ECLI:NL:RBNHO:2014:6765

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2014
Publicatiedatum
17 juli 2014
Zaaknummer
15/740855-13, 15/086932-13, 15/184950-12, 15/700232-13, 21/004192-11 (tul), 13/702048-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging gevangenisstraf en TBS-maatregel voor woningoverval met geweld tegen kwetsbare slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 mei 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere woningovervallen en andere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) opgelegd. De zaak betreft een woningoverval op 10 augustus 2013 in Haarlem, waarbij de verdachte meedogenloos geweld heeft gebruikt tegen twee bejaarde slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning heeft verschaft door middel van inklimming en dat hij tijdens de overval geweld heeft gebruikt, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor een van de slachtoffers. DNA-bewijs speelde een cruciale rol in de bewijsvoering. De rechtbank heeft ook andere feiten beoordeeld, waaronder vernielingen en diefstallen, en heeft de verdachte vrijgesproken van een van de ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in haar overwegingen meegenomen, evenals de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, maar dat dit niet zijn strafbaarheid uitsluit. De opgelegde straf en maatregel zijn bedoeld om de veiligheid van de samenleving te waarborgen en de verdachte de kans te geven op behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummers: 15/740855-13, 15/086932-13, 15/184950-12, 15/700232-13, 21/004192-11 (tul), 13/702048-13 (tul)
Uitspraakdatum: 26 mei 2014
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 juni 2013, 20 september 2013, 25 november 2013, 18 februari 2014 en 12 mei 2014 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek),
thans gedetineerd in [detentieadres].
De politierechter heeft de zaak onder het parketnummer 15/184950-12 naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A van Eck en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. B. Hartman, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
15/740855-13
1.
hij op of omstreeks 10 augustus 2013 te Haarlem tussen omstreeks 00.00 uur en 01.00 uur, althans gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning, gelegen aan de [adres 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer (gouden) ringen en/of een paar (gouden) oorbellen en/of een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die ringen en/of oorbellen en/of horloge onder zijn bereik heeft gebracht door middel inklimming en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, (meermalen) heeft gezegd: "Doe die ring af" en/of "Ik wil die ring" en/of "Ik moet die ring", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of [slachtoffer 1] heeft geduwd en/of tegen het hoofd heeft geslagen en/of [slachtoffer 2] met een glas in het gezicht heeft geslagen en/of [slachtoffer 2] een of
meermalen tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of geschopt, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus en/of een of meer gekneusde en/of gebroken ribben en/of snijwonden in het gezicht (met blijvende littekens tot gevolg)) heeft opgelopen;
2.
hij op of omstreeks 27 juli 2013 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer (gouden) ringen en/of een horloge en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen ringen en/of horloge en/of portemonnee onder zijn bereik heeft gebracht door middel van inklimming, welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, een of meermalen tegen [slachtoffer 3] heeft gezegd: "Money, money," en/of "Je moet money hebben", althans woorden van gelijke (dreigende) aard of strekking en/of [slachtoffer 3] een of meermalen tegen het hoofd en/of (elders) op/tegen het lichaam heeft gestompt en/of geslagen, ten gevolge waarvan [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak en/of neus en/of oogkas en/of een gescheurde oorschelp) heeft opgelopen;
15/086932-13
1.
hij op of omstreeks 09 mei 2013 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [restaurant], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (met kracht) tegen die ruit geslagen;
2.
hij op of omstreeks 09 mei 2013 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit (behorende bij de parkeergarage aan de Wagenmakerslaan 1), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (met kracht) een pinapparaat, in elk geval een voorwerp, tegen die ruit gegooid/geslagen;
3.
hij op of omstreeks 09 mei 2013 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles port, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn (vestiging [vestiging]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
15/184950-12
hij op of omstreeks 3 september 2012 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer makre(e)l(en) en/of een brood, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Dekamarkt (filiaal [filiaal 1]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
15/700232-13
hij op of omstreeks 07 juni 2013 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 perziken, althans een of meer stuks fruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [filiaal 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder parketnummer 15/740855-13 ten laste gelegde feiten en zich ten aanzien van de overige ten laste gelegde feiten (parketnummers 15/087932-13, 15/184950-12 en 15/700232-13) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van parketnummer 15/740855-13
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 15/740855-13 onder 2 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Verdachte is op 28 juli 2013 omstreeks 04.00 uur op de Grote Markt in Haarlem aangehouden in verband met een openstaande (vervangende) hechtenis en overgebracht naar het politiebureau in Hoofddorp. Verdachte was op dat moment gekleed in een donker gekleurde broek en een donker gekleurd t-shirt en droeg bij zijn aanhouding witte teenslippers. Tijdens de fouillering van verdachte worden een grote hoeveelheid muntgeld aangetroffen, twee gouden ringen, een gouden ketting en twee horloges. Verdachte droeg op dat moment witte, op Birkenstock gelijkende, slippers.
Op 29 juli 2013 is er aangifte gedaan van een overval in een woning aan de [a-straat] in Haarlem. Het slachtoffer, [slachtoffer 3], aan wie zeer ernstig letsel werd toegebracht, heeft verklaard dat op zaterdagavond 27 juli 2013 een grote, sterke man zijn huis is binnengedrongen. De man omschrijft hij als een Brits-Indiër van 1.90 meter lang met een gele huidskleur. De overvaller was gekleed in een broek, kaki van kleur en een licht gekleurd t-shirt. Hij zou een horloge, twee gouden ringen, een gouden ketting en een portemonnee hebben weggenomen. Tijdens de overval zou de man ongeveer 10 minuten in de tuin van de woning van het slachtoffer hebben staan bellen.
In de woning van het slachtoffer heeft forensisch onderzoek plaatsgevonden waarbij er overwegend schoenzoolafdrukken zijn aangetroffen met een streepmotief welke afkomstig waren van de pantoffels van het slachtoffer. Daarnaast zijn twee afwijkende schoenspoormotieven aangetroffen welk profiel overeenkomt met het profiel van zogenaamde Birkenstock slippers. Tijdens het onderzoek werden bij een zoeking in de woning van een vriend van verdachte, alwaar verdachte ook regelmatig zou verblijven, witte Birkenstock teenslippers aangetroffen. Bij DNA onderzoek werd aan de binnenzijde van beide slippers het DNA van verdachte aangetroffen.
Ook is een telecom onderzoek verricht naar de gsm gegevens van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte op 27 juli 2013 om 22.44 uur een gesprek heeft gevoerd van 9 minuten en 2 seconden. De telefoon van verdachte heeft op die datum ’s avonds ook meerdere zendmasten aangestraald in de omgeving van de woning aan de [a-straat].
De rechtbank overweegt dat, gelet op het voorgaande, meerdere redengevende feiten en omstandigheden in de richting van verdachte wijzen als zijnde de dader van deze woningoverval. Hier staat echter tegenover dat een wettig bewijsmiddel ontbreekt op basis waarvan verdachte direct aan de woningoverval kan worden gelinkt. Ook voldoet verdachte, die zelf ongeveer 1.70 m. lang is, niet aan het door het slachtoffer opgegeven (summiere) signalement en was hij toen hij later die nacht werd aangehouden gekleed in een donker gekleurd t-shirt en een donker gekleurde broek. Dit terwijl het slachtoffer de overvaller heeft omschreven als zijnde een grote man van 1.90 m, gekleed in een kaki kleurige broek en een licht gekleurd t-shirt. Hierbij merkt de rechtbank op dat door het slachtoffer ook niet is gerept over het haar van de overvaller hoewel bij verdachte – zoals ook de rechtbank zelf heeft kunnen constateren, aan de hand van een foto in het dossier (foto’s op dossierpagina 16) en de beschrijving van het haar van verdachte door de politie (zoals onder andere opgenomen in de processen-verbaal van 27 oktober 2013, dossierpagina 291 en van 11 augustus 2013, dossierpagina 107) – toch van een opvallende haardracht (aan de zijkanten opgeschoren en op het hoofd vastgebonden) kan worden gesproken en de verbalisanten verdachte op 28 juli 2013 hieraan ook hebben herkend.
Daarnaast zijn na de aanhouding op 28 juli 2013 bij verdachte weliswaar sieraden en muntgeld aangetroffen in zijn fouillering die uit de woning van het slachtoffer afkomstig zouden kunnen zijn, maar zijn deze sieraden in het fouilleringsformulier onvoldoende duidelijk omschreven om er met zekerheid van uit te gaan dat deze sieraden inderdaad de bij de overval weggenomen goederen betreffen. Tevens valt uit de aangifte niet op te maken welk type bankbiljetten (uit de portemonnee) van het slachtoffer en welk type euromunten voor het overige zijn weggenomen en evenmin tot welk bedrag.
Hoewel verdachte op 28 juli 2013 wit gekleurde teenslippers aanhad, gelijkend op het merk Birkenstock, en het profiel van deze slippers visueel overeenkomt met de aangetroffen schoenzoolafdrukken in de woning van het slachtoffer, is op deze slippers geen DNA spoor van het slachtoffer aangetroffen. In de schoenzolen bevonden zich voorts geen voor identificatie geschikte beschadigingen, zodat niet met zekerheid is vast te stellen dat de schoenzoolafdrukken in de woning van het slachtoffer daadwerkelijk met de slippers van verdachte zijn gemaakt.
Het aanstralen van de telefoon van verdachte van de zendmasten in de omgeving van de [a-straat], levert evenmin een bewijsmiddel op dat verdachte buiten enige twijfel aan de overval koppelt, te minder nu deze zendmasten zich ook in de directe omgeving van de woning van de moeder van verdachte en een vriend van verdachte bevinden, bij wie verdachte destijds afwisselend verbleef.
De constatering dat verdachte bij zijn aanhouding in het bezit was van een hoeveelheid geld en sieraden, witte teenslippers droeg waarvan het algemene profiel overeenkomt met de afdrukken die in de woning aan de [a-straat] zijn aangetroffen en de omstandigheid dat verdachte de avond van de overval een telefoongesprek in de omgeving van die woning heeft gevoerd, acht de rechtbank derhalve onvoldoende redengevend om met zekerheid te kunnen stellen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan. Bij gebreke van een bewijsmiddel dat verdachte direct aanwijst als dader van de overval, is evenmin ruimte voor het toepassen van schakelbewijs waarbij eventueel gebruik zou kunnen worden gemaakt van het bewijs van het onder 1 ten laste gelegde feit. Dit leidt tot de conclusie dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 15/740855-13 feit 1
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het in parketnummer 15/740855-13 onder 1 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 10 augustus 2013 komt er om 00.39 uur een melding van een woningoverval bij de politie binnen. Verbalisanten gaan ter plaatse naar de [adres 1] in Haarlem en zien voor de woning en in de gang en woonkamer bloed op de grond. Het lijkt of er een schermutseling heeft plaatsgevonden. Slachtoffer [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) beschrijft de overvaller als een donkere man met donker haar. Slachtoffer [slachtoffer 2] (hierna [slachtoffer 2]), die een bebloed gezicht heeft, spreekt van een getinte man met zwart naar achter gekamd haar. Eén van de omstanders zegt dat de man zijn haar in een soort knot leek te dragen. [2] De bovenbuurvrouw spreekt over een donkere jongen van 1.70-1.72 m. lang, zwarte kleding en zijn haar in een staart. [3]
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zaten op 10 augustus 2013 omstreeks 00.35 uur in hun benedenwoning aan de [adres 1] te Haarlem tv te kijken. Het was warm en het raam was stond open. Opeens hoort [slachtoffer 1] “die ring” roepen, en ziet een man door het zijraam springen. Hij roept nog een keer “die ring” en slaat haar echtgenoot [slachtoffer 2] in zijn gezicht. [slachtoffer 1] krijgt van de man een klap in haar gezicht en de man trekt twee ringen van haar rechter ringvinger af en haalt de gouden oorbellen uit haar oren. Ook geeft hij haar een duw. Later ziet zij haar man buiten op de grond liggen en de dader haar man verschillende keren tegen zijn lichaam trappen. De man zou ongeveer 1.80 m. lang zijn, een normaal postuur hebben, donker getint zijn, met donker krullend haar, de zijkanten opgeschoren, en met donkere ogen. [4] De ogen van de man vallen haar erg op en hij had een nette spraak. [5] [slachtoffer 2] vertelt dat de overvaller opeens in de kamer stond en zei “doe die ring af, ik wil die ring” en op zijn ring wees die hij om zijn linker ringvinger droeg. Toen [slachtoffer 2] zei “je krijgt niets”, viel de overvaller hem aan. Hij gaf [slachtoffer 2] met de vuist een klap tegen zijn hoofd en begint hem flink te slaan en stompen met beide vuisten. De overvaller raakt hem overal in het gezicht en probeert naar de ring te grijpen en zegt nogmaals “ik moet die ring, doe die ring af”. De overvaller was groter en breder dan [slachtoffer 2]. Daarna valt de overvaller [slachtoffer 1] aan. [slachtoffer 2] wil zijn vrouw helpen en springt tussen hen in. De man pakt dan een glas van tafel en slaat dit glas in het gezicht van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] voelt het glas snijden rondom zijn linkeroog en bloedt hevig. [slachtoffer 2] loopt naar buiten om hulp bij de buren te halen. Wanneer hij teruggaat, kruipt de overvaller net door het openstaande raam en springt naar buiten. Wanneer [slachtoffer 2] probeert de overvaller tegen te houden, vallen zij beiden op de grond. De overvaller schopt en stompt [slachtoffer 2] vervolgens in het gezicht en tegen zijn lichaam, overal waar hij [slachtoffer 2] maar raken kan. Wanneer de buren te hulp komen, rent de overvaller weg. Tijdens de worsteling in de woning is ook een herenhorloge weggenomen. [slachtoffer 2] beschrijft de overvaller als volgt: een man met een getinte huidskleur, geen neger, tussen de 1.80 -1.87 m. lang, spreekt goed Nederlands, heeft zwart achterover gekamd haar, kleine golfjes achter elkaar en ook wat krullend, met de zijkanten en achterkant opgeschoren, donkere ogen en zwarte wenkbrauwen. Zijn kleding was helemaal zwart. [6] De dader had schoenen aan met op de lichtkleurige zool een ribbeltjes patroon; dit patroon staat op het hoofd van [slachtoffer 2] afgedrukt. [7] / [8]
Bij het gehouden sporenonderzoek worden in de woning op de grond glasscherven aangetroffen. De bank en de vensterbank zijn onderzocht op schoensporen waarbij drie schoenzoolsporen zijn gevonden. Aan de hand van de zetting van deze schoenzoolsporen kon worden vastgesteld dat het zowel in- als uitgaande sporen betreffen. Eén schoenzoolspoor (AAFX4109NL) is met behulp van folie veiliggesteld. Op het hoofd van [slachtoffer 2] wordt eveneens een schoenzoolspoor (AAFV4436NL) aangetroffen dat fotografisch wordt vastgelegd. [9] / [10]
Meerdere buurtbewoners horen het lawaai en zien een man weglopen. De getuige [getuige] spreekt over een man met donker haar, opgebonden tot een knot, met een getinte huidskleur maar niet zwart. [11]
Getuige [getuige 2] ziet een getinte man (niet pikzwart) in de richting van de [b-straat] weglopen van ongeveer 1.70 m. lang, krulhaar in een paardenstaart en aan de rechterzijde een lok los en de man heeft een normaal postuur. [12] De man had geen echte paardenstaart en het haar van de man was gekruld. [13]
Getuige [getuige 3] ziet op de [b-straat] een jongen hard rennen in de richting van het ziekenhuis. Het was een donkere jongen met “een dreadlock in een soort staart, het zat in ieder geval omhoog”. De jongen was tussen de 20 en 25 jaar oud en droeg sportschoenen. [14] Ook getuige [getuige 4] ziet een jongen wegrennen met een lengte van 1.70- 1.72 m. die zijn donker krullend haar in een hogere staart droeg. [15] Zij weet zeker dat hij licht getint was en heeft de zijkanten van zijn gezicht goed kunnen zien in het licht van een lantaarnpaal. [16]
[slachtoffer 2] is gewond aan zijn gezicht en heeft een gebroken neus. [17] / [18] Hij is op 10 augustus 2013 door de forensisch arts in het ziekenhuis onderzocht. Zijn gelaat zit vol verkleuringen en de dienstdoende arts vertelt dat [slachtoffer 2] verwondingen heeft aan zijn wang ter hoogte van de wenkbrauw, vermoedelijk een gebroken neus en twee gebroken ribben. [19] / [20] Op 21 november 2013 blijkt dat het litteken onder het linkeroog van [slachtoffer 2] nog niet goed is genezen en dat hij op 29 november 2013 onder algehele narcose een operatie zal ondergaan. [slachtoffer 2] heeft morfine voorgeschreven gekregen in verband met de gebroken ribben en hulp van een psycholoog gekregen in de vorm van een EMDR therapie. [21]
Op 11 augustus 2013 om 4.00 uur ziet verbalisant [verbalisant] verdachte lopen op de Grote Markt in Haarlem. Het valt hem op dat verdachte zijn haar op een aparte manier draagt: aan de zijkanten opgeschoren en op het hoofd zijn haar in een knotje. Hij is geheel in het zwart gekleed. [22]
Na de aanhouding van verdachte wordt op 14 augustus 2013 in de schuur bij de woning van de moeder van verdachte onder andere een paar schoenen van het merk Hugo Boss aangetroffen. [23] Deze schoenen (AAFV4383NL) worden veiliggesteld en onderzocht. Verdachte maakt regelmatig gebruik van deze schuur als slaapplaats en om zijn spullen in te leggen. [24] Op de bovenzijde (AAFV4383NL#01), linkerzijde (AAFV4383NL#01 [de rechtbank leest: #02]) en zool (AAFV4383NL#1 [de rechtbank leest: #03]) van de rechterschoen wordt bloed aangetroffen en bemonsterd. Daarnaast worden bemonsteringen genomen van de binnenzijde van de instapopening van de linkerschoen (#04) en de rechterschoen (#05). Uit DNA onderzoek van deze bemonsteringen waarbij de DNA profielen van [slachtoffer 2] en verdachte werden betrokken is gebleken dat de bemonstering van de bovenzijde van de rechterschoen (#01, #02, #03) overeen komt met het DNA profiel van het slachtoffer [slachtoffer 2]. [25] / [26] De bemonstering van de binnenzijde van de instapopening van de linkerschoen (#04) komt overeen met het DNA profiel overeen van verdachte. [27] Het profiel van deze schoenen bestond uit een netwerk van in vierkanten aangebrachte ribbels. Op het hakgedeelte van de rechterschoen (B) was een slijtagebeeld aanwezig. Tijdens een vergelijkend onderzoek tussen enerzijds het op het voorhoofd gefotografeerde schoenspoor [III, SIN AAFV4436NL] en anderzijds een gespiegelde afdruk van de rechterschoen [B] is gebleken, dat het profiel overeenkomt. [28]
3.5
Bewijsoverweging
Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit heeft begaan. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het signalement dat door de aangevers en getuigen is genoemd – met name de bijzondere haardracht – ook overeen komt met de haardracht van verdachte. Met betrekking tot de resultaten van het DNA onderzoek van de schoenen (paar Hugo Boss) die zijn aangetroffen in de schuur van zijn ouderlijk huis, alwaar verdachte regelmatig sliep, houdt de rechtbank het ervoor - zoals ook door de raadsman wordt aangenomen - , dat dit DNA niet op een andere wijze dan tijdens het plegen van de overval op de schoen terecht kan zijn gekomen en de dader deze schoenen moet hebben gedragen tijdens het plegen van de overval. Nu aan de binnenzijde van de linkerschoen het DNA van verdachte is aangetroffen, er bij het DNA onderzoek geen sprake is van een zogenaamd DNA-mengprofiel en alleen verdachte als drager van de schoenen naar voren is gekomen, gaat de rechtbank voorbij aan de enkele stelling van verdachte dat mogelijk naast verdachte ook een ander deze schoenen zou hebben gedragen.
Ten aanzien van parketnummer 15/086932-13
3.6.
Redengevende feiten en omstandigheden
Ten aanzien van feit 1 en 2
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder parketnummer 15/086932-13 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] d.d. 9 mei 2013 (dossierpagina’s 26 e.v.);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 mei 2013 (dossierpagina’s 29 e.v.);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 9 mei 2013 van [aangever 2]
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal verhoor getuige [aangever 3] d.d. 10 mei 2013 van (dossierpagina 48).
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/086932-13 onder 3 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 9 mei 2013 heeft [aangever 4], werkzaam bij de Albert Heijn, op beveiligingsbeelden gezien dat een onbekende jongen zich een fles port toegeëigende zonder toestemming of daarvoor betaald te hebben. Hij heeft gezien dat de man een fles port uit de schappen pakte en dat deze man achter de kassa langs liep, over het kettinkje heen sprong, en de winkel verliet zonder voor de fles te betalen. De jongen was donker met kroeshaar in knot/staart, droeg een donkere joggingbroek, was ongeveer 1.80 lang, had een slank postuur en was begin 20. [29] De beelden zijn eveneens uitgekeken door de verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Zij zagen op 9 mei 2013 om 17.59 uur een man met zwarte haren in knot en donkere huidskleur in beeld komen. Zij zagen dat de man zijn linker hand achter zijn rug hield en zijn rechter hand vrij had. Ze zagen dat de man voorbij een kassa liep, zijn linker been omhoog tilde en ergens overheen stapte. Verbalisant [verbalisant 3] herkende de man ambtshalve als verdachte. [30]
Ten aanzien van parketnummer 15/184950-12
3.7.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/184950-12 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 3 september 2012 is aangifte gedaan van diefstal van twee makrelen en een brood uit de Dekamarkt in Haarlem. [31]
Verbalisanten zagen op 3 september 2012 in Haarlem een man in tegengestelde richting uit de Dekamarkt lopen. Verbalisant [verbalisant 4] herkende verdachte. Hij zag dat de man over het poortje van de ingang heen sprong om de winkel via de ingang te kunnen verlaten waarbij de man niet langs de kassa’s is gelopen. De man had een half witbrood in zijn handen. De man stapte in bus 300 waarna verbalisanten ook de bus zijn ingestapt. Verbalisant [verbalisant 4] zag dat de man goederen, welke hij op dat moment in zijn handen had, onder een stoel van de bus legde. Dat waren twee gerookte makrelen en een half wit brood. [32]
Ten aanzien van parketnummer 15/700232-13
3.8.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder parketnummer 15/700232-13 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
In de Albert Heijn [filiaal 3] te Haarlem zag aangever op 7 juni 2013 dat een man de kassa passeerde en de goederen uit de winkel nam zonder deze af te rekenen. De jas van de man werd onderzocht waarbij twee perziken werden aangetroffen. [33]
Verbalisanten hoorden getuige [getuige 5] zeggen dat hij een man zag lopen met twee perziken in zijn hand. Hij zag dat de man richting de kassa liep en zijn perziken niet afrekende en vervolgens richting de uitgang van de winkel liep. Getuige is naar de man toegelopen en heeft hem gevraagd of hij iets in zijn zakken had. De man zei dat hij nog twee perziken in zijn zak had en dat hij op zoek was naar de weegschaal voor het fruit. [34] / [35]
3.9.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, onder parketnummer 12/086932-13 1, 2 en 3, onder parketnummer 15/184950-12 en onder parketnummer 15/700232-13 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Ten aanzien van parketnummer 15/740855-13
1.
hij op 10 augustus 2013 te Haarlem tussen 00.00 uur en 01.00 uur in een woning, gelegen aan de [adres 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen gouden ringen en een paar gouden oorbellen en een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel inklimming en welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, meermalen heeft gezegd: "Doe die ring af" en "Ik wil die ring" en "Ik moet die ring", en [slachtoffer 1] heeft geduwd en tegen het hoofd heeft geslagen en [slachtoffer 2] met een glas in het gezicht heeft geslagen en [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd en elders tegen het lichaam heeft gestompt en geschopt, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (een gebroken neus en gebroken ribben en snijwonden in het gezicht (met blijvende littekens tot gevolg) heeft opgelopen.
Ten aanzien van parketnummer 15/086932-13
1.
hij op 9 mei 2013 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit toebehorende aan restaurant [restaurant], heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, (met kracht) tegen die ruit geslagen;
2.
hij op 9 mei 2013 te Haarlem opzettelijk en wederrechtelijk een ruit behorende bij de parkeergarage aan de Wagenmakerslaan 1, toebehorende aan [benadeelde], heeft vernield, immers heeft hij, verdachte, (met kracht) een pinapparaat, tegen die ruit gegooid;
3.
hij op 9 mei 2013 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fles port, toebehorende aan Albert Heijn (vestiging [vestiging]).
Ten aanzien van parketnummer 15/184950-12
hij op 3 september 2012 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere makrelen en een brood, toebehorende aan de Dekamarkt (filiaal [filiaal 1]).
Ten aanzien van parketnummer 15/700232-13
hij op 7 juni 2013 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 perziken, toebehorende aan winkelbedrijf Albert Heijn (filiaal [filiaal 2]).
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
1.
Diefstal voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning/op de openbare weg,
(en)
terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming,
(en)
terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Ten aanzien van parketnummer 15/086932-13 feiten 1 en 2:
Vernieling, meermalen gepleegd
Ten aanzien van parketnummer 15/086932-13 feit 3, 15/184950-12, 15/700232-13
Diefstal, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie en maatregel

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Daarnaast heeft zij geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en wettelijke rente. Tevens heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de eerder voorwaardelijk opgelegde straffen onder parketnummers 21/004192-11 en 13/702048-13
.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is op 10 augustus 2013 de woning van de slachtoffers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] binnengedrongen en heeft vervolgens dusdanig fors geweld gebruikt, dat het slachtoffer [slachtoffer 2] thans en vermoedelijk ook in de toekomst last zal houden en pijn zal ondervinden van zijn ribben en het litteken in zijn gezicht.
De rechtbank acht het buitengewoon ernstig dat verdachte tegen deze weerloze en kwetsbare bejaarde slachtoffers, zulk meedogenloos en excessief geweld heeft gebruikt, dat het slachtoffer [slachtoffer 2] meervoudig en ernstig letsel heeft opgelopen, waaronder diverse fracturen in gelaat en aan het lichaam. Daarnaast hebben beide slachtoffers ook de psychische gevolgen van het gebeuren ondervonden en heeft het slachtoffer [slachtoffer 2] zich voor deze traumatische ervaring onder psychologische behandeling moeten stellen. Verdachte heeft met zijn handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, die des te ernstiger is nu deze inbreuk heeft plaatsgevonden in de woning van de slachtoffers, waar zij zich veilig moeten kunnen voelen. Beide slachtoffers hebben in een schriftelijke slachtofferverklaring ook beschreven hoe ingrijpend de gevolgen voor hen zijn geweest en dat zij zich nu opgesloten voelen in hun eigen woning.
Dergelijke misdrijven veroorzaken naast fysieke en psychische schade voor de slachtoffers tevens gevoelens van afschuw en onbegrip en versterken in hoge mate gevoelens van angst en onveiligheid bij de omwonenden en in de samenleving als geheel.
Daarnaast heeft verdachte zich meerdere keren schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor de gedupeerde bedrijven. Tevens heeft verdachte zonder enige aanleiding tot twee maal toe een ruit stukgemaakt door daar tegenaan te slaan. Door het plegen van deze feiten heeft hij de eigenaar van de panden schade berokkend.
6.3.
Hoofdstraf
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 8 april 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake van vermogens en geweldsdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
Daarnaast heeft de rechtbank het rapport van het NIFP locatie Pieter Baan Centrum gedateerd 25 april 2014, opmaakt door M.G.H. van Willigenburg, klinisch pycholoog en M.F. de Vries, psychiater, in aanmerking genomen. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Verdachte is een thans 26-jarige in de Dominicaanse Republiek geboren man, bij wie
sprake is van chronische en ernstige psychiatrische problematiek welke zich laat omschrijven als schizofrenie van het katatone type, een intellectuele beperking (ten hoogste zwakbegaafdheid), afhankelijkheid van alcohol en een misbruik van cannabis. Opgemerkt moet worden dat alcohol en cannabis door mensen met een schizofrene stoornis paranoïde kunnen uitlokken of aanwakkeren, prikkelbaarheid in de hand werken en soms ook seksuele ontremming. De lange antisociale gedragshistorie van betrokkene rechtvaardigt het om te spreken van antisociale trekken in de persoonlijkheid.
Verdachte kan gezien worden als een persoon die al kwetsbaar was door een verstandelijke beperking en een affectieve en pedagogische verwaarlozing in zijn jeugd, bij wie zich vervolgens een schizofrene stoornis en middelenproblematiek ontwikkeld heeft. Gezien het langdurige en consistente karakter van zowel verdachtes beperkte intellectuele vermogens als de schizofrene stoornis, kan worden aangenomen dat deze ook aanwezig waren ten tijde van de ten laste gelegde feiten.
Vanuit de beschikbare gegevens en de huidige observatie blijkt bij herhaling dat verdachte zeer beperkt zelfredzaam is en over een zeer beperkt copingrepertoire beschikt en dat hij bij oplopende spanning, in combinatie met psychotische klachten, impulsief en
agressief kan reageren. Alles in ogenschouw nemend, kan worden geconcludeerd dat verdachte verminderd vrij was ten aanzien van zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van de in de zaak met parketnummer 15/740855-13 [onder 1 en 2] ten laste gelegde feiten (indien bewezen) maar dat niet aannemelijk is dat deze beperkingen hem zijn keuzevrijheid volledig ontnomen hebben. Daarom wordt geadviseerd verdachte voor de ten laste gelegde woningovervallen en vernielingen als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Ten aanzien van de diefstallen van voedingsmiddelen - indien bewezen - (parketnummers
151700232-13, 15/086932-13 en 15/184950-12), wordt overwogen dat deze antisociaal
maar ook onhandig (weinig verhullend) overkomen. Daarom wordt geadviseerd verdachte voor deze ten laste gelegde feiten als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Een complicerende factor is dat verdachte geen ziekte-inzicht heeft en negatief staat tegenover lang(er)durende medicamenteuze behandeling. Verdachte blijft kwetsbaar voor vertekening van de realiteit en heeft vanuit zichzelf ook weinig mogelijkheden om op adequate wijze vorm te geven aan zijn leven en behoeftes.
Nog een ander aspect dat een rol speelt bij de kans op recidive is het grote gebrek aan
beschermende factoren. Het ontbreekt verdachte aan een sociaal vangnet / sociale inbedding, financiële zekerheid, een vaste woonplek, structuur in zijn dag en een zingevende dagbesteding. Ook wanneer met behulp van een gestructureerd risicotaxatie-instrument (de HCR-20) naar het herhalingsrisico van agressieve delicten gekeken wordt (geweld zoals in drie van de vier van de laste gelegde feiten wordt beschreven), kan tot een hoog risico geconcludeerd worden.
Bij behandeling in een strafrechtelijk kader, zou gezien de ernst en de chroniciteit van de problematiek, een behandeltraject van jaren nodig zijn om het recidiverisico op soortgelijke feiten te reduceren. Een behandeling met een klinische start wordt hierbij, gelet op bovengenoemde factoren, noodzakelijk geacht. Verdachte kampt met forse beperkingen en te verwachten is dat hij levenslange begeleiding zal behoeven.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de ten laste gelegde feiten en de kans op recidive
een dergelijk zware maatregel rechtvaardigen, dan wordt geadviseerd om aan
verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van
overheidswege op te leggen.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies en het advies over en maakt deze tot de hare.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat naast een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur ook een maatregel aan verdachte moet worden opgelegd.
6.4.
Vrijheidsbenemende maatregel
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat zijn verpleging van overheidswege dient te worden bevolen, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen het opleggen van deze maatregel eist. Hierbij heeft de rechtbank eerdergenoemd rapport van het Pieter Baancentrum in aanmerking genomen, waarin uitvoerig is uiteengezet waarom een minder verstrekkende maatregel zoals terbeschikkingstelling met voorwaarden niet geïndiceerd is.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten, diefstal met geweld, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven kan gaan.

7.Vorderingen benadeelde partijen

De benadeelde partij
[slachtoffer 1]heeft een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 500,00 ingediend tegen verdachte wegens immateriële schade die zij als gevolg van het onder parketnummer 15/740855-13 onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
Vergoeding van de immateriële schade komt de rechtbank billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij
[slachtoffer 2]heeft een vordering tot schadevergoeding van een bedrag van € 3.398,75 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/740855-13 onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 602,31 rechtstreeks voortvloeit uit het onder parketnummer 15/740855-13 onder 1 bewezen verklaarde feit. Zoals ter terechtzitting besproken komen de kosten voor beveiliging van de woning niet voor vergoeding in aanmerking. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/740855-13 onder 1 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: diefstel met geweld, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vorderingen tot tenuitvoerlegging

Bij arrest van 25 juni 2012 in de zaak met parketnummer 21/004192-11 heeft het Hof te Arnhem verdachte ter zake van vernieling, wapenbezit en wederspannigheid veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 18 juni 2013 aan de verdachte betekend.
De bij genoemd arrest vastgestelde proeftijd is ingegaan op 18 juni 2013 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
Bij vonnis van 3 juni 2013 in de zaak met parketnummer 13/702049-13 heeft de politierechter te Amsterdam verdachte ter zake van diefstal veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes dagen. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op 2 jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 25 juni 2013 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 18 juni 2013 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen dienen te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 36f, 37b, 57, 310, 350, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder parketnummer 15/740855-13 onder 2 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder parketnummer 15/740855-13 onder 1, onder parketnummer, 15/086932-13 onder 1, 2 en 3, onder parketnummer 15/184950-12 en onder parketnummer 15/700232-13 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.9 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder parketnummer 15/740855-13 onder 1, onder parketnummer, 15/086932-13 onder 1, 2 en 3, onder parketnummer 15/184950-12 en onder parketnummer 15/700232-13 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
3 jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld, en beveelt dat hij van overheidswege wordt verpleegd.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 1]geleden schade tot een bedrag van
€ 500,00, bestaande uit immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[slachtoffer 2]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.102,31, bestaande uit materiele en immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[slachtoffer 1]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
10 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.102,31, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 augustus 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
45 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 21/004192-11 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
2 maanden, opgelegd bij arrest van het Hof Arnhem d.d. 25 juni 2012.
Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/702048-13 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
6 dagen, opgelegd bij vonnis van de politierechter Amsterdam d.d. 3 juni 2013.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M. Sassenburg, voorzitter,
mr. E.M. Devis en mr. A.J.M. van Roy, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.J. de Baat,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 mei 2014.
Mr. E.M. Devis en mr. A.J.M. van Roy zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2013, dossierpagina’s 81-83.
3.Proces-verbaal van bevindingen opgemaakt op 14 augustus 2013, dossierpagina’s 108-110, m.n. dossierpagina 109.
4.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 10 augustus 2013, dossierpagina’s 54-57.
5.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] d.d. 12 augustus 2013, dossierpagina’s 63-64.
6.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 11 augustus 2013, dossierpagina’s 67-71.
7.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 19 augustus 2013, dossierpagina’s 73-74.
8.Hoofd proces-verbaal Forensische onderzoeken PORTLAND/SACRAMENTO PL1200 BVH 2013081566 foto 2, dossierpagina 155.
9.Hoofd proces-verbaal Forensische onderzoeken PORTLAND/SACRAMENTO proces-verbaal sporenonderzoek PL126H-2013081566-14 opgemaakt op 19 februari 2014, dossierpagina 90-96 m.n. dossierpagina 93.
10.Hoofd proces-verbaal Forensische onderzoeken PORTLAND/SACRAMENTO FO Noord-Holland No: 2013081566-045, dossierpagina 129.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] d.d. 10 augustus 2013, dossierpagina’s 120-121.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 10 augustus 2013 dossierpagina’s 133-134.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 14 augustus 2013 dossierpagina’s 137-139.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 14 augustus 2013 dossierpagina’s 140-142.
15.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2013 dossierpagina 146.
16.Proces-verbaal van verhoor getuige P.S. Berrestein d.d. 21 augustus 2013, dossierpagina’s 196-199, m.n. dossierpagina 197.
17.Hoofd proces-verbaal Forensische onderzoeken PORTLAND/SACRAMENTO proces-verbaal sporenonderzoek PL126H-2013081566-14 opgemaakt op 19 februari 2014, dossierpagina’s 90-96 m.n. dossierpagina 94.
18.Hoofd proces-verbaal Forensische onderzoeken PORTLAND/SACRAMENTO PL1200 BVH 2013081566 foto 2 en foto 4, dossierpagina’s 155, 156.
19.Hoofd proces-verbaal Forensische onderzoeken PORTLAND/SACRAMENTO proces-verbaal sporenonderzoek PL126H-2013081566-26 opgemaakt op 15 augustus 2013, dossierpagina’s 152-159.
20.Schriftelijk bescheid te weten een letselbeschrijving opgesteld door [naam arts], forensisch arts KNMG, dossierpagina’s 161-163.
21.Proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] d.d. 21 november 2013 dossierpagina’s 75-77. Schriftelijk bescheid, te weten afsprakenformulier praktijk voor psychologische hulpverlening dossierpagina’s 78-80. Schriftelijk bescheid, een brief d.d. 13 oktober 2013 van [naam chirurg], plastisch chirurg, gevoegd bij de vordering benadeelde partij.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 augustus 2013, dossierpagina 107.
23.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 augustus 2013, dossierpagina 216 en bijgevoegde kennisgeving van inbeslagneming dossierpagina’s 216 A, 216 B en 216 H.
24.Verklaring verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 12 mei 2014, proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 augustus 2013, dossierpagina 674 en proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 augustus, dossierpagina 115.
25.Hoofd proces-verbaal Forensische onderzoeken PORTLAND/SACRAMENTO proces-verbaal sporenonderzoek PL126H-2013081566-14 opgemaakt op 19 februari 2014, dossierpagina’s 90-96 m.n. dossierpagina 95. Hoofd proces-verbaal Forensische onderzoeken PORTLAND/SACRAMENTO proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek sporen d.d. 29 augustus 2013, dossierpagina’s 189-190.
26.Deskundigenrapport van het NFI d.d. 19 september 2013, dossierpagina’s 242-244.
27.Deskundigenrapport van het NFI d.d. 6 november 2013, dossierpagina’s 246-247.
28.Hoofd proces-verbaal Forensische onderzoeken. PORTLAND/SACRAMENTO proces-verbaal van bevindingen opgemaakt d.d. 14 januari 2014, dossierpagina’s 247-254 m.n. dossierpagina 249.
29.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] d.d. 10 mei 2013 dossierpagina 58.
30.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2013 dossierpagina 60.
31.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] d.d. 3 september 2012.
32.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 september 2012.
33.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 6] d.d. 7 juni 2013.
34.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 juni 2013.
35.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5] d.d. 7 juni 2013.