ECLI:NL:RBNHO:2014:7731

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 augustus 2014
Publicatiedatum
14 augustus 2014
Zaaknummer
3179157 / VV EXPL 14-188
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en wedertewerkstelling in kort geding

In deze zaak vorderde de werknemer, [eiser], na een ontslag op staande voet door zijn werkgever G4S AVIATION SECURITY B.V., wedertewerkstelling en doorbetaling van loon. De kantonrechter oordeelde dat er vooralsnog geen dringende reden voor het ontslag was aangetoond en dat het ontslag niet onverwijld was medegedeeld. De werknemer was sinds 31 juli 2008 in dienst bij G4S en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Op 15 april 2014 vond er een incident plaats waarbij 150 stuks bagage niet mee konden met een vlucht, wat leidde tot een gesprek en uiteindelijk tot de schorsing van de werknemer op 16 april 2014. Op 22 april 2014 werd hij mondeling ontslagen. De werknemer betwistte de rechtmatigheid van het ontslag, stellende dat er geen dringende reden was en dat de werkgever niet onverwijld had gehandeld. De kantonrechter concludeerde dat G4S niet voldoende bewijs had geleverd voor de dringende reden en dat het ontslag hoogstwaarschijnlijk niet stand zou houden in een bodemprocedure. De vorderingen van de werknemer werden toegewezen, en G4S werd veroordeeld tot wedertewerkstelling en betaling van het loon vanaf de datum van ontslag.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 3179157 / VV EXPL 14-188
datum uitspraak: 8 augustus 2014

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER IN KORT GEDING

inzake

[eiser]

te [woonplaats]
eiser
hierna te noemen [eiser]
gemachtigde mr. L.M. Seriese
tegen

G4S AVIATION SECURITY B.V.

te Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen G4S
gemachtigde mr. S.W.J. Koenen

De procedure

[eiser] heeft G4S gedagvaard op 16 juli 2014. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 25 juli 2014. De gemachtigde van G4S heeft pleitnotities overgelegd. Partijen hebben nog stukken in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

De onderneming van G4S verricht bewakings- en beveiligingsdiensten op de luchthaven Schiphol.
Sinds 31 juli 2008 is [eiser] in dienst bij G4S op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd in de functie van Apollo Agent tegen een loon van laatstelijk € 2.345,86 bruto per maand exclusief emolumenten.
[eiser] screent op afstand ruimbagage in een screeningroom waarin enige collega’s hetzelfde soort werk doen. Als voor een koffer of tas geen groen licht wordt gegeven, wordt die bagage naar een tweede depot ruimte getransporteerd voor nadere screening, de final examination.
Op 15 april 2014 is tijdens de dienst van [eiser] een storing opgetreden bij de final examination. Als gevolg van die storing konden 150 stuks bagage niet mee met de betreffende vlucht.
Op 16 april 2014 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen twee leidinggevenden van G4S en [eiser]. Diezelfde dag is [eiser] mondeling meegedeeld dat hij geschorst was. De schorsing is niet schriftelijk bevestigd.
G4S heeft met collega’s van [eiser] gesprekken gevoerd over het incident. Van die gesprekken zijn verslagen gemaakt. G4S heeft die verslagen niet aan [eiser] verstrekt en ook niet overgelegd in deze procedure.
Op 22 april 2014 heeft G4S [eiser] mondeling op staande voet ontslagen.
Bij brief van zijn gemachtigde van 25 april 2014 heeft [eiser] de nietigheid van dit mondeling gegeven ontslag op staande voet ingeroepen wegens het ontbreken van een dringende reden of toestemming ex artikel 6 juncto artikel 9 BBA. [eiser] heeft zich beschikbaar gesteld voor zijn werkzaamheden.
G4S heeft bij brief die gedateerd is op 22 april 2014 [eiser] onder meer laten weten:
Wij hebben de afgelopen periode met alle betrokken medewerkers gesproken. Wij hebben meerdere verklaringen waarin wordt aangegeven dat u op 15 april 2014 in de TSD screeningroom tegen de geldende regels in en vrijwel continu met uw telefoon bezig bent geweest. (…) U heeft ruim 40 bagagestuks niet beoordeeld waardoor u onnodig veel time outs heeft gecreëerd. (…) Wij vinden uw verhaal rommelig en ongeloofwaardig. (…) Hierdoor heeft u zich volstrekt ongeloofwaardig gemaakt en staat uw integriteit ter discussie. G4S heeft hierdoor geen enkel vertrouwen meer in u.(…) In korte tijd werd het aanbod door uw handelen c.q. nalaten dusdanig groot dat het systeem is vastgelopen. De KLM moest uitwijken naar een andere positie om de bagage alsnog gecontroleerd te krijgen. Dit is niet tijdig gelukt. Hierdoor zijn er 150 bagagestukken niet tijdig beoordeeld en konden niet meer mee met de vlucht. De schadepost is € 22.500,-- De kans is zeer reëel dat deze schade op G4S zal worden verhaald. Daarnaast heeft G4S enorme imagoschade opgelopen bij de opdrachtgever.Wij zijn van mening dat u door uw handelen c.q. nalaten op grovelijke wijze de plichten heeft veronachtzaamd welke de arbeidsovereenkomst u oplegt. Er is aldus sprake van een dringende reden voor ontslag op staande voet zoals bedoeld in artikel 7:678 lid 2 sub k BW en dit ontslag is u tijdens het gesprek ook mondeling aangezegd. Uw dienstverband is derhalve met ingang van heden, 22 april 2014 met directe ingang beëindigd.
Ondanks verzoeken daartoe van de gemachtigde van [eiser] heeft G4S het ontslag niet ingetrokken noch [eiser] toegelaten tot zijn werk noch het loon betaald vanaf 22 april 2014.
G4S heeft (nog) geen verzoek tot (voorwaardelijke) ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend.

De vordering

[eiser] vordert bij wijze van voorlopige voorziening (samengevat) veroordeling van G4S om op straffe van verbeurte van een dwangsom [eiser] in staat te stellen zijn werk te hervatten en om [eiser] het loon te betalen vanaf 22 april 2014 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst zal zijn geëindigd, vermeerderd met wettelijke verhoging en wettelijke rente.
[eiser] legt aan zijn vordering onder meer het volgende ten grondslag.
Niet alleen ontbreekt een dringende reden voor het ontslag, ook heeft G4S de reden voor het ontslag niet onverwijld aan [eiser] meegedeeld. Op 22 april 2014 heeft G4S [eiser] niet duidelijk meegedeeld om welke reden hij werd ontslagen en de brief van G4S met datum
22 april 2014 heeft [eiser] eerst op 30 april 2014 ontvangen.
De veiligheid is door het incident op 15 april 2014 geen moment in gevaar geweest en voorts speelde een storing in het tweede depot.
Op 15 april 2014 had [eiser] zijn mobiele telefoon bij zich, omdat de werknemers op de werklocatie voor de buitenwereld moeilijk bereikbaar zijn en hij bereikbaar moest zijn vanwege de mogelijke spoedopname in het ziekenhuis van zijn kind. Dat werknemers op die locatie hun mobiele telefoon bij zich hebben wordt door G4S gedoogd, zolang het geluid maar uit staat. Mogelijk was [eiser] die ochtend door die situatie afgeleid of door het tentamen dat hij die middag nog moest doen en heeft hij een fout gemaakt. Van bewust nalatig handelen of grove veronachtzaming van zijn plichten is geen sprake geweest.
Van strijdige verklaringen van [eiser] is echter geen sprake geweest. G4S is zelf in de gesprekken over het incident inconsistent geweest. Zij heeft [eiser] daarin onvolledige informatie gegeven en op 16 april 2014 heeft zij [eiser] zelfs nog een verbetertraject aangeboden voor versnelling van het controleproces, waarna zij [eiser] toch heeft geschorst en ontslagen.
[eiser] heeft nooit eerder een waarschuwing ontvangen, hij heeft steeds uitstekend gefunctioneerd. Ten onrechte wordt [eiser] daarnaast aansprakelijk gehouden voor schade die G4S zou hebben geleden maar niet heeft onderbouwd. De gevolgen van het ontslag zijn voor [eiser] zeer ernstig, voor hem en zijn gezin, en buiten proportie.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij zijn vorderingen.

Het verweer

G4S betwist de vordering en voert daartoe onder meer het volgende aan.
Het ontslag op staande voet is onverwijld en terecht wegens een dringende reden gegeven. [eiser] heeft op grovelijke wijze zijn plichten uit de arbeidsovereenkomst veronachtzaamd.
Het [eiser] op 22 april 2014 mondeling gegeven ontslag is hem schriftelijk bevestigd bij direct verzonden brief, al weet G4S niet wanneer [eiser] die heeft ontvangen. [eiser] is bekend met de bij G4S geldende regels en procedures. [eiser] heeft zich daar niet aan gehouden. De storing in het tweede depot is ontstaan door toedoen van [eiser] en een collega, die ook op staande voet is ontslagen wegens het structureel niet screenen van ruimbagage. De andere collega’s in die screening room hebben een berisping ontvangen omdat zij de twee collega’s niet hebben gecorrigeerd. G4S heeft reputatieschade en materiële schade geleden. Inmiddels is de arbeidsverhouding duurzaam verstoord en ook om die reden moet de vordering tot wedertewerkstelling worden afgewezen.

De beoordeling

1.
De gevorderde voorlopige voorzieningen zijn slechts toewijsbaar als aan de hand van de feiten en omstandigheden in dit geding de verwachting gewettigd is dat de kantonrechter dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure tot de slotsom zal komen dat het gegeven ontslag op staande voet nietig is.
De kantonrechter is vooralsnog van oordeel dat dit het geval is op grond van de volgende vaststellingen en overwegingen.
2.
Allereerst stelt de kantonrechter vast dat uit niets blijkt dat de ontslagbrief, waarboven wel staat dat die tevens aangetekend is verstuurd maar waarvan niets blijkt, eerder dan 30 april 2014 door [eiser] is ontvangen. In de brief van de gemachtigde van [eiser] van
25 april 2014 is de nietigheid van het mondeling gegeven ontslag ingeroepen. Dit gevoegd bij de feiten dat het incident op 15 april 2014 heeft plaatsgevonden en dat G4S [eiser] op 16 april 2014 heeft geschorst, leidt de kantonrechter tot de voorlopige conclusie dat het ontslag met de mededeling van de dringende reden daarvoor niet onverwijld is gegeven, zodat reeds op die grond het niet waarschijnlijk is dat het ontslag in een bodemprocedure stand zal houden.
3.
Daarnaast heeft G4S niet aannemelijk gemaakt dat [eiser] haar een dringende reden voor ontslag heeft gegeven. G4S heeft daarvoor onvoldoende gesteld en onderbouwd.
4.
Het kan zo zijn dat [eiser] een fout heeft gemaakt, dat hij zich wellicht heeft laten afleiden door een bijzondere omstandigheid - een mogelijke spoedopname van een ziek kind - die G4S overigens niet heeft betwist, maar dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan een grove nalatigheid heeft G4S niet aannemelijk kunnen maken. De stelling dat de storing door toedoen van [eiser] is ontstaan heeft G4S helemaal niet onderbouwd. Zeker nu zij [eiser] verwijt 40 koffers niet te hebben beoordeeld en het totaal aantal koffers dat tijdens de dienst van [eiser] en zijn collega’s niet is beoordeeld volgens haar eigen stellingen 150 bedroeg, had het op haar weg gelegen stukken te overleggen die haar bevindingen kunnen ondersteunen. G4S heeft evenmin met stukken onderbouwd dat zij schade heeft geleden en tot welk bedrag.
5.
G4S heeft niet betwist dat het hier een incident betrof en dat zij [eiser] op 16 april 2014 nog een verbetertraject heeft aangeboden. Dat ondergraaft het standpunt van G4S ter zake van de ernst van het verwijt dat zij nu [eiser] maakt en de kantonrechter ziet dan ook niet in dat [eiser] nu niet meer valt te handhaven op het werk. Dit gevoegd bij de eveneens onbetwist gebleven stelling van [eiser] dat tot het incident toe sprake was van een vlekkeloos dienstverband en gelet op de verstrekkende gevolgen van de door G4S genomen maatregel van ontslag op staande voet binnen de branche waar [eiser] nu al jaren werkzaam in is, komt de kantonrechter tot het oordeel dat het ontslag in een bodemprocedure hoogstwaarschijnlijk geen stand zal houden.
6.
Uit het voorgaande volgt dat de kantonrechter de vorderingen van [eiser] zal toewijzen. Aan de te verbeuren dwangsom zal een (voorlopig) maximum worden verbonden.
7.
Wat partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in dit vonnis is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden.
8.
De proceskosten komen voor rekening van G4S omdat deze in het ongelijk wordt gesteld.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt G4S bij wijze van voorlopige voorziening:
a. om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis [eiser] in staat te stellen zijn werkzaam-heden op de normale gebruikelijke wijze te hervatten met alle bevoegdheden en faciliteiten die hij krachtens de arbeidsovereenkomst placht te genieten;
b. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting en onder afgifte van een deugdelijke bruto/netto specificatie aan [eiser] te betalen het loon van € 2.345,86 bruto per maand vanaf
22 april 2014 tot de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn geëindigd, vermeerderd met de wettelijke verhoging en vermeerderd met de wettelijke rente over het loon en over de verhoging vanaf de respectieve vervaldata van die posten tot de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat G4S een dwangsom verbeurt van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat G4S de hiervoor onder a. gegeven beslissing niet nakomt, tot een (voorlopig) maximum van € 15.000,00;
- veroordeelt G4S tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eiser] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 98,36
griffierecht € 219,00
salaris gemachtigde € 600,00;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.