Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[gedaagde/eiser1],
[gedaagde/eiser2],
1.[gedaagde3],
[gedaagde4],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, die betrekking heeft op een herstelvonnis in gevoegde zaken, heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 juli 2014 uitspraak gedaan. De eiseres, Ron Kooi Beheer B.V., had verzocht om verbetering van een eerder vonnis van 25 juni 2014, waarin een kennelijke verschrijving was geconstateerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden in de eerste zaak zich als niet-aansprakelijke personen hebben gepresenteerd, wat leidt tot de conclusie dat er geen hoofdelijke verbondenheid is, maar sprake van een particuliere borgtocht. Dit is in overeenstemming met artikel 7:857 BW, dat bepaalt dat een particuliere borgtocht alleen kan worden aangegaan door een natuurlijk persoon die niet handelt ten behoeve van een onderneming.
De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde sub 2, ten tijde van het aangaan van de borgtocht, alle aandelen in de schuldenares hield. De overdracht van 51% van de aandelen aan de schuldeiseres, die met terugwerkende kracht wordt geacht te zijn geleverd, heeft invloed op de kwalificatie van de borgtocht. De rechtbank concludeert dat de borgtocht voor de gedaagden als particuliere borgtocht kwalificeert, omdat er geen combinatie van zeggenschap en financieel belang was ten tijde van het aangaan van de borgtocht.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de schuldeiseres niet kan worden verplicht om het hypotheekrecht uit te winnen voordat zij de borgtocht inroept, gezien de mededeling van de gedaagden dat de opbrengst van de executie niet toereikend zal zijn. Het verzoek tot verbetering van het vonnis is toegewezen, waarbij de rechtbank de fout in het dictum heeft hersteld. De rechtbank heeft bepaald dat de kosten van het geding aan de zijde van Ron Kooi Beheer B.V. door de gedaagden moeten worden vergoed, en heeft de partijen gelast om de ontvangen documenten te retourneren aan de griffie.