ECLI:NL:RBNHO:2014:6470
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ontkenning vaderschap en toepassing van Nederlands recht in familiezaken
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 9 juli 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontkenning van het vaderschap van een minderjarig kind. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. S.D. Bhagwandin, heeft verzocht om de ontkenning van het vaderschap van de man, die niet ter zitting is verschenen. De moeder stelt dat de man niet de biologische vader van het kind is en dat hij vermoedelijk is overleden. De bijzondere curator, mr. A.I. Lunshof, heeft het kind vertegenwoordigd en heeft de rechtbank geadviseerd om het verzoek van de moeder toe te wijzen, aangezien het in het belang van het kind is dat de juridische situatie wordt aangepast aan de feitelijke situatie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in Nederland woont en dat de Nederlandse rechter bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen. De rechtbank heeft de toepasselijkheid van het Nederlands recht beoordeeld op basis van de nationaliteit van de partijen en de verblijfplaats van het kind. De rechtbank concludeert dat er geen gemeenschappelijke nationaliteit is, omdat de man onbekend is en de vrouw als Eritrese is geregistreerd met een verblijfsvergunning asiel.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw ontvankelijk is in haar verzoek op grond van artikel 1:200 BW, dat de ontkenning van het vaderschap regelt. Aangezien de man niet is verschenen en de gronden van het verzoek niet zijn weersproken, heeft de rechtbank het verzoek toegewezen. De ontkenning van het vaderschap is gegrond verklaard, waardoor het kind alleen in familierechtelijke betrekking staat tot de moeder en de geslachtsnaam van de moeder zal dragen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn van drie maanden voor hoger beroep vastgesteld.