ECLI:NL:RBNHO:2014:67

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 januari 2014
Publicatiedatum
7 januari 2014
Zaaknummer
HAA 13/2372
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. Guinau
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Last onder dwangsom voor verwijdering van personenauto’s van perceel in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 januari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad. De eiser, eigenaar van een perceel, had een last onder dwangsom opgelegd gekregen om circa 35 personenauto’s van zijn perceel te verwijderen. De last was opgelegd omdat de opslag van de auto’s in strijd was met het bestemmingsplan, dat op dat moment de bestemming 'Volkstuinen' had. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder. Eiser stelde dat hij niet in staat was om aan de last te voldoen vanwege lichamelijke en psychische problemen, en dat hij een bedrijf had gevonden dat de auto’s tegen een redelijke prijs kon verwijderen, maar dat hij dit niet zelf kon betalen. Verweerder stelde echter dat de begunstigingstermijn van zes weken voldoende was en dat eiser een gespecialiseerd bedrijf kon inschakelen om de auto’s te verwijderen. De rechtbank oordeelde dat de waarde van de auto’s op de balans van eiser tot zijn ondernemersrisico behoort en dat dit geen reden was om de begunstigingstermijn als te kort te beschouwen. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor het oordeel dat eiser niet in staat was om aan de last te voldoen en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 13/2372

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 januari 2014 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: W. Kelderman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. M.J.P. Kamp).

Procesverloop

Bij besluit van 18 september 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een last onder dwangsom opgelegd.
Bij besluit van 3 april 2013 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 november 2013. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, vergezeld door [naam 1].

Overwegingen

1.
Eiser is eigenaar van het perceel aan [adres]. Een toezichthouder van verweerder heeft op 11 april 2012, 9 mei 2012 en 23 mei 2012 een controlebezoek gebracht aan het perceel. Tijdens deze controlebezoeken is geconstateerd dat het perceel werd gebruikt voor de opslag van ongeveer 35 personenauto’s. Op grond van het destijds geldende bestemmingsplan [naam 2] (hierna: het oude bestemmingsplan) rustte op dat moment op het perceel de bestemming Volkstuinen.
Bij brief van 5 juni 2012 heeft verweerder aan eiser medegedeeld voornemens te zijn handhavend op te treden door het opleggen van een last onder dwangsom vanwege overtreding van artikel 2.1, eerste lid, sub c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en eiser in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Eiser heeft geen zienswijze ingediend.
Op 16 juli 2012 heeft de toezichthouder nogmaals een controlebezoek gebracht aan het perceel en geconstateerd dat er geen personenauto’s van het perceel waren verwijderd.
Op 21 juni 2012 is het bestemmingsplan [adres] (hierna: het huidige bestemmingsplan) vastgesteld. Dit plan is op 21 november 2012 in werking getreden. Op grond van het huidige bestemmingsplan rust op het perceel van eiser gedeeltelijk de bestemming ‘Wonen’ en gedeeltelijk de bestemming ‘Tuin’.
Bij besluit van 18 september 2012 heeft verweerder eiser gelast binnen zes weken na dagtekening alle circa 35 personenauto’s die zich op het perceel bevinden te verwijderen en verwijderd te houden onder oplegging van een dwangsom van € 5.000,- ineens te verbeuren.
Bij uitspraak van 21 november 2012 heeft de voorzieningenrechter het verzoek van eiser om een voorlopige voorziening afgewezen.
2.
Verweerder heeft bij besluit van 3 april 2013 (het bestreden besluit) het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser met de opslag van auto’s de gronden gebruikt in strijd met de bestemming en dat er geen concreet zicht is op legalisatie.
3.
Eiser voert aan dat hij niet aan de last kan voldoen. Wegens lichamelijke en psychische problemen was het voor hem onmogelijk om binnen de begunstigingstermijn aan de last te voldoen. Inmiddels is het eiser gelukt om een bedrijf te vinden die tegen een redelijke prijs de auto’s kan verwijderen, maar eiser kan dit niet zelf betalen. Eiser heeft verweerder verzocht om aanvullende bijstand, maar dat verzoek is afgewezen.
4.
Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat een begunstigingstermijn van zes weken ruim genoeg is om aan de last te voldoen. Eiser kan hiervoor een gespecialiseerd bedrijf in te schakelen. De hoogte van de dwangsom is in goede verhouding tot de zwaarte van het door de overtreding geschonden belang en de beoogde effectieve werking van de dwangsomoplegging. De financiële situatie van eiser is daarbij niet van belang, aldus verweerder.
5.
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een overtreding. Kern van het geschil betreft de begunstigingstermijn. Ter zitting is gebleken dat eiser de auto’s die van zijn perceel moeten worden verwijderd op de balans van zijn onderneming staan voor een bedrag van in totaal ongeveer € 40.000,-. In verband met fiscale regelgeving is eiser er mee gediend deze geleidelijk af te schrijven. Dat leidt ertoe dat eiser er baat bij heeft als de begunstigingstermijn zodanig lang is, dat hij in staat is de auto’s die op zijn balans staan geleidelijk af te schrijven. Dat de waarde van de auto’s op de balans het voor eiser problematisch maakt om de auto’s in kort tijdsbestek van de hand te doen, is echter een omstandigheid die tot zijn ondernemersrisico behoort en derhalve voor zijn rekening en risico komt. Het is geen omstandigheid die ertoe leidt dat de begunstigingstermijn die verweerder hem heeft gegeven als te kort moet worden beoordeeld.
6.
Verweerder heeft ter zitting nader toegelicht dat alle auto’s binnen enkele dagen in één keer van het terrein kunnen worden verwijderd door de Autoinkoopgroep tegen betaling aan eiser van een marktconform bedrag. De opbrengst van de verkoop zal hoger zijn dan de kosten voor het ophalen. Een enkel telefoongesprek naar de Autoinkoopgroep is daartoe voldoende. Eiser heeft dat ter zitting ook erkend. Dat eiser de bedragen die de Autoinkoopgroep aan hem wil betalen voor de auto’s te laat vindt, is geen omstandigheid die ertoe leidt dat hij niet in staat is binnen de gestelde begunstigingstermijn aan de opgelegde last te voldoen.
7.
Uit het voorgaande volgt dat er geen grond is voor het oordeel dat eiser niet in staat is aan de last te voldoen en dat de begunstigingstermijn te kort is.
8.
Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Guinau, rechter, in aanwezigheid van
mr.drs. I. Helmich, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.