij [slachtoffer 2] 22 perforaties zijn aangetroffen, terwijl op de voorbanken geen bloedsporen zijn aangetroffen.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank onomstotelijk worden vastgesteld dat [medeverdachte 3], zoals hij zelf stelt, de Skorpion
nietheeft gehanteerd omdat hij met een pistool/revolver zou hebben geschoten. Ook die verklaring wordt niet ondersteund door ander bewijsmateriaal in het dossier. Zoals door de verdediging is aangevoerd – en door het Openbaar Ministerie bevestigd – is het wel verklaarbaar dat er op het Burgtpad geen kogels of kogeldelen, behorend bij een revolver zijn aangetroffen, omdat die – gelet op de wijze waarop [medeverdachte 3] zou hebben geschoten – op grote afstand terecht kunnen komen. Maar daarmee staat nog niet vast dat [medeverdachte 3] en niet [medeverdachte 2] de revolver heeft gehanteerd.
Voor het standpunt van het Openbaar Ministerie dat [medeverdachte 3] op het Burgtpad met de Skorpion heeft geschoten, mede omdat hij op de Kanaaldijk de Skorpion heeft gehanteerd, is, evenmin voldoende wettig en overtuigend bewijs. Naar het oordeel van de rechtbank is het feit dat [medeverdachte 3] op de Kanaaldijk met de Skorpion heeft geschoten, terwijl uit het forensisch onderzoek volgt dat alle slachtoffers zeer waarschijnlijk met hetzelfde wapen zijn doodgeschoten – ook in aanmerking genomen het tijdsverloop tussen de Kanaaldijk en het Burgtpad – onvoldoende om te kunnen concluderen dat [medeverdachte 3] ook op het Burgtpad met de Skorpion heeft geschoten. Daarbij wijst de rechtbank er op dat niet kan worden uitgesloten dat de Skorpion, bijvoorbeeld in de rode Renault onderweg van de Kanaaldijk naar het Burgtpad, door [medeverdachte 3] is overgedragen aan [medeverdachte 2].
Op basis van het dossier kan de rechtbank enkel vaststellen dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] op het Burgtpad allebei een vuurwapen hadden en dat zij allebei hebben geschoten, zodat niet kan worden vastgesteld wie van hen beiden uiteindelijk voor het afvuren van de dodelijke schoten verantwoordelijk is geweest.
4.2.11.
De gebeurtenissen van 20 december 2011 na het Burgtpad
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]
Om 20.37 uur belt [telefoonnummer 9] naar [telefoonnummer 3] en vindt een gesprek gedurende 43 seconden plaats. [medeverdachte 2] bevindt zich op dat moment onder bereik van een zendmast die onder meer dekking geeft aan de wijk Weidevenne te Purmerend. Na dit telefooncontact vinden er geen telefooncontacten meer plaats tussen het telefoonnummer van [telefoonnummer 3] en het telefoonnummer van [telefoonnummer 9]. [229] In totaal zijn op 20 december 2011 19 telefooncontacten naar voren gekomen tussen deze twee telefoonnummers (2 keer voicemail, 10 keer mogelijke gesprekken, 4 keer geen gesprek en 3 keer sms-berichten). [230]
[medeverdachte 1] en [verdachte]
Om 20.40 uur probeert [telefoonnummer 3] naar [telefoonnummer 15] te bellen, maar er komt geen gesprek tot stand. Daarna volgen er tot en met 20.51 uur diverse telefoontjes, een smsje en pogingen om te bellen tussen [telefoonnummer 15], [telefoonnummer 3] en [telefoonnummer 1], waarbij [medeverdachte 1] ook een aantal keer daadwerkelijk contact heeft met [betrokkene 13] en [verdachte]. [231] [verdachte] heeft om 21.12 uur telefonisch contact met [betrokkene 13]. [232] Die avond gaat [verdachte] bij [medeverdachte 1] thuis langs. [233] Om 21.34 uur vindt dan nog een gesprek tussen [telefoonnummer 15] en [telefoonnummer 3] plaats. [234]
[medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]Ondertussen brengt [medeverdachte 4] eerst [medeverdachte 2] naar huis. [235] Uit de historische verkeersgegevens van [telefoonnummer 9] blijkt dat hij zich om 20.52 uur – ongeveer veertien à vijftien minuten later dan het eerdergenoemde telefoongesprek met [medeverdachte 1] om 20.37 uur – bevindt onder het bereik van zendmasten die onder meer dekking geven aan zijn woonadres aan de [adres] te Amsterdam. Vervolgens rijden [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] verder naar de verblijfplaats van [medeverdachte 3] in Diemen om [medeverdachte 3] af te zetten. [236]
Omstreeks 21.31 uur die avond wordt vanaf de vaste huislijn van de woning van de moeder van [telefoonnummer 6] gebeld naar een vriend van [medeverdachte 3]. [237] Rond datzelfde tijdstip, omstreeks 21.31 uur, wordt er met de ING-pinpas van [medeverdachte 4] getankt bij een pompstation, deze keer het Total tankstation, aan de Flierbosdreef te Amsterdam. [238] Dit tankstation ligt zowel op korte afstand van de verblijfplaats van [medeverdachte 3] als van de verblijfplaats van [medeverdachte 4] in die periode. [239]
Om 22.14 uur wordt er vanaf de huislijn van [telefoonnummer 6] gebeld naar de huislijn van [telefoonnummer 11] en vindt er een gesprek plaats gedurende 70 seconden. [240] Het eerst zichtbare telefooncontact van [telefoonnummer 7] is om 23.09 uur, wanneer hij smsjes en een inkomend telefooncontact ontvangt. [241]
4.2.12.
Relevante feiten en omstandigheden na 20 december 2011
Na 21 december 2011 is zowel het telefoonnummer van [telefoonnummer 9], als ook het telefoonnummer van [telefoonnummer 7] niet meer actief. [242]
4.3.
De rol van [verdachte] bij het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank zal, uitgaande van de feiten en omstandigheden zoals zij deze in het voorgaande heeft vastgesteld, nu de vraag beantwoorden of er sprake is geweest van een rol van [verdachte] bij de levensberoving van [slachtoffer 1] en vervolgens van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2], en zo ja, welke rol hij heeft vervuld, alsmede hoe die mogelijke rol strafrechtelijk dient te worden geduid.
De rol van [verdachte] bij de Kanaaldijk
Zoals hiervoor reeds uiteengezet, onder 4.2.4. ‘Het Plan’, wilde [medeverdachte 1] ‘het probleem [slachtoffer 1]’ oplossen. Nader geconcretiseerd betekende dat een ontvoering c.q. een beroving van [slachtoffer 1].
[medeverdachte 1] heeft daartoe [medeverdachte 2] ingeschakeld, die op zijn beurt weer [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] met de rode Renault heeft ingeschakeld.
Op grond van de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden heeft de rechtbank voorts vastgesteld dat [verdachte] door [slachtoffer 1] is afgeperst, mishandeld en bedreigd. [verdachte] heeft hierover onder meer aan [medeverdachte 1] verteld. Op 20 december 2011 zegt [slachtoffer 2] tegen [verdachte] dat hij om 16.00 uur bij De Boffert moet zijn. [verdachte] durft niet, uit angst voor slaag van de kant van [slachtoffer 1]. Rond 15.50 uur vindt er een ontmoeting plaats bij de Ivoorkust tussen [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [verdachte]. [medeverdachte 4], bestuurder van de rode Renault, en [medeverdachte 3], passagier op de achterbank, zijn in de auto gebleven. Hierna biedt [medeverdachte 1] aan [verdachte] aan een oogje in het zeil te houden.
[verdachte] wordt vervolgens twee keren door [slachtoffer 1] gebeld en is bij één van deze gelegenheden opgedragen [slachtoffer 2] bij De Boffert op te halen en met hem naar de KFC te Amsterdam te rijden. [verdachte] geeft deze informatie door aan [medeverdachte 1] die op zijn beurt weer [medeverdachte 2] inlicht. [verdachte] haalt de Mercedes op, vervolgens [slachtoffer 2] en arriveert om 16.57 uur bij de KFC te Amsterdam. Niet veel later, om 17.07 uur, arriveert [slachtoffer 1] die door zijn broer is gebracht. Ongeveer 17.14 uur arriveert de rode Renault, met [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] bij de KFC. [slachtoffer 3] komt met de Peugeot om 19.49 uur aan en vervolgens hebben [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] een gesprek bij de DWI, dat aan het parkeerterrein van de KFC grenst.
[verdachte] blijft ongeveer drie uren in de Mercedes zitten en rijdt om 20.02 uur met [slachtoffer 1] als bijrijder van het parkeerterrein weg, richting de snelweg en vervolgens over de Kanaaldijk naar Purmerland. Hij wordt aanvankelijk korte tijd gevolgd door zowel de Peugeot waarin [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] rijden als de rode Renault. Op enig moment wordt hij alleen nog gevolgd door de rode Renault. Deze blijft achter hem rijden totdat [medeverdachte 4] als bestuurder met de rode Renault in opdracht van [medeverdachte 2] de Mercedes van [verdachte] klemrijdt. [medeverdachte 2] stapt uit en loopt naar [slachtoffer 1] die inmiddels uit de Mercedes is gestapt. Vervolgens komt [medeverdachte 3] met een wapen uit de rode Renault en schiet [slachtoffer 1] van achteren door het hoofd, waarna het lichaam van [slachtoffer 1] wordt weggesleept.
Uit het dossier blijkt niet dat [verdachte] op de hoogte was van de afspraak tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] tot het ontvoeren dan wel beroven van [slachtoffer 1]. [verdachte] heeft geen contacten met [medeverdachte 2] gehad. Hij heeft hem alleen ontmoet bij het opruimen van de hennephokken in Portsmuiden. Niet is gebleken dat daarbij is gesproken over een plan om het ‘probleem [slachtoffer 1]’ aan te pakken. Ook nadien is niet gebleken van verdere contacten tussen deze twee. Ook met [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 3] heeft [verdachte] geen contact gehad.
De rechtbank heeft voorts reeds vastgesteld dat [slachtoffer 1] uiteindelijk niet is ontvoerd c.q. beroofd, maar dat het op de Kanaaldijk uit de hand is gelopen en dat [slachtoffer 1] aldaar is omgebracht, hetgeen door de rechtbank voor de mogelijk daarbij betrokken verdachten als doodslag is gekwalificeerd.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat, ondanks het gegeven dat [verdachte] geen uitvoeringshandelingen op de plaats delict heeft gepleegd, uit de gebeurtenissen van die dag, met name de ontmoeting bij de Ivoorkust en de vele telefoontjes met [medeverdachte 1] alsmede de inhoud daarvan, een nauwe betrokkenheid van [verdachte] bij het doel van die dag, te weten het aanpakken van [slachtoffer 1], gedistilleerd kan worden. Hij wilde beschermd worden tegen [slachtoffer 1] en dat die bescherming geweld zou kunnen inhouden, moet hem duidelijk zijn geweest. Door de informatie dat hij naar de KFC moest rijden door te geven aan [medeverdachte 1], heeft hij mogelijk gemaakt dat anderen geweld tegen [slachtoffer 1] hebben gebruikt. Het doorgeven van deze informatie is een ondersteunende en – bezien in de gehele context – versnellende factor geweest, waarmee hij een rol als medeplichtige aan het medeplegen van doodslag van [slachtoffer 1] heeft vervuld, aldus de officieren van justitie.
De rechtbank volgt de officieren van justitie niet in die visie en overweegt daartoe het volgende.
In de eerste plaats merkt de rechtbank op dat [verdachte] op de Kanaaldijk uit de Mercedes is geweest, maar geen uitvoeringshandelingen jegens [slachtoffer 1] heeft verricht.
Voorts constateert de rechtbank dat [verdachte] weliswaar een aantal keren op 20 december 2011 telefonisch contact heeft gehad met [medeverdachte 1], echter niet vastgesteld kan worden wat de inhoud van die gesprekken is geweest. Daarbij komt dat [verdachte] ten stelligste ontkent dat hij enige wetenschap heeft gehad van een plan [slachtoffer 1] te ontvoeren c.q. te beroven. Hij heeft, zo verklaart hij, alleen gedaan wat hem door [slachtoffer 1] opgedragen is: [slachtoffer 2] ophalen bij De Boffert, hem naar de KFC rijden en vervolgens [slachtoffer 1] vervoeren naar het Burgtpad via de Kanaaldijk. Het dossier biedt ook geen aanknopingspunten dat [verdachte] wel van een dergelijk plan op de hoogte is geweest. Derhalve kan niet worden aangenomen dat [verdachte] wetenschap heeft gehad van de plannen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] richting [slachtoffer 1].
De omstandigheid dat er eerder die middag bij de Ivoorkust een ontmoeting tussen [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [verdachte] heeft plaatsgevonden maakt dat oordeel niet anders, nu immers niet duidelijk is geworden wat de precieze inhoud van het gesprek is geweest. Dat geldt evenzeer voor het gegeven dat [verdachte] vanaf 16.34 uur zijn beide telefoons (de [telefoonnummer 1] en de één op één telefoon [telefoonnummer 2]) uitgeschakeld heeft, nu hij daarvoor een niet op voorhand onaannemelijk verklaring heeft gegeven.
Dat [verdachte] die dag aan [medeverdachte 1] doorgeeft dat hij naar de KFC moet, past binnen het scenario dat [medeverdachte 1] een oogje in het zeil zou houden en duidt, naar het oordeel van de rechtbank, evenmin op enige wetenschap bij [verdachte] met betrekking tot de verdere plannen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] jegens [slachtoffer 1].
Een oogje in het zeil houden, zoals door [medeverdachte 1] aan [verdachte] is toegezegd, wil nog niet zeggen dat [verdachte] daaruit heeft moeten en kunnen afleiden dat hij door het accepteren van dat aanbod bewust de aanmerkelijke kans op geweld van de zijde van [medeverdachte 1] jegens [slachtoffer 1] heeft aanvaard. Daar komt bij dat niet gebleken is dat hij ervan op de hoogte was of had moeten zijn dat [medeverdachte 1] intensief contact met [medeverdachte 2] had, noch dat hij wist dat [medeverdachte 2] de beschikking over wapens had en dus ook niet dat van die zijde (wapen)geweld jegens [slachtoffer 1] verwacht kon worden.
Nu er geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op de dood van [slachtoffer 1] bij [verdachte] kan worden aangenomen, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] niet alleen van het medeplegen van moord op [slachtoffer 1], dan wel de medeplichtigheid daaraan, maar ook van het medeplegen van doodslag, dan wel de medeplichtigheid daaraan, zoals onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegd, dient te worden vrijgesproken en zal als zodanig vonnis wijzen.
De rol van verdachte [verdachte] bij het Burgtpad
[verdachte] heeft gezien dat [slachtoffer 1], zijn bijrijder, uit de Mercedes is gestapt, nadat [verdachte] klemgereden is door de rode Renault, waarna hij wapens ziet en vervolgens [slachtoffer 1] ziet zitten nabij het rechter voorportier van de Mercedes. Hij ziet tevens dat het lichaam van [slachtoffer 1] weggesleept wordt.
[verdachte] roept dat er verderop nog twee personen staan. De rode Renault en de Mercedes verlaten de plaats delict op de Kanaaldijk en rijden verder richting Purmerland, waarbij de Mercedes de rode Renault op enig moment inhaalt en voorop rijdt naar de parkeerplaats bij het Burgtpad, alwaar [verdachte] de beide slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] tussen de beide voertuigen in op de parkeerplaats ziet staan.
Gelet op hetgeen [verdachte] heeft waargenomen op de Kanaaldijk moet [verdachte], naar het oordeel van de rechtbank weten, dat er daar dodelijk geweld jegens [slachtoffer 1] is gebruikt. Voorts weet hij, in ieder geval vanaf dat moment, dat de inzittenden van de rode Renault vuurwapens bij zich hebben.
Door vervolgens te roepen dat er zich verderop nog twee personen bevinden en de rode Renault naar die personen op de parkeerplaats bij het Burgtpad toe te leiden, heeft [verdachte] minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] om het leven zouden worden gebracht en is daarmee opzet bij [verdachte] op de dood van voornoemde slachtoffers gegeven.
Met betrekking tot het door [verdachte] geschetste scenario dat hij na het doodschieten van [slachtoffer 1] op de Kanaaldijk in eerste instantie naar huis heeft willen rijden, hij toen de Mercedes Vito van [slachtoffer 2] zag rijden, er een tweede klemrijdmoment is geweest waarbij er contact is geweest tussen hem en de inzittenden van de rode Renault en hij onder bedreiging van één van de inzittenden van de rode Renault zijn auto heeft gekeerd en toen vooruit is gereden naar het Burgtpad, heeft de rechtbank reeds onder 4.2.9. ‘20 december 2011, de Kanaaldijk’, subkopje ´rechtstreeks vanaf de Kanaaldijk naar het Burgtpad´ overwogen op grond waarvan zij als uitgangspunt neemt dat [verdachte] in de Mercedes met in zijn kielzog [medeverdachte 4], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] in de rode Renault rechtstreeks van de Kanaaldijk naar het Burgtpad rijdt.
Overigens acht de rechtbank het ook niet geloofwaardig dat de medeverdachten, nadat zij op de hoogte zijn geraakt van de plaats waar [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich op dat moment bevinden, aan [verdachte] opdragen om mee te gaan naar het Burgtpad, omdat zij daarmee een ooggetuige zouden creëren van een door hen voorgenomen en uiteindelijk daadwerkelijk uitgevoerd delict, terwijl zij [verdachte] bij de (verdere) uitvoering van dat delict ook niet nodig hebben. Voornoemd scenario vindt ten slotte geen enkele ondersteuning in het dossier.
Door op dat moment te roepen dat er zich verderop nog twee personen bevinden en de rode Renault vervolgens rechtstreeks daar naar toe te leiden, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] een onmisbare schakel is geweest ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde. Zonder voornoemd handelen van [verdachte] hadden de schutters namelijk geen wetenschap gehad van de aanwezigheid van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de buurt van de Kanaaldijk, evenmin van de precieze locatie op dat moment en had het onder 2 ten laste gelegde niet plaats kunnen vinden. Er is overigens ook niet gebleken dat de inzittenden van de rode Renault een eigen belang, anders dan het verzoek van [verdachte] omdat hij anders in de problemen zou kunnen komen, zouden hebben gehad bij de dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Voornoemd handelen kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook worden gekenmerkt als een bewuste en nauwe samenwerking van [verdachte] met de medeverdachten uit de rode Renault.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard dat er tussen [verdachte] en de inzittenden van de rode Renault sprake is geweest van medeplegen.
De rechtbank zal vervolgens eerst het juridisch kader schetsen waartegen zij de rol van [verdachte] afzet, teneinde de vraag te beantwoorden of [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van doodslag of het medeplegen van moord. Daarbij is de vraag of er al dan niet sprake is geweest van voorbedachte raad bij [verdachte] ten aanzien van de levensberovingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] cruciaal.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (bijvoorbeeld ECLI: NL: HR: 2014: 347) volgt dat er voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven, leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is vast komen te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.
De route vanaf de Kanaaldijk [huisnummer 2] naar de kruising van de Kanaaldijk met de Purmerlanderrijweg bedraagt ruim 555 5 km. Vervolgens dient er dan nog een fors stuk over de Purmerlanderrijweg te worden gereden naar de parkeerplaats bij het Burgtpad. Daarbij komt dat op enig moment tijdens het rijden van voornoemde route de Mercedes de rode Renault inhaalt om zo voorop te rijden naar het Burgtpad.
[verdachte] heeft tijdens de rit vanaf de Kanaaldijk waar [slachtoffer 1] is dood geschoten, naar de parkeerplaats bij het Burgtpad gedurende een route van meer dan 5 kilometer gelegenheid gehad, na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad.
Dat [verdachte] op enig moment de rode Renault inhaalt, voorop rijdt naar het Burgtpad, alwaar de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zich bevinden, en de Mercedes aan het einde van de parkeerplaats naast de Peugeot van [slachtoffer 3] parkeert, waarna de rode Renault achter hem parkeert en daarmee een mogelijke vluchtroute voor [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] blokkeert, wijst voorts niet op een handelen in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling maar veeleer op een planmatig handelen door (onder meer) [verdachte]. Derhalve komt de rechtbank tot het oordeel dat er bij verdachte [verdachte] sprake is geweest van voorbedachte raad.
Op grond van hetgeen hiervoor door de rechtbank is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2].
Nu de door de verdediging aangevoerde verweren betrekking hebben op de waardering van het bewijs, behoeven deze, nu de rechtbank op grond van de redengevende feiten en omstandigheden tot een bewezenverklaring van medeplegen van moord op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] komt, geen nadere bespreking. Dit geldt niet voor het door de verdediging voorgestane verzoek tot aanhouding.
De rechtbank zal echter niet ingaan op dit, subsidiair gedane, verzoek tot aanhouding teneinde de deskundigen te kunnen bevragen en verwijst daartoe naar de overwegingen onder 6.2.1.
4.4.
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 3 ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte [verdachte] dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, welke bewijsmiddelen (op de verklaring van verdachte [verdachte] ter terechtzitting na) zijn opgenomen in een afzonderlijk dossier inzake onderzoek 11DUERO [243] , te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 6 mei 2014;
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2012, OND: p. 27-28, met bijlagen (foto’s), OND: p. 30-35;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, VE5: p. 36-37 en 48;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 16] d.d. 14 februari 2012, VE2: p. 8;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 16] d.d. 21 juni 2013, VE2: p. 10;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 23] d.d. 8 mei 2013, VE3: p. 12-13;
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 23] d.d. 16 februari 2012, VE3: p. 2-3 en
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 24 oktober 2012, VE4: p. 55 en 59.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
2 .
primair
hij op 20 december 2011 te Purmerland, gemeente Landsmeer, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben een of meer van een van zijn mededaders met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
- met één vuurwapen kogels geschoten in het hoofd en elders in het lichaam van die [slachtoffer 2], en
- met één vuurwapen kogels geschoten in het hoofd van die [slachtoffer 3],
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zijn overleden;
3 .
hij in de periode van 17 augustus 2009 tot en met 15 februari 2012 te Nijkerk, in/vanuit een pand aan de [adres] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld en/of bewerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad telkens hennepplanten en/of delen daarvan, waaronder in elk geval 5208 hennepstekken en 352 hennepplanten, zijnde hennep, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder feit 2 primair en feit 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2 primair : medeplegen van moord, meermalen gepleegd.
Feit 3 : opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B en C gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

6.1.
De rapporten van de deskundigen
Uit het door drs. [psychiater], psychiater, over verdachte uitgebrachte rapport van
14 mei 2012 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een dysthyme stoornis en een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anders omschreven). Bij verdachte bestaat een dysthym toestandsbeeld met een chronisch sombere toonzetting, angst, anhedonie, regressie en emotionele labiliteit. Daarnaast zijn er kenmerken van een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, borderline en antisociale trekken, mogelijk ten gevolge van ontwikkelingsproblematiek. Het handelen van verdachte werd in grote mate mede bepaald door de beperkingen in het functioneren van verdachte als gevolg van de chronisch aanwezig psychiatrische condities, en kan mede hieruit verklaard worden. Wegens zijn subassertieve opstelling en zijn onvermogen zich te verweren, is verdachte duurzaam in een afhankelijke en te manipuleren positie gekomen. Er was daarbij geen sprake van een vrije keuze in zijn handelen.
De psychiater concludeert tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid met betrekking tot de cannabiszaak op de tenlastelegging. De ten laste gelegde levensdelicten heeft de psychiater, vanwege de ontkennende houding van verdachte, niet nader kunnen onderzoeken met betrekking tot motieven en eventuele samenhang daarvan met zijn condities.
Uit het door drs. [psycholoog], psycholoog, over verdachte uitgebrachte rapport van 14 mei 2012 komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een dysthyme stoornis (chronische stemmingsproblemen), die samenhangt met een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke, borderline en milde antisociale trekken. Ook intellectueel is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een disharmonische intelligentie met gemiddelde handelingsvaardigheden en zwakbegaafde verbale capaciteiten. Alle gediagnosticeerde pathologie was ten tijde van het tenlastegelegde (naar de rechtbank begrijpt: van feit 3) aanwezig. Verdachte komt naar voren als een niet assertief, sociaal angstig persoon, die ervaren spanningen direct weg wil maken en spanningen sterker lijkt te presenteren dan werkelijk gevoeld. Gevoelens worden te weinig zelf gereguleerd en te sterk gepresenteerd, waarmee hulp en steun wordt verkregen. Verdachte heeft zich ontwikkeld tot een zeer onzekere, angstige, afhankelijke en agressiegeremde man die niet tegen druk kan en niet voor zichzelf durft op te komen.
Ook de psycholoog concludeert tot een verminderde toerekeningsvatbaarheid voor wat betreft de ten laste gelegde hennepteelt. Met betrekking tot de ten laste gelegde levensdelicten kan de psycholoog, gelet op de ontkennende houding van betrokkene, geen relatie tussen de diagnose en deze feiten leggen. Wel merkt de psycholoog nog op dat de feiten in scherp contrast staan met het gedrag en de persoonlijkheid van betrokkene zoals die in het onderzoek van de psycholoog naar voren komen. Ter terechtzitting heeft de psycholoog desgevraagd aangegeven dat hij met die laatste opmerking uitsluitend heeft willen zeggen dat het hem is opgevallen, maar hij daaraan geen gevolgtrekking en/of conclusies heeft bedoeld te willen verbinden.
6.2.
Verweren van de verdediging gebaseerd op de persoonlijkheid van [verdachte]
6.2.1.
Voorwaardelijke verzoeken om aanhouding
De verdediging heeft ter terechtzitting voorwaardelijke verzoeken om aanhouding gedaan voor zover [verdachte] niet zal worden vrijgesproken of het beroep op psychische overmacht wordt verworpen. In die gevallen verzoekt de verdediging beide deskundigen te kunnen bevragen en aldus die verweren nader te kunnen onderbouwen.
De rechtbank zal echter niet ingaan op deze verzoeken tot aanhouding teneinde de deskundigen te kunnen bevragen. Reeds twee keren heeft de rechtbank het door de raadsman gedane verzoek afgewezen. Ook nu zijn door de raadsman geen nieuwe feiten en/of omstandigheden naar voren gebracht die tot een heroverweging van beide eerdere beslissingen nopen. En ook nu zal de rechtbank, in lijn met de eerder genomen beslissingen, dit verzoek dan ook afwijzen.
6.2.2.
Verweer ten aanzien van het opzetDe verdediging heeft ten aanzien van het tenlastegelegde betoogd dat bij verdachte geen sprake was van enig opzet, nu gesteld kan worden dat verdachte ten aanzien van het gebeuren op de Kanaaldijk aan het Stockholmsyndroom leed en ten aanzien van de gebeurtenissen op het Burgtpad in een decompensatietoestand verkeerde, zodat bij hem, gelet op de persoonlijkheid van verdachte, elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Naar de rechtbank begrijpt verbindt de verdediging daaraan de conclusie dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting niet is gebleken dat van een dergelijke, volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad slechts bij hoge uitzondering voorkomende situatie sprake is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het verweer door de verdediging niet met feitelijke gegevens is gestaafd, terwijl het in dit verband op de weg van de verdediging had gelegen een contra-expertise door een psychiater en/of psycholoog te laten verrichten, teneinde op z’n minst aan te tonen dat er aanwijzingen waren dat bij verdachte elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Dit mede gelet op het feit dat de rechtbank daarvan ook overigens niet is gebleken. De rechtbank heeft daarbij tevens acht geslagen op de omstandigheid dat de deskundigen hebben gerapporteerd in het kader van het ten laste gelegde Opiumwetdelict en geen relatie tussen de stoornis en de levensdelicten hebben kunnen vaststellen, nu verdachte deze feiten heeft ontkend. Daarnaast overweegt de rechtbank dat uit hetgeen verdachte bij de politie en ook ter terechtzitting heeft verklaard, blijkt dat hij nog wel enig besef heeft gehad van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan. De rechtbank verwerpt het verweer.
6.2.3.
Beroep op psychische overmacht
De verdediging heeft bepleit dat de rapportages van de beide deskundigen, alsmede hun verklaringen ter terechtzitting van 13 mei 2014, voldoende onderbouwing opleveren voor een beroep op de situatie van psychische overmacht bij het Burgtpad. De raadsman heeft daartoe betoogd dat bij verdachte geen sprake was van enige wilsvrijheid. Er was bij verdachte sprake van een zodanig trauma door de gebeurtenissen die daarvoor hadden plaatsgevonden dat er sprake was van een decompensatietoestand, waarbij zijn angstbeleving, gewetensbijsturing alsmede het onderscheid tussen gedachten en handeling zijn weggevallen en er sprake was van een vernauwing van het bewustzijn en dat daardoor een bewuste keuze voor een alternatieve handelwijze, bijvoorbeeld om weg te gaan of door te rijden, niet meer openstond. Er is derhalve sprake geweest van psychische overmacht, hetgeen dient te leiden tot ontslag van rechtsvervolging wegens niet strafbaarheid van verdachte.
De rechtbank is van oordeel – mede gelet op hetgeen hiervoor onder 6.2.2 is overwogen – dat door de verdediging dit beroep onvoldoende is onderbouwd en ook overigens niet met feitelijke gegevens is gestaafd. Ook anderszins is niet gebleken dat bij de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit sprake was van een van buiten komende dwang waartegen weerstand redelijkerwijs niet kon worden gevergd. Gelet op de hiervoor weergegeven redengevende feiten en omstandigheden kan niet gezegd worden dat er van een zodanige druk sprake is geweest dat de wilsvrijheid van verdachte in die mate is aangetast als door de verdediging gesteld, en evenmin dat van hem niet verwacht kon worden dat hij weerstand bood aan die eventuele druk. De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op psychische overmacht.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volgt de conclusies van voormelde rapporten op grond van de onderbouwing ervan en legt deze ten grondslag aan haar beslissing. Zij is van oordeel dat op grond van het strafdossier, het verhandelde ter terechtzitting en de rapporten van voornoemde deskundigen, voldoende vast is komen te staan dat verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde en bewezen verklaarde feit 3 (overtreding van de Opiumwet) verminderd toerekeningsvatbaar kan worden.
Nu de deskundigen van oordeel zijn dat verdachte door zijn persoonlijkheidsstructuur geen weerstand kon bieden tegen de dwang die anderen op hem legden om hennep te telen, zal de rechtbank, zoals ook de officieren van justitie in hun requisitoir hebben aangegeven, verdachte eveneens verminderd toerekenbaar achten ten aanzien van de levensdelicten. De persoonlijkheidsstructuur van verdachte raakt en beïnvloedt immers verdachte in al zijn handelen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat deze persoonlijkheidsstructuur van invloed is geweest op alle feiten en derhalve ook op de bewezenverklaarde levensdelicten.
Nu ook overigens uit het onderzoek ter terechtzitting geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten, is verdachte strafbaar voor de door hem gepleegde strafbare feiten.

7.Motivering van de sanctie

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting en de bespreking aldaar van:
  • de omtrent verdachte vanwege Reclassering Nederland, RN Adviesunit 2 Den Haag, d.d. 26 juni 2012 en 25 juni 2013 opgemaakte Reclasseringsadviezen;
  • het Pro Justitia Psychiatrisch onderzoek, opgesteld door [psychiater], psychiater, d.d. 14 mei 2012;
  • het Pro Justitia Psychologisch onderzoek, opgesteld door drs. [psycholoog], psycholoog, d.d. 14 mei 2012.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, nadat op 20 december 2011 in zijn bijzijn [slachtoffer 1] van het leven was beroofd, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] geattendeerd op de aanwezigheid van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], die verderop stonden. Verdachte heeft [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] de weg gewezen naar het Burgtpad. Verdachte heeft hiermee een essentiële en initiërende rol vervuld in de gepleegde moorden op [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2]. Zonder voornoemd handelen van verdachte hadden de schutters namelijk niet geweten van de aanwezigheid van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in de nabije omgeving en de exacte plaats waar zij zich bevonden, en zouden de moorden niet hebben plaatsgevonden. Ook was er, buiten het belang voor verdachte, geen motief voor zijn medeverdachten om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te vermoorden, nu zij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zelf niet kenden. De rechtbank neemt verdachte zijn rol ten zeerste kwalijk. Aldus heeft verdachte zich met zijn medeverdachten schuldig gemaakt aan het medeplegen van de moord op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan overtreding van de Opiumwet gedurende een langere periode, hetgeen een winstgevende bezigheid is geweest en waarvoor verdachte eerder is veroordeeld.
De moord op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] betekent een schending van het hoogste rechtsgoed dat in onze rechtsorde bescherming geniet, namelijk het menselijk leven. Verdachte heeft daarmee onomkeerbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. Het spreekt voor zich dat hierop in beginsel niet anders dan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur kan worden gereageerd.
De gewelddadigheden en de daaruit voortvloeiende dood van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] hebben groot persoonlijk leed teweeggebracht voor hun families. Dit is onder meer tot uitdrukking gekomen in de (schriftelijke) slachtofferverklaringen van de moeder, zus en partner van [slachtoffer 2] en de zus van [slachtoffer 3].
De rechtbank is zich ook bewust dat vermoedelijk geen enkele straf voldoende recht zal doen aan het leed van de familieleden, al was het alleen maar omdat ze daarmee hun overleden dierbaren niet terug krijgen.
Voor feiten als de onderhavige zijn door de gerechten landelijk geen oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft gekeken naar uitspraken zoals die door de diverse rechterlijke colleges in Nederland in soortgelijke zaken zijn gedaan. Daarbij is gebleken dat het bewezenverklaarde feit zich moeilijk laat vergelijken met andere soortgelijke feiten, omdat elk levensdelict op zich een aantal specifieke elementen in zich draagt en daardoor de verschillende rollen bij levensdelicten niet altijd strafrechtelijk hetzelfde gewaardeerd kunnen en moeten worden.
Voor de onderhavige zaak heeft onder meer als specifiek element te gelden dat niet sprake is van één slachtoffer van een levensdelict, maar van twee slachtoffers. Daarbij zij opgemerkt dat, hoewel elk levensdelict voor iedere nabestaande van dat delict onnoemelijk veel leed met zich brengt, dat niet wil zeggen dat de straf die moet volgen op een levensdelict met twee dodelijke slachtoffers ook twee keer zo hoog moet zijn als de straf die volgt op een levensdelict met één slachtoffer. Meer specifiek voor de onderhavige zaak heeft te gelden dat, hoewel er feitelijk twee levensdelicten zijn gepleegd, de rechtbank van oordeel is dat sprake is geweest van één wilsbesluit daartoe. Uit de omstandigheden van deze zaak volgt dat nadat [slachtoffer 1] was doodgeschoten, werd besloten door te rijden naar het Burgtpad teneinde ook [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] dood te schieten, en men dat aldaar ook daadwerkelijk heeft gedaan. Hierbij lijkt het niet zo zeer specifiek om [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te zijn gegaan, maar vooral om het feit dat er verderop ‘anderen’ stonden. Het doodschieten van zowel [slachtoffer 3] als [slachtoffer 2] heeft in een zodanig verband met elkaar gestaan, dat sprake is van een voortgezette handeling, hoewel elke moord op zich een misdrijf vormt. Met andere woorden, wanneer [slachtoffer 2] of [slachtoffer 3] daar alleen had gestaan, was er, hoe absurd dit wellicht ook moge klinken voor de nabestaanden van ieder van hen, vermoedelijk een slachtoffer minder te betreuren geweest. Dit heeft gevolgen voor de op te leggen straf.
Voorts houdt de rechtbank bij de strafoplegging rekening met de omstandigheid dat zij ervan uitgaat dat er oorspronkelijk sprake was van een plan tot ontvoering dan wel beroving van [slachtoffer 1] en dat een en ander volkomen uit de hand is gelopen, waarna ook [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kwamen te overlijden.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] weliswaar met voorbedachte raad zijn gedood, maar dat het hier een andere situatie betreft dan die waarin tevoren in alle rust plannen worden uitgedacht om iemand van het leven te beroven.
Bij de bepaling van de op te leggen straf houdt de rechtbank tevens rekening met het feit dat [verdachte], zoals hiervoor onder 6.3. reeds is overwogen, verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van alle bewezen verklaarde feiten.
Alles overwegende leidt dit de rechtbank tot de conclusie dat aan verdachte een langdurige onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. Deze straf is lager dan de straf zoals die door de officieren van justitie is geëist, nu de rechtbank niet bewezen acht dat bij [verdachte] sprake is geweest van medeplichtigheid aan het medeplegen van moord op [slachtoffer 1] en de rechtbank de ernst van de rol van verdachte, gelet op alle omstandigheden en uitgaande van een ander scenario dan de officieren van justitie, kennelijk ook anders waardeert dan de officieren van justitie.
Al deze omstandigheden overwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf jaren, met aftrek van het voorarrest passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen

Voor de requisitoiren in het onderzoek 11Drome zijn door de nabestaanden van [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] vorderingen benadeelde partij ingediend, te weten door de ouders van [slachtoffer 1], bij monde van hun zoon [betrokkene 2], door de vader en de zus van [slachtoffer 3] alsmede door de moeder en de partner van [slachtoffer 2].
Alvorens in te gaan op deze vorderingen zal de rechtbank kort het wettelijk kader uiteenzetten, waarbinnen vergoeding van eventuele schade aan nabestaanden mogelijk is.
Ingevolge artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kunnen degenen die door een strafbaar feit rechtstreeks schade hebben geleden, zich met een vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij in het strafproces voegen. Van rechtstreekse schade is sprake als iemand is getroffen in een belang dat beschermd wordt door de overtreden strafbepaling.
Ook in geval van levensberoving, zoals in het onderzoek 11Drome aan de orde is, staat in feite het te beschermen belang van het slachtoffer van de levensberoving centraal. De wetgever heeft met de strafbepaling in beginsel niet de bedoeling gehad ook de nabestaanden van het overleden slachtoffer te beschermen. Daarmee is er voor de erfgenamen of nabestaanden geen sprake van rechtstreekse schade. Zij zouden zich derhalve in beginsel niet als benadeelde partij in het strafproces kunnen voegen.
In artikel 51f, tweede lid, Sv heeft de wetgever als uitzondering limitatief enkele categorieën van personen opgesomd die zich desondanks als benadeelde partij in het strafproces kunnen voegen, indien het slachtoffer dat rechtstreeks schade heeft geleden, is overleden ten gevolge van het strafbare feit.
Materiële schade
Het betreft onder meer degene te wiens laste de kosten van lijkbezorging zijn gekomen, waaronder ook de gedenksteen en kosten voor de urn en dergelijke vallen, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene. Onder laatstgenoemde categorie kunnen kosten van teraardebestelling in het buitenland vallen, wanneer het slachtoffer de buitenlandse nationaliteit heeft en in het land van herkomst wordt begraven. In de wet is niet bepaald of kosten van het bijwonen van een teraardebestelling in het buitenland ook onder de kosten van lijkbezorging vallen. In de literatuur en jurisprudentie is geoordeeld dat de reiskosten van de directe nabestaanden, zoals de weduwe en de kinderen, in het kader van repatriëring van de overledene, voor vergoeding in aanmerking kunnen komen.
Daarnaast kunnen, voor zover in deze zaak relevant, de erfgenamen terzake van hun onder algemene titel verkregen vordering, een vordering als benadeelde partij indienen. Ook kunnen bepaalde categorieën personen een vordering indienen tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud.
Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, is die ander verplicht tot vergoeding van schade door het derven van levensonderhoud:
  • aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner en de minderjarige kinderen van de overledene, tot ten minste het bedrag van het hun krachtens de wet verschuldigde levensonderhoud;
  • aan andere bloed- of aanverwanten van de overledene, mits deze reeds ten tijde van het overlijden geheel of ten dele in hun levensonderhoud voorzag of daartoe krachtens rechterlijke uitspraak verplicht was;
  • aan degenen die reeds vóór de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, met de overledene in gezinsverband samenwoonden en in wier levensonderhoud hij geheel of voor een groot deel voorzag, voor zover aannemelijk is dat een en ander zonder het overlijden zou zijn voortgezet en zij redelijkerwijze niet voldoende in hun levensonderhoud kunnen voorzien;
  • aan degene die met de overledene in gezinsverband samenwoonde en in wiens levensonderhoud de overledene bijdroeg door het doen van de gemeenschappelijke huishouding, voor zover hij schade lijdt doordat na het overlijden op andere wijze in de gang van deze huishouding moet worden voorzien.
Van de immateriële schade van nabestaanden kan alleen shock-schade vergoed worden. Hiervan is sprake, wanneer iemand geestelijk letsel oploopt als gevolg van het waarnemen van of de confrontatie met een ernstig schokkende gebeurtenis.
De Hoge Raad heeft in een tweetal arresten, van 22 februari 2002 (ECLI: NL: HR: 2002: AD53[huisnummer 2]) en 9 oktober 2009 (ECLI: NL: HR: 2009: BI8583), geoordeeld dat vergoeding van shockschade mogelijk is indien:
de betrokkene rechtstreeks geconfronteerd wordt met de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden (bijvoorbeeld het aantreffen van het slachtoffer direct na het misdrijf, ooggetuige zijn van het ongeval);
deze confrontatie bij de betrokkene een hevige schok teweeggebracht heeft, hetgeen zich met name kan voordoen indien sprake is van een nauwe (affectieve) band met degene die door het ongeval is gedood of gewond geraakt, en
geestelijk letsel is vastgesteld (in psychiatrie erkend ziektebeeld), waardoor een betrokkene in zijn persoon is aangetast.
Affectieve schade valt hier niet onder en komt derhalve niet voor vergoeding in aanmerking.
Uitgangspunt is voorts dat de beoordeling van een vordering geen onevenredige belasting van het strafproces dient op te leveren.
Hierna zal de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen afzonderlijk bespreken en aangeven of deze vorderingen, en zo ja, welke posten daarvan, bezien in het licht van het hiervoor geschetste juridische kader, voor vergoeding in aanmerking komen.
Vordering Benadeelde Partij inzake [slachtoffer 1]
Vordering benadeelde partij [betrokkene 2]:
[betrokkene 2], broer van [slachtoffer 1], heeft tegen de verdachten een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 4.620,-, ter terechtzitting aangevuld met een bedrag van € 2.000,-, in totaal derhalve € 6.620,-, wegens materiele schade die de familie [slachtoffer 1] als gevolg van de ten laste gelegde moord c.q. doodslag op [slachtoffer 1] zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit € 2.000,- kosten graf , € 2.500,- kosten grafsteen en
€ 2.120,- kosten vliegtickets voor een achttal familieleden in verband met de uitvaart in Marokko.
Ter terechtzitting van 22 mei 2014 heeft [betrokkene 2] te kennen gegeven dat hij deze vordering (mede) namens zijn ouders heeft ingediend. Hij heeft daartoe een schriftelijke machtiging overgelegd.
Nu verdachte integraal is vrijgesproken van het hem onder feit 1 ten laste gelegde zal de rechtbank de vordering van [betrokkene 2] afwijzen.
Vordering Benadeelde Partij inzake [slachtoffer 3]
Vordering benadeelde partij [betrokkene 24]
[betrokkene 24]vader van [slachtoffer 3], heeft tegen de verdachten een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 7.117,12 ingediend wegens materiele schade, die hij als gevolg van de ten laste gelegde moord c.q. doodslag op zijn zoon zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde schade bestaat uit € 5.513,42 verzorging uitvaart, € 179,- bijzetten asbus, € 177,50 slot brievenbus, € 674,99 aanvullende tekst grafsteen, € 222,14 vervoer pro forma zittingen, € 25,00 parkeerkosten, € 89,30 vervoer Slachtofferhulp Nederland en Openbaar Ministerie en € 235,77 vervoer zittingen 2014.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 6.367,41 voor toewijzing in aanmerking komt en de kosten onder de post ‘slot brievenbus’, ‘vervoer pro forma zittingen’, ‘vervoer SHN en OM’ en ‘vervoer zittingen 2014’ niet voor vergoeding in aanmerking komen. Dit deel van de vordering dient, aldus de officieren van justitie, afgewezen te worden.
De verdediging heeft zich in deze aangesloten bij het standpunt van de officieren van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat de opgevoerde schadeposten onder ‘uitvaartverzorging’, ‘bijzetten asbus’ en ‘aanvullende tekst grafsteen’, samen groot € 6.367,41, aan te merken zijn als kosten van lijkbezorging, zoals hiervoor in het toetsingskader uiteengezet. [slachtoffer 3], die rechtstreeks schade heeft geleden, is immers overleden door de bewezenverklaarde moord, zodat degene voor wiens rekening deze kosten zijn gekomen, vergoeding van deze kosten als benadeelde partij kan vorderen. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 6.367,41, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2011, zijnde de dag van de crematie, tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het in totaal toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
De overige gevorderde kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze rechtstreekse schade van de nabestaande betreffen en niet van het slachtoffer, en gelet op het hierboven beschreven toetsingskader ook overigens niet voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat gedeelte niet ontvankelijk in zijn vordering verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen moord] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Vordering benadeelde partij [betrokkene 25]:
[betrokkene 25], de zuster van [slachtoffer 3], heeft tegen de verdachten een vordering tot schadevergoeding van € 20.000,- ingediend wegens immateriële schade die [betrokkene 25] als gevolg van de ten laste gelegde moord c.q. doodslag op haar broer zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde schade bestaat volgens [betrokkene 25] uit shock-schade. [betrokkene 25] is direct geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het geweldsmisdrijf, waarbij haar broer is omgekomen, nu zij op de 21e december 2011 ’s avonds op de plaats delict op het Burgtpad te Purmerend is geweest en in de nog aanwezige bloedsporen heeft gestaan. Na het vrijgeven van het lichaam van haar broer is zij in het mortuarium direct geconfronteerd met de sporen van geweld op het lichaam van haar broer. Zij heeft regelmatig flashbacks van het afschuwelijke beeld. Voorts heeft zij via de media en het strafproces vernomen van de gruwelijke wijze waarop haar broer om het leven is gebracht.
Deze confrontaties hebben een hevige emotionele shock teweeggebracht met geestelijk letsel als gevolg. Haar klachten vanwege het hyper-IgD syndroom met exacerbaties zijn door de stress en de emoties van het overlijden van haar broer in ernst en frequentie toegenomen.
Ter terechtzitting heeft mr. Van Zanden, advocaat te Almelo, namens [betrokkene 25], de vordering nader toegelicht.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat [betrokkene 25] niet ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu er geen sprake is geweest van een directe confrontatie met de ernstige gevolgen van het misdrijf en er geen diagnose PTSS door een psycholoog of psychiater is gesteld. In de bijgevoegde verklaringen van de huisarts respectievelijk internist is immers alleen sprake van het hyper-IgD syndroom waaraan zij lijdt. Weliswaar geven beide artsen aan dat de aanvallen van dit syndroom stress gerelateerd zijn, maar beantwoording van de vragen die deze zienswijze oproepen, vormen een onevenredige belasting van het strafproces.
De verdediging heeft zich in deze aangesloten bij het standpunt van de officieren van justitie.
De rechtbank is met de officieren van justitie van oordeel dat [betrokkene 25] niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Enerzijds is er geen sprake van directe confrontatie met de ernstige gevolgen van de bewezenverklaarde moord op haar broer [slachtoffer 3], zoals bedoeld in de jurisprudentie, nu zij eerst een dag later in de avond op de plaats delict op het Burgtpad is geweest en zij zelf de confrontatie met de sporen van geweld is aangegaan. Anderzijds vormt de beantwoording van de vragen naar een mogelijk causaal verband tussen de gestelde emotionele belasting ten gevolge van de gewelddadige dood van [slachtoffer 3] en de verergerde klachten in verband met het hyper-IgD syndroom waaraan [betrokkene 25] lijdt, een onevenredige belasting van het strafproces.
Derhalve zal de rechtbank
[betrokkene 25]in haar vordering tot schadevergoeding niet ontvankelijk verklaren.
Vordering Benadeelde Partij inzake [slachtoffer 2]
Vordering benadeelde partij [betrokkene 26]:
[betrokkene 26], de moeder van [slachtoffer 2], heeft tegen de verdachten een vordering tot schadevergoeding van € 3.221,43 ingediend wegens materiele schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde moord c.q. doodslag op haar zoon zou hebben geleden, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De gestelde schade bestaat uit € 3.000,- kosten uitvaart, € 121,43 ontvangst familie en € 100,- bloemen.
De officieren van justitie hebben zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel voor toewijzing vatbaar is, met uitzondering van de post ‘ontvangst familie’.
Na de nadere uitleg ter terechtzitting van 22 mei 2014 van [betrokkene 26] – in de vorm van een emailbericht – dat de post ‘ontvangst familie’ betrekking heeft op de ontvangst van de familie direct na de begrafenis van [slachtoffer 2], hebben de officieren van justitie aangegeven dat ook deze post voor vergoeding in aanmerking komt. Derhalve kan, aldus de officieren van justitie, de vordering integraal worden toegewezen.
De verdediging heeft zich in deze aangesloten bij het standpunt van de officieren van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat alle opgevoerde schadeposten, samen groot € 3.221,43, aan te merken zijn als kosten van lijkbezorging, zoals hiervoor in het toetsingskader uiteengezet. [slachtoffer 2], die rechtstreeks schade heeft geleden, is immers ten gevolge van de bewezenverklaarde moord overleden, zodat degene voor wiens rekening deze kosten zijn gekomen, vergoeding van deze kosten als benadeelde partij kan vorderen. De vordering zal, nu deze ook niet door de verdediging is betwist, dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 3.221, 43, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 december 2011, zijnde dag van de crematie, tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte het in totaal toegewezen bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen moord] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
Vordering benadeelde partij [getuige 2]:
[getuige 2], partner van [slachtoffer 2], heeft tegen de verdachten een vordering tot schadevergoeding van € 6.942,10 ingediend wegens materiele schade die zij als gevolg van de ten laste gelegde moord c.q. doodslag op [slachtoffer 2] zou hebben geleden.
De gestelde schade bestaat uit € 45,- kosten dierenambulance, € 126,- kosten crematie hond en € 6.771,10 kosten leeghalen loodsen.
Ter terechtzitting heeft mr. Den Dolder, namens [getuige 2], de vordering nader toegelicht.
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat [getuige 2] niet ontvankelijk in haar vordering dient te worden verklaard, nu zij niet onder één van de in de wet genoemde (uitzonderings)categorieën valt voor wie het mogelijk is gemaakt een vordering tot schadevergoeding in te dienen. Mocht [getuige 2] wel ontvankelijk worden verklaard, dan vallen deze kosten, zo hebben de officieren van justitie betoogd, niet onder de in dit kader te vorderen kosten.
De verdediging heeft zich in deze aangesloten bij het standpunt van de officieren van justitie.
De rechtbank is van oordeel dat [getuige 2] niet in haar vordering kan worden ontvangen. Zij behoort immers niet tot één van de categorieën van personen die in de wet, na het overlijden van een betrokkene, de mogelijkheid zich als benadeelde partij in het strafproces te voegen, is geboden, zoals blijkt uit het hierboven beschreven toetsingskader. Zij is geen erfgenaam. Zij woonde niet samen met [slachtoffer 2] en had geen geregistreerd partnerschap met hem. In haar levensonderhoud werd ook niet door hem voorzien.
De rechtbank zal [getuige 2] dan ook niet ontvankelijk in haar vordering verklaren.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
36f, 47, 56, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
3, 11 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 1 subsidiair is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2 primair en 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 5. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
TWAALF (12) JAREN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst af de vordering van de benadeelde partij
[betrokkene 2].
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[betrokkene 24]geleden schade tot een bedrag van
€ 6.367,41, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [betrokkene 24], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [betrokkene 24] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.367,41, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
61 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij
[betrokkene 25]niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[betrokkene 26]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.221,43,-en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [betrokkene 26], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [betrokkene 26] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.221,43, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
42 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij
[getuige 2]niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ph. Burgers, voorzitter,
mr. J.A.M. Jansen en mr. S.C.A. van Kuijeren, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers mr. M. Valk en mr. S.A.K. Ramdjan,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 juni 2014.

Voetnoten

1.Het relaas proces-verbaal d.d. 30 oktober 2012, ALG: p. 1.
2.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2011, PD1: p. 2.
3.Het relaas proces-verbaal d.d. 30 oktober 2012, ALG: p. 3.
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2011, SLT 1: p. 6.
5.Het proces-verbaal lijkschouw d.d. 22 december 2011 , FO: p. 256.
6.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 9 februari 2012, FO: p. 45-48.
7.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2011, PD 1: p. 2.
8.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Munitieonderzoek naar aanleiding van
9.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 26 januari 2012, FO: p. 382-386 alsmede een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Bloedspoorpatroonanalyse naar aanleiding van een schietincident dat plaats vond op 20 december 2011 te Purmerland’ d.d. 31 augustus 2012, FO: p. 425-433 alsmede het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 29 februari 2012, FO: p. 398-400.
10.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijk dood’ d.d. 29 december 2011, FO: p. 299-300.
11.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Schotresten en wapens/munitie onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in Landsmeer op 19 januari 2012’ d.d. 26 april 2013, FO: p. 1241.
12.Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 14 januari 2012, FO: p. 350-352.
13.Het proces-verbaal van sporenonderzoek d.d. 9 februari 2012, FO: p. 45 en 50 met bijlagen, foto’s op p. 80 en p. 104.
14.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ d.d. 29 december 2011, FO: p. 314-316.
15.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘schotresten en wapens/munitie onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in Landsmeer op 19 januari 2012’ d.d. 26 april 2013, p. FO-1241-1242.
16.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 december 2011, MB: p. 12-13.
17.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 december 2011, MB: p. 21-22.
18.Het relaas proces-verbaal d.d. 30 oktober 2012, ALG: p. 40.
19.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 januari 2012, PD 2: p. 1-2.
20.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2012, SLT 3: p. 1.
21.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 september 2012, OND: p. 322.
22.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2012, PD 2: p. 6-8.
23.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2012, FO: p. 906.
24.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ d.d. 23 januari 2012, FO: p 574-576.
25.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood’ d.d. 23 januari 2012, FO: p. 574-575 alsmede een geschrift, zijnde een beantwoording van aanvullende vragen n.a.v. het sectieverslag door de patholoog-anatoom, FO: p. 584.
26.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘Schotresten en wapens/munitie onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot in Landsmeer op 19 januari 2012’ d.d. 26 april 2013, FO: p. 1217-1244, samenvattende interpretatie van uitgevoerde vergelijkingen op p. 1244.
27.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ’Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Purmerland op 20 december 2011 en het aantreffen van een stoffelijk overschot in Landsmeer op 19 januari 2012’ d.d. 15 juni 2012, FO: p. 1060-1108, conclusie op p. 1107.
28.Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 21, het proces-verbaal
29.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 709, het proces-verbaal van
30.Het proces-verbaal van verhoor [betrokkene 5] d.d. 17 januari 2013, VE6: p. 31.
31.Het proces-verbaal van verhoor [betrokkene 5] d.d. 17 januari 2013, VE6: p. 39 alsmede het proces
32.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 106-107, het proces
33.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 51 en 78 alsmede het proces
34.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 21-22, het proces
35.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 februari 2012, TEL: p. 367-369.
36.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 december 2011, VE 1: p. 12.
37.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2012, TEL: p. 1-3 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 augustus 2012, TEL: p. 161.
38.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2012, VE1: p. 1037.
39.Het proces-verbaal identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 3] d.d. 29 februari 2012, TEL: p. 539-542.
40.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2012, TEL: p. 316-317 alsmede het proces-verbaal identiteit door [medeverdachte 3] gebruikte telefoonnummers d.d. 8 mei 2012, TEL: p. 318-320.
41.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 juni 2012, TEL: p. 331-332.
42.Het proces-verbaal van identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 6] d.d. 8 mei 2012, TEL: p. 335 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 3 januari 2013, VE7: p. 31 en 54, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 april 2012, TEL: p. 314-317 alsmede het proces-verbaal identiteit door [medeverdachte 3] gebruikte telefoonnummers d.d. 8 mei 2012, TEL: p. 318-320.
43.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 31 en 63.
44.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 48.
45.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 24 januari 2013, VE7: p. 222.
46.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 31, 63 en 89 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 april 2012, OND: p. 475.
47.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2012, TEL: p. 158-159 alsmede het proces-verbaal bevindingen d.d. 10 juli 2012, TEL: p. 21-29.
48.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 juli 2012, TEL: p. 158-159 alsmede het proces-verbaal identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 8] d.d. 6 februari 2012, TEL: p. 552-554.
49.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 12] bij de rechter-commissaris d.d. 15 augustus 2013.
50.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 66-76.
51.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 66-76 alsmede het proces-verbaal van identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 10], TEL: p. 36-41.
52.Het proces-verbaal van identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 11] d.d. 21 september 2012, TEL: p. 574-577.
53.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 30 augustus 2012, TEL: p. 164-166, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 212 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2012, TEL: p. 167-169.
54.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 27, het proces-verbaal bevindingen d.d. 6 februari 2012, OND: p. 203-207, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2012, TEL: p. 3, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 juni 2012, TEL: p. 113 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: 1604.
55.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 11 juni 2013, TEL: p. 1389-1390 alsmede de verklaring van getuige [getuige 2] d.d. 21 december 2011, GET: p. 113.
56.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1400, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 28 december 2011, GET: p. 81 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 27 december 2011, GET: p. 229.
57.Het proces-verbaal identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 15], [telefoonnummer] d.d. 1 februari 2012, TEL: p. 531-533 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 13] d.d. 25 september 2012, VE4: p. 20.
58.Het proces-verbaal identiteit gebruiker tapnummer [telefoonnummer 16] d.d. 6 februari 2012, TEL: p. 5-7 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2012, VE6: p. 316.
59.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 5 maart 2012, OND: p. 313, het proces-verbaal verhoor getuige [betrokkene 10] d.d. 9 februari 2012, GET: p. 339, het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 110 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 1285.
60.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 maart 2012, OND: p. 265 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 7 juni 2012, VE3: p. 33.
61.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2012, OND: p. 313, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 december 2011, OND: p. 231 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 21 december 2011, GET: p. 116.
62.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 maart 2012, OND: p. 313 alsmede een schriftelijk bescheid te weten het kentekenbewijs behorende bij het kenteken [kenteken 2], bijgevoegd bij het proces-verbaal inbeslagneming, Beslag, ALG: p. 2, bijlage p. 3.
63.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2012, p. OND-214 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 12] d.d. 2 juli 2012, GET: p. 442-443.
64.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2012, OND: p. 717.
65.Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 12 mei 2012, VE2: p. 2.
66.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2012, VE2: p. 6.
67.Een geschrift, zijnde een deskundigenrapport van het NFI ‘wapen- en munitieonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Amsterdam’ d.d. 7 september 2012, FO: p. 3.
68.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 17] d.d. 21 februari 2012, GET: p. 354-355, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 16] d.d. 21 juni 2013, GET: p. 971 en 975-976, het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 87-95 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 10] d.d. 9 februari 2012, GET: p. 338.
69.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 17] d.d. 21 februari 2012, GET: 354-355.
70.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 17] d.d. 21 februari 2012, GET: p. 355, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 13-14, het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 98-102, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 61-62, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 25 september 2012, VE4: p. 17, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 13] d.d. 29 februari 2012, GET: p. 197, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 18 februari 2013, BE3: p. 117 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 10 oktober 2012, BE1: p. 54.
71.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 10] d.d. 9 februari 2012, GET: p. 338-339, het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 104-106 en 108, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 13] d.d. 24 januari 2012, GET: p. 189, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 28 juni 2012, VE4: p. 131 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2012, TEL: p. 1-3.
72.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 19 oktober 2012, BE2: p. 19, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 9 oktober 2012, BE1: p. 24, 26 en 30, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 36 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 118.
73.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 10] d.d. 9 februari 2012, GET: p. 338, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 28 juni 2012, VE4: p. 113, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 4 april 2014, VE4: p. 138-139, het verhoor van getuige [betrokkene 13] bij de rechter-commissaris d.d. 15 augustus 2013, blad 3, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 15 november 2012, BE3: p. 74, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 6 maart 2014 almede het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 122.
74.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 344 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 24 oktober 2012, VE4: p. 61.
75.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2012, GET: p. 133 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 4 april 2014, VE4: p. 139.
76.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris als getuige d.d. 6 maart 2014, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2012 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 15 juni 2012, VE1: p. 928.
77.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 19 oktober 2012, BE2: p. 34, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 13] d.d. 28 juni 2012, VE4: p. 113, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 78, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 379-380 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 23 januari 2012, GET: p. 126.
78.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 78, het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 145, het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 293, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 149-150 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 1299.
79.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 109-110.
80.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 27 en het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 15 november 2012, BE3: p. 110 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5] d.d. 25 februari 2013, GET: p. 738-739.
81.Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] bij de rechter-commissaris d.d. 13 augustus 2013, het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] d.d. 11 december 2012, GET: p. 646, het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] d.d. 6 mei 2013, GET: p. 766 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 9] bij de rechter-commissaris d.d. 13 augustus 2013.
82.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 27 maart 2013, BE5: p. 82, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 1 mei 2013, BE5: p. 107 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 7] d.d. 6 mei 2013, GET: p. 768.
83.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 26 maart 2013, BE5: p. 65 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 27 maart 2013, BE5: p. 82-83.
84.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 17-18, 27, 42-44 en 45-46.
85.Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] d.d. 6 mei 2013, GET: p. 764-765, 768 en 770 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] bij de rechter-commissaris d.d. 13 augustus 2013.
86.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 augustus 2013, GET: p. 1065.
87.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 8] d.d. 22 januari 2013, VE8: p. 112.
88.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 105.
89.Een schriftelijk bescheid, zijnde een kopie huurovereenkomst d.d. 18 november 2008, Beslag (map 10): p. 3733-3736.
90.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 26 november 2012, VE3: p. 363-366, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 633-635 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 19-21.
91.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 20 april 2012, VE1: p. 755-757, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 maart 2012, VE1: p. 718, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 19/20 en 30 alsmede het proces-verbaal Onderzoek hennepkwekerij Portsmuiden d.d. 31 maart 2014, VE3: p. 811-823.
92.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 633-635, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 27 maart 2012, VE1: p. 473-474, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 20 april 2012, VE1: p. 755-757 en 761, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juni 2012, GET: p. 497, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 26 november 2012, VE3: p. 366, 368 en 386, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 2 april 2013, VE3: p. 574, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d 11 juli 2012, VE3: p. 88, het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 7] d.d. 15 juni 2012, GET: p. 486-487 alsmede het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 27 maart 2013, BE5: p. 82.
93.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 344-345, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 67, 72-73 alsmede het proces-verbaal van bevindingen (verhoor getuige [getuige 8]) d.d. 11 mei 2013, GET: p. 897-898.
94.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 27 maart 2012, VE1: p. 462, 471-472 en 476, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 5 juni 2012, VE1: p. 874-875, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 26 november 2012, VE3: p. 385-387, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 13 februari 2013, VE3: p. 550-552, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 772-775 alsmede het proces-verbaal bevindingen d.d. 14 juni 2013, met als bijlagen de schriftelijke bescheiden, te weten de schriftelijke weergave van de tapgesprekken met gespreksnummer 348 en 349 uit onderzoek 11Manet, OND: p. 820-821.
95.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 13 november 2012, VE3: p. 246-250, het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 27 maart 2013, VE6: p. 321 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1516-1520 en 1528-1529.
96.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 786.
97.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 764, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2013 (verhoor getuige [getuige 6]), het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 7] bij de rechter-commissaris d.d. 13 augustus 2013, blad 3, het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 423 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 19 december 2012, VE6: p. 76 en 81
98.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 27 maart 2013, VE6: p. 321-322 en 325 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 689-691.
99.Het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 119-120 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 19] d.d. 19 oktober 2012, BE2: p. 15.
100.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 19 oktober 2012, BE2: p. 19, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 9 oktober 2012, BE1: p. 24, 26 en 30, het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 36 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 118.
101.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 19] d.d. 9 oktober 2012, BE1: p. 34, het proces-verbaal van verhoor van getuige [verdachte] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 321-322, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 653, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 5 juni 2012, VE1: p. 893 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 690-691.
102.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 5 juni 2012, VE1: p. 893, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 779, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 17 april 2012, p. 606 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 457-458.
103.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 619, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 5 juni 2012, VE1: p. 893-895 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 13 november 2012, VE3: p. 275-277.
104.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 13 november 2012, VE3: p. 266-267, 269, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 457-458 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 690-691.
105.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 95 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: 606.
106.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 95-96, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 september 2012, OND: p, 617, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 mei 2013, OND: p. 737-738 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1579-1582.
107.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 456-461, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 94-95, het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 13 november 2012, VE3: p. 255 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1643-1647.
108.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 101.
109.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 5 juni 2012, VE1: p. 878, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 323 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 106.
110.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1583 en 2133-2143.
111.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 150 alsmede het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 200.
112.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 9] d.d. 13 december 2012, GET: p. 649-650.
113.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 103-104, 106, 108 en 112-113, het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 17 januari 2013, VE6: p. 154 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 27 maart 2013, VE6: p. 324.
114.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 7] d.d. 6 mei 2013, GET: p. 777-778.
115.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 1 mei 2013, BE5: p. 109.
116.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 15] d.d. 1 mei 2013, BE5: p. 107.
117.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 103-104.
118.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 9] d.d. 13 mei 2013, GET: p. 807 en 814.
119.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 7] d.d. 6 mei 2013, GET: p. 771.
120.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 26 november 2012, VE3: p. 374-377 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 753-754.
121.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juni 2012, VE8: p. 122-124, het proces-verbaal van onderzoek wapen d.d. 10 juli 2012, VE8: p. 130-131 in samenhang bezien met het proces-verbaal aanvullend proces-verbaal d.d. 17 december 2012, VE8: p.133-134, het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 8] d.d. 22 januari 2013, VE8: p. 95-96 en 98 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2013, VE8: p. 190.
122.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 17 september 2013, pagina 4 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 17 januari 2013, VE6: p.162-165.
123.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 17 september 2013, pagina 4.
124.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 januari 2013, OND: p. 529 e.v., het proces-verbaal van bevindingen d.d. 30 januari 2013, OND: p. 549-555, het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 6] d.d. 17 oktober 2012, BE3: p. 17-18 en 41-45, het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] d.d. 25 februari 2013, GET: p. 741-742, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 618 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2013, GET: p. 898.
125.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 6] d.d. 18 februari 2012, BE3: p. 119.
126.Een uitdraai van een tapgesprek d.d. 29 april 2012, tapgespreknummer 276421600, TEL: p. 1104-1109, het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 26 november 2012,VE3: p. 387 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 20 maart 2014, VE3: p. 777.
127.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 december 2012, VE8: p.156-166, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2012, VE8: p. 135-150 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2013, VE8: p. 180-181.
128.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [betrokkene 8] d.d. 22 januari 2013, VE8: p. 105.
129.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1821.
130.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1849-1850.
131.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 juli 2012 inclusief bijlage, OND: p. 456-457.
132.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1856 en 1858.
133.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1856 en 1858.
134.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 10 juli 2012, VE5: p. 26.
135.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1784 met 2335 en 1785 met 2336.
136.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1785 met 2336 en 1822-1823 met 2235.
137.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1715 met 2234 en 1716 met 2234.
138.Het proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1716 met 2235, 1787 met 2236 en
139.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1788 met 2336-2337.
140.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1694 met 2237 en 1695 met 2237.
141.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1825 met 2237 en 1826 met 2239, p. 1858 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 12] d.d. 15 augustus 2013 bij de rechter-commissaris.
142.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2012, OND: p. 420 en 422.
143.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1826 en 2239.
144.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 33-35 en 37-38.
145.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2013, GET: p. 903-904.
146.Het proces-verbaal van bevindingen telecom d.d. 17 april 2014, TEL: p. 1149 en 1158 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TE:L: p. 1880 en 1883.
147.Het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 12] d.d. 2 juli 2012, GET: p. 442-443.
148.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 juli 2012, GET: p. 446 alsmede proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene] d.d. 15 augustus 2013 bij de rechter-commissaris.
149.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] d.d. 10 juli 2012, VE5: p. 23-24.
150.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 396.
151.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 356-357.
152.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1887 met 2250.
153.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 48 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013, VE7: p. 251.
154.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2012, OND: p. 420 en 422.
155.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013, VE7: p. 251.
156.Het proces-verbaal van observeren d.d. 26 januari 2012, OBS: p. 30, het proces-verbaal van observeren d.d. 30 januari 2012, OBS: p. 33, het proces-verbaal van observeren d.d. 9 februari 2012, OBS: p. 40, het proces-verbaal van observeren d.d. 20 februari 2012, OBS: p. 46, het proces-verbaal van observeren d.d. 8 augustus 2012, OBS: p. 52, het proces-verbaal van observeren d.d. 23 februari 2012, OBS: p. 63 alsmede het proces-verbaal van observeren d.d. 1 maart 2012, OBS: p. 66.
157.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 mei 2012, OND: p. 463.
158.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 april 2012, Ops. Verz.: p. 1.
159.Keuringsrapport RDW met betrekking tot het voertuig [kenteken 3] d.d. 30 september 2011, BESLAG: ordner 11, p. 42171.
160.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 359 alsmede de verklaring van [verdachte] bij de reconstructie op de Kanaaldijk.
161.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 mei 2013, GET: p. 903-904.
162.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 19 november 2013, VE1: p. 1348-1349, het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 352-355 alsmede het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1807.
163.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 1 februari 2013, VE3: p. 417, het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 24 januari 2013, VE7: p. 126 en 128-129 en 131 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 17 januari 2013, VE7: p. 43.
164.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 4 maart 2013, VE1: p. 1204-1205.
165.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 380.
166.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2012, OND: p. 159.
167.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 oktober 2012, OND: p. 159, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 21] d.d. 24 januari 2012, GET: p. 94, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 21] d.d. 25 januari 2012, GET: p. 98 en 100 alsmede het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 9] d.d. 22 december 2011, GET: p. 386.
168.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 27.
169.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 811.
170.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1728 met 2264.
171.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1722 met 2263.
172.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 355 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2012, OND: p. 141-147.
173.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1791 met 2242.
174.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1729 met 2242.
175.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1730 met 2242.
176.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1791 met 2242.
177.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1791 met 2243.
178.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1731 met 2243.
179.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1792 met 2243 en 1834 met 2243.
180.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 150, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 200 alsmede het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 382.
181.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 205-207, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 151 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 55.
182.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 13 februari 2013, VE3: p. 524-525.
183.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 30 december 2013, VE7: 415.
184.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1764, 1766-1767, 1769 met 2243 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p.172.
185.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 49-51.
186.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 56-58, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2012, OND: p. 717, het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] d.d. 23 december 2011, M.B.: p. 18-19 alsmede het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 208.
187.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 212, het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2012, OND: p. 305 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2012, TEL: p. 168-169.
188.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 59-63 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 januari 2012, OND: p. 224.
189.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1835 met 2244 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 13 februari 2013, VE3: p. 528.
190.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1431, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 22] d.d. 18 juli 2012, GET: p. 415 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1] d.d. 11 juli 2012, VE3: p. 84.
191.Het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken beelden DWI) d.d. 15 mei 2012, OND: p. 64 alsmede het proces-verbaal bevindingen (beelden DWI/KFC) d.d. 5 maart 2012, OND: p,. 317.
192.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 70.
193.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1793 met 2245.
194.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 71 en 98 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 30 december 2013, VE7: p. 418.
195.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 100-106.
196.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1794 met 2246.
197.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 73 en 84 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 3] d.d. 23 december 2011, M.B.: p. 19.
198.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 107-109.
199.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 114-118, het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 30 december 2013, VE7: p. 416 alsmede het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken beelden) d.d. 17 januari 2012, OND, p. 128.
200.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 87 alsmede het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 20 augustus 2012, VE1: p. 31.
201.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 87-91 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 januari 2012, OND: p. 305.
202.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 mei 2012, met uitgeluisterde OVC-gesprekken als bijlagen, VE1: p. 1129.
203.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 2 januari 2012, VE1: p. 125 en 161 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 232.
204.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. [huisnummer 1]-97, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 225, het proces-verbaal bevindingen d.d. 5 maart 2012, OND: p. 319 alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 119.
205.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 94 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 383.
206.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 94 alsmede het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 229-232.
207.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 mei 2012, OND: p. 94, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 229-232, het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 1284 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p 383.
208.Het proces-verbaal van bevindingen uitkijken beelden d.d. 3 februari 2012, OND: p. 196 en 201.
209.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 355 en 359 alsmede het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 1286.
210.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 23 februari 2012, VE1: p. 1286 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 359.
211.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 19 november 2013, VE1: p. 1353-1354 en 1362-1363 en 1371.
212.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 19 november 2013, VE1: p. 1351-1355, 1362-1363, het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 103-105, 108, 113-114, het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 17 januari 2013, VE6: p. 153-154, het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 9] d.d. 13 mei 2013, GET: p. 800 en 802 alsmede het proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 15] d.d. 1 mei 2013, BE5: p. 109.
213.Het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 105, het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 17 september 2013, pagina 4 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 9] d.d. 13 mei 2013, GET: p. 800-802.
214.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 363, alsmede het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 19 november 2013, VE1: p. 1364.
215.Het proces-verbaal van uitkijken beelden d.d. 3 februari 2012, OND: p. 169 en 175-176.
216.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 april 2013, OND: p. 711-712.
217.Het proces-verbaal van uitkijken beelden d.d. 3 februari 2012, OND: p. 177.
218.Het proces-verbaal van bevindingen reisduur Kanaaldijk [huisnummer 1] tot [huisnummer 2] te Landsmeer, d.d. 29 oktober 2013, OND: p. 864.
219.Volgens ANWB routeplanner:
220.Het proces-verbaal van uitkijken beelden d.d. 22 februari 2012, OND: p. 141.
221.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10] d.d. 28 december 2011, GET: p. 5.
222.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 9 februari 2012, FO: p. 44.
223.Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 282 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 31 december 2013, VE7: p. 429.
224.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 612, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 834 en 836-837 alsmede de verklaringen van [medeverdachte 3] en [verdachte], afgelegd gedurende de reconstructies inzake Burgtpad d.d. 27 februari 2014, DVD.
225.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [betrokkene 9] d.d. 13 mei 2013, GET: p. 800-802, het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 5] d.d. 24 januari 2013, VE6: p. 103-106, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 834-835 en 838 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 367.
226.Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 14 januari 2012, FO: p. 350-352 alsmede het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 367.
227.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3] d.d. 30 december 2013, VE7: p. 429, het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] 19 november 2013, VE1: p. 1346 alsmede de verklaringen van [verdachte] en [medeverdachte 3] afgelegd gedurende de reconstructie inzake Burgtpad d.d. 27 februari 2014, DVD.
228.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 356 en 368 alsmede het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 17 april 2012, VE1: p. 838 en 840.
229.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1795 met 2248 en 1838.
230.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 142.
231.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 141-142 met 2248 en 2249.
232.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1772 met p. 2250.
233.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 21 augustus 2012, VE1: p. 385 alsmede het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] d.d. 13 februari 2013, VE3: p. 536-538.
234.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 142 met 2250.
235.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 355-357.
236.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] d.d. 9 september 2013, VE7: p. 371-372 en 388.
237.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1887 met 2250 alsmede het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] d.d. 7 februari 2013, GET: p. 690 en 692.
238.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 mei 2012, OND: p. 420 en 422.
239.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 januari 2013, VE7: p. 251.
240.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1884 met 2251.
241.Het cluster proces-verbaal van bevindingen Telecom onderzoek d.d. 31 oktober 2013, TEL: p. 1708-1709 met 2252.
242.Het proces-verbaal bevindingen d.d. 10 juli 2012, TEL: p. 28, alsmede het proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 oktober 2012, TEL: p. 68.
243.Onderzoek DUERO is gericht op de hennepstekkenkwekerij aan de [adres] te Nijkerk, waarvoor onder meer [verdachte] als verdachte is aangemerkt.