Voor de vaststelling van het inkomen van de man zal de rechtbank de managementovereenkomsten (productie 44 en 45 van de man) tussen Romoco BV met twee opdrachtgevers tot uitgangspunt nemen. Gebleken is dat de man vanaf 1 juni 2013 tot 1 december 2014 als zelfstandige wordt ingehuurd door bedoelde opdrachtgevers. De management fee die Romoco BV factureert bedroeg per 1 juli 2013 € 7.650,00 per maand. Blijkens de als productie 21 overgelegde declaraties van de managementvergoeding van 13 maart 2014 brengt Romoco BV per opdrachtgever € 4.075,00 (excl. BTW) per maand in rekening. Daarmee genereert Romoco BV sinds 1 januari 2014 een totale management fee van € 8.150,00 per maand.
De man betoogt dat, in verband met de kosten van de vennootschap, de afroommethode dient te worden toegepast. Hij legt ter onderbouwing als productie 26 onder meer een berekening over waarin deze methode wordt gehanteerd. Blijkens de als productie 8 overgelegde salarisspecificatie keerde de man zich, na afroming, in juli 2013 vanuit Romoco BV een salaris van € 5.250,00 bruto per maand uit. Blijkens de als productie 22 overgelegde salarisspecificaties keert de man zich sinds 1 juli 2014 vanuit Romo Beheer BV, na afroming, een salaris van € 3.750,00 bruto per maand uit. De man stelt dat van deze inkomensgegevens moet worden uitgegaan.
De vrouw stelt dat van een hoger salaris moet worden uitgegaan. Zij meent dat de man onvoldoende heeft aangetoond dat er noodzaak tot verlaging van zijn salaris bestond. In 2004 genoot de man een salaris van € 70.000,00 bruto uit Romoco Beheer BV. De vrouw stelt zich op het standpunt dat minimaal rekening moet worden gehouden met dit inkomen, en dat de man het totale als managementvergoeding gefactureerde bedrag aan inkomen ontvangt. Daarnaast voert de vrouw aan dat de man als zelfstandige gelden aan zijn onderneming moet kunnen onttrekken, hetgeen hij blijkens productie 27 ook daadwerkelijk doet. Naast zijn salaris neemt de man maandelijks een bedrag van € 3.300,00 op, welk vermogen hij gebruikt om van te leven en wat dus tot zijn inkomen moet worden gerekend, aldus de vrouw.
De rechtbank stelt voorop dat de afroommethode een fiscale regeling betreft. Bij het bepalen van een onderhoudsbijdrage dient te worden aangeknoopt bij het inkomen dat de onderhoudsplichtige zich verwerft, althans geacht kan worden zich te verwerven. Het inkomen van een ondernemer is aan schommelingen en risico’s onderhevig, hetgeen meebrengt dat een ondernemer in beginsel in de gelegenheid dient te worden gesteld reserves op te bouwen. Uit het door de man als productie 27 overgelegde overzicht blijkt echter dat de man zowel in 2012 als in 2013 feitelijk een bedrag van € 3.300,00 per maand aan Romo Beheer BV heeft onttrokken, naast zijn regulier salaris. Gelet op de structurele basis waarop de man deze onttrekkingen doet, alsmede op de omvang daarvan, acht de rechtbank het redelijk om het salaris dat de man zichzelf toekent te verhogen, in die zin dat de rechtbank voor de berekening van zijn draagkracht zal uitgaan van een salaris ter hoogte van de volledige managementvergoedingen, te weten € 7.650,00 bruto per maand vanaf 19 juli 2013 tot 1 januari 2014 en € 8.150,00 vanaf 1 januari 2014.
De rechtbank zal geen rekening houden met vakantietoeslag, nu de man onweersproken heeft gesteld dat hij deze niet ontvangt. De gebruikelijke op de man van toepassing zijnde heffingskortingen zullen in aanmerking worden genomen, te weten de arbeidskorting en de algemene heffingskorting. Daarnaast wordt rekening gehouden met de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW, aangezien de man directeur-grootaandeelhouder is.