ECLI:NL:RBNHO:2014:7742

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 augustus 2014
Publicatiedatum
14 augustus 2014
Zaaknummer
2191273-CV EXPL 13-8071
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging van een reisovereenkomst door de reisorganisator ten gevolge van overboeking en de gevolgen voor de reiziger

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 augustus 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen [E.] en Corendon International Travel B.V. over de opzegging van een reisovereenkomst. [E.] had een pakketreis geboekt voor vier personen naar Bulgarije, maar Corendon meldde dertien dagen voor vertrek dat het geboekte hotel overboekt was. Corendon bood een alternatief hotel aan, maar [E.] weigerde dit aanbod. De reisorganisatie heeft vervolgens de overeenkomst opgezegd en het betaalde bedrag teruggestort. [E.] vorderde schadevergoeding voor de meerkosten van een alternatieve reis en immateriële schade wegens gederfd reisgenot. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging niet aan [E.] was toe te rekenen en dat de reisorganisator verantwoordelijk was voor de gevolgen van de overboeking. De gevorderde materiële schadevergoeding werd afgewezen, omdat [E.] niet had aangetoond dat het aangeboden alternatief van mindere kwaliteit was. Wel werd een immateriële schadevergoeding van € 250 per passagier toegewezen, omdat de opzegging de voorpret van de vakantie aanzienlijk had geschaad. Daarnaast werden buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente toegewezen. De kantonrechter verklaarde eisers sub 1 en 2 niet-ontvankelijk in hun vordering ten aanzien van de minderjarige eiser sub 4, omdat de benodigde machtiging van de kantonrechter ontbrak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 2191273/CV EXPL 13-8071
datum uitspraak: 14 augustus 2014

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake
1.
[A.]
2.
[B.]
3.
[C.]
4.
[D.], ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door zijn beide ouders,eisers sub 1. en 2., als wettelijk vertegenwoordigers
allen wonende te Eindhoven
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: [E.]
gemachtigde: mr. S.T. Blom
tegen

de besloten vennootschap CORENDON INTERNATIONAL TRAVEL B.V.

gevestigd te Lijnden
gedaagde
hierna te noemen: Corendon
gemachtigde: mr. P.M. Meijer

De procedure

[E.] heeft Corendon gedagvaard op 10 juli 2013. Corendon heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, heeft [E.] een conclusie van repliek in het geding gebracht. Corendon heeft vervolgens niet tijdig gebruik gemaakt van de haar geboden mogelijk om een conclusie van dupliek in het geding te brengen. Een te laat ingediend verzoek van Corendon om alsnog een uitstel te verlenen voor het indienen van een conclusie van dupliek, is door de kantonrechter afgewezen.

De feiten

[E.] heeft met Corendon op 12 februari 2012 een overeenkomst gesloten voor een pakketreis voor vier personen inclusief vlucht en verblijf vanaf 25 juli 2012 tot
8 augustus 2012 naar Bourgas, Bulgarije. Het verblijf zou zijn in het Astoria Hotel in Sunny Beach. De prijs van de reis bedroeg € 4.444,--.
Op de overeenkomst zijn de ANVR Consumentenvoorwaarden 2012 (de ANVR-voorwaarden) van toepassing. In die voorwaarden staat onder meer:
Artikel 20: Klachten na de reis
1.
Als een klacht niet bevredigend is opgelost, moet deze uiterlijk binnen één maand na afloop van d reis (c.q. de genoten dienst) of na de oorspronkelijke vertrekdatum als de reis geen doorgang heeft gevonden, schriftelijk en gemotiveerd worden ingediend bij de reisorganisator of het boekingskantoor. (…)
Per e-mail van 12 juli 2012 heeft Corendon [E.] bericht dat het Astoria Hotel is overboekt. Corendon heeft [E.] als alternatief het Pomorie Hotel in Sunny Beach aangeboden en laten weten dat er geen andere alternatieven voorhanden zijn, omdat vrijwel alle accommodaties in Sunny Beach zijn volgeboekt. Corendon heeft [E.] tevens voor het ongemak een excursie ter plaatse aangeboden.
[E.] heeft het geboden alternatief geweigerd.
Corendon heeft vervolgens de overeenkomst van partijen opgezegd en de betaalde reissom van € 4.444,-- aan [E.] geretourneerd.
[E.] heeft op 18 juli 2012 een pakketreis naar de Canarische eilanden geboekt vanaf 21 juli 2012 tot 1 augustus 2012, waarbij [E.] heeft verbleven in een viersterren accommodatie. De prijs van deze reis bedroeg € 6.028,50.
Bij brief van 25 oktober 2012 heeft de gemachtigde van [E.] Corendon aansprakelijk gesteld voor de door [E.] geleden materiële en immateriële schade van in totaal € 6.028,50 en verzocht deze schade aan [E.] te betalen.
Bij brief van 9 november 2012 heeft Corendon de aansprakelijkheid afgewezen, omdat [E.] de klacht niet tijdig zou hebben ingediend.

De vordering

[E.] vordert veroordeling van Corendon tot betaling van € 6.875,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 november 2012 en tot betaling van de proceskosten, waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan.
Haarmans legt (samengevat) aan de vordering ten grondslag, dat de overboeking van het Astoria Hotel niet aan [E.] is toe te rekenen, dat het door Corendon geboden alternatief geheel niet gelijkwaardig was en dat Corendon daarom voor de uit de opzegging van de overeenkomst voortvloeiende schade aansprakelijk is.
[E.] heeft zich vanwege de overboeking van het Astoria Hotel, de afhankelijkheid van de schoolvakanties voor wat betreft de reismogelijkheden en de reeds door de eisers sub. 1. en 2. ingehuurde vervanging op kantoor genoodzaakt gezien een vervangende reis in dezelfde periode te boeken. De mogelijkheden waren echter op dat moment zeer beperkt en uiteindelijk is een duurdere reis naar Gran Canaria geboekt. Deze bestemming had alles behalve de eerste voorkeur van [E.] en heeft tot mindere bevrediging van met name de jeugdige reizigers geleid. Het verschil in de reissom, zijnde € 1.584,50, vordert [E.] als materiële schade. Daarnaast vordert [E.] immateriële schade, bestaande uit gederfd reisgenot. Gelet op de uitzonderlijk late opzegging van de reisovereenkomst (slechts 13 dagen voorafgaande aan de reis), het op geen enkele wijze bieden van een passend alternatief en het daardoor gedwongen uitwijken van [E.] naar een geheel andere locatie met een ander omgeving, ander publiek en andere faciliteiten, is het reisgenot en de voorpret van [E.] in grote mate geschaad. De gevorderde schade wegens gederfd reisgenot wordt gesteld op een bedrag gelijk aan de reissom van € 4.444,--. [E.] vordert tenslotte € 847,-- aan buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente vanaf 8 november 2012, nu - ondanks diverse ter zake aan Corendon gestuurde aanmaningen - in der minne geen betaling van Corendon werd verkregen.

Het verweer

Corendon betwist de vordering en voert - kortweg - het volgende aan. Zij heeft een fout gemaakt, die de overboeking in het Astoria Hotel tot gevolg heeft gehad. Zij heeft [E.] het enige voorhanden zijnde passende alternatief op de plaats van bestemming aangeboden (zijnde hotel Pomorie) met daarbij een gratis excursie voor het ongemak. De hotels zijn gelijkwaardig, want deze hebben beide drie sterren, zijn op basis van all-inclusive en bevinden zich in dezelfde plaats (Sunny Beach). Hotel Astoria is alleen iets duurder dan hotel Pomorie. Ook van de mogelijkheid om een reis naar een andere bestemming bij Corendon te boeken heeft [E.] geen gebruik gemaakt.
Eisers sub 1. en 2. dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering ten aanzien van de minderjarige eiser sub 4., nu de voor een dergelijke vordering benodigde machtiging van de kantonrechter ontbreekt.
Primair stelt Corendon zich op het standpunt dat [E.] niet tijdig heeft geklaagd en dat de vorderingen om deze reden moeten worden afgewezen. [E.] had immers op grond van het eerste lid van artikel 20 van ANVR-voorwaarden zijn klachten ten aanzien van de reis die geen doorgang heeft gevonden, uiterlijk één maand na de oorspronkelijke vertrekdatum schriftelijk en gemotiveerd in te dienen bij de reisorganisator, maar heeft dat niet gedaan.
Subsidiair voert Corendon aan dat [E.] geen recht heeft op schadevergoeding, omdat (i) de gevorderde schade niet in zodanig verband staat tot de opzegging, dat deze Corendon kan worden toegerekend en (2) de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid gebieden dat de gestelde schade Corendon niet wordt toegerekend en (3) het gederfde reisgenot niet is gespecificeerd of onderbouwd. [E.] heeft immers een luxere reis naar een duurdere bestemming geboekt, waarbij hij nog eens in een viersterren accommodatie verbleef. Ook in het hoogseizoen zijn voldoende gelijkwaardige reizen tegen een gelijke reissom beschikbaar. [E.] is ook op een andere datum vertrokken dan aanvankelijk gepland, dus kennelijk bestond er voor wat betreft de vertrekdatum enige flexibiliteit. [E.] heeft daardoor niet voldaan aan zijn schadebeperkingsplicht en om deze reden is sprake van eigen schuld.
Meer subsidiair voert Corendon aan dat de gevorderde schadevergoeding dient te worden gematigd. De schade dient naar billijkheid te worden vastgesteld.
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten dienen te worden afgewezen, nu [E.] uitsluitend twee sommaties heeft gestuurd.

De beoordeling

1.
Voorop staat dat de onderhavige overeenkomst kwalificeert als een reisovereenkomst, waarop de artikelen 7A:500 tot 513 Burgerlijk Wetboek van toepassing zijn.
Ontvankelijkheid eisers sub 1 en 2 in hun vordering ten aanzien van eiser sub 4
2.
Het beroep van Corendon op de niet-ontvankelijk van de eisers sub 1. en 2. in hun vordering ten aanzien van eiser sub 4. slaagt. De benodigde machtiging van de kantonrechter is niet tijdig in het geding gebracht. Weliswaar heeft [E.] bij de conclusie van repliek een kopie van zijn verzoek tot het verkrijgen van een machtiging aan de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 26 februari 2014 in het geding gebracht en de kantonrechter verzocht de zaak aan te houden tot hij de verkregen machtiging in het geding heeft gebracht, maar naar het oordeel van de kantonrechter is een redelijke termijn daarvoor inmiddels verstreken. Op 25 april 2014 heeft de kantonrechter partijen bericht dat op 22 mei 2014 vonnis zal worden gewezen en vervolgens is de uitspraak van dit vonnis meer keren aangehouden tot heden. Gedurende deze periode heeft [E.] voldoende de gelegenheid gehad om de benodigde machtiging alsnog in het geding te brengen. De kantonrechter zal [E.] in zijn vordering ten aanzien van eiser sub 4. niet-ontvankelijk verklaren.
Klachtplicht en vervaltermijn
3.
De kantonrechter verwerpt het verweer van Corendon dat [E.] zijn rechten ten aanzien van het vorderen van een eventuele schadevergoeding heeft verwerkt, omdat hij niet de klachttermijn van het eerste lid van artikel 20 van de geldende ANVR-consumentenvoorwaarden in acht heeft genomen. Met [E.] is zij van oordeel dat voormeld artikel toepassing mist in de onderhavige zaak. Artikel 20 heeft betrekking op de in de ogen van de reiziger niet correcte afhandeling van een klacht door de reisorganisator. De grondslag van de onderhavige vordering is echter gelegen in een niet aan [E.] toe te rekenen opzegging door Corendon. [E.] vordert op basis van de hiervoor aangehaalde wettelijke regeling met betrekking tot de reisovereenkomst gestelde geleden vermogensschade en een bedrag voor het derven van reisgenot.
Aansprakelijkheid Corendon
4.
Een opzegging van de reisovereenkomst door de reisorganisator ten gevolge van een overboeking is niet aan de reiziger toe te rekenen en ligt in de risicosfeer van de reisorganisator. De wet schrijft voor dat de reisorganisator de reiziger in deze situatie een andere reis van gelijke of betere kwaliteit dient aan te bieden en dat de reisorganisator - tenzij de opzegging het gevolg is van overmacht dan wel het niet bereiken van het in de brochure vermelde minimum aantal deelnemers aan de reis - de door de reiziger geleden vermogensschade en het gederfde reisgenot dient te vergoeden.
5.
Ter onderbouwing van de gevorderde materiële schadevergoeding voert [E.] aan dat hij door toedoen van Corendon genoodzaakt is geworden om dertien dagen vóór de geplande vertrekdatum een duurdere, alternatieve reis te boeken. De meerkosten van deze reis, zijnde € 1.584,50, vormen voor [E.] vermogensschade, welke hij op Corendon wenst te verhalen. Corendon heeft [E.] weliswaar een alternatief aangeboden voor het overboekte hotel, maar [E.] heeft dit aanbod op goede gronden niet aanvaard. Er was immers geen sprake van een accommodatie van gelijke of betere kwaliteit. Dat het door Corendon aangeboden hotel niet van vergelijkbare, maar mindere kwaliteit was als het overboekte hotel, is naar het oordeel van de kantonrechter - na de gemotiveerde betwisting door Corendon - niet aannemelijk geworden. De enkele omstandigheid dat de website www.zoover.nl op 5 juli 2013 het overboekte hotel waardeert met een 7.0 en het aangeboden hotel met een 5.9 oordeelt de kantonrechter onvoldoende. Het had op de weg van [E.] gelegen meer over de situering, de aard en de faciliteiten van de aangeboden accommodatie gerelateerd aan de samenstelling van zijn gezin naar voren te brengen, die zijn conclusie rechtvaardigt dat sprake is van een niet gelijkwaardig aanbod. Dit temeer omdat Corendon onweersproken heeft aangevoerd dat beide hotels drie sterren hebben, dat zij beide in dezelfde plaats liggen en van een vergelijkbaar prijsniveau zijn. Dat [E.] genoodzaakt is geweest een duurdere alternatieve reis te boeken, is na de gemotiveerde betwisting door Corendon, evenmin aannemelijk geworden. Onbestreden is dat een bestemming op Gran Canaria in de regel duurder is dan een bestemming in Bulgarije en dat ook een verblijf in een viersterren hotel in plaats van een driesterren van wezenlijke invloed kan zijn op de reissom. Dat [E.] eerst naar alternatieven op een vergelijkbaar prijsniveau heeft gezocht, maar dat deze niet voor handen waren, blijkt nergens uit.
Gelet op het bovenstaande zal de kantonrechter de gevorderde materiële schadevergoe-ding in de vorm van meerkosten afwijzen.
6.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [E.] recht op een immateriële schadevergoeding wegens gederfd reisgenot. Een overboeking van een hotel bekend maken dertien dagen vóór de geplande vertrekdatum is kwalijk. Met [E.] is de kantonrechter van oordeel dat de voorpret van een vakantie in grote mate wordt geschaad. Vanuit het niets wordt [E.] in een stressvolle situatie gebracht. Een goed voorbereide en zeker geachte vakantie komt ineens op losse schroeven te staan. Opnieuw moeten reisgidsen worden geraadpleegd, terwijl men daarvan dacht af te zijn. Zoals hiervoor reeds overwogen is de kantonrechter er niet van overtuigd geraakt, dat een verblijf op Gran Canaria de enige optie voor [E.] is geweest. De stelling van [E.] dat het verblijf op Gran Canaria tot mindere bevrediging van [E.] heeft geleid, is naar het oordeel van de kantonrechter allerminst aannemelijk geworden. Gelet op alle omstandigheden van het geval oordeelt de kantonrechter een immateriële schadevergoeding van € 250,-- per passagier voor de eisers sub 1. tot en met 3. alleszins redelijk en billijk.
Buitengerechtelijke incassokosten
7.
Anders dan Coredon is de kantonrechter van oordeel dat de door de gemachtigde van [E.] op 25 oktober 2012 verstuurde brief op zich naar zijn aard al een incassohandeling is, die aan de wettelijke vereisten voldoet om in aanmerking te kunnen komen voor een vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. Niet vereist is dat [E.] na het sturen van deze brief nog nadere incassohandelingen moet verrichten. Daarom zal dit onderdeel van de vordering worden toegewezen echter tot een bedrag van € 112,50, zijnde een bedrag dat overeenkomstig artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten over de toegewezen hoofdsom is verschuldigd. De wettelijke rente over deze kosten wordt toegewezen vanaf datum dagvaarding, nu niet is gesteld of gebleken wanneer [E.] deze kosten was verschuldigd.
Wettelijke rente
8.
De gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen, nu Corendon deze rente verschuldigd is geworden door niet tijdig aan haar betalingsverplichtingen te voldoen.
Proceskosten
9.
De proceskosten komen voor rekening van Corendon, omdat zij deels in het ongelijk wordt gesteld. De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis. Daarbij wordt Corendon ook veroordeeld tot betaling van € 50,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door de [E.] worden gemaakt.

De beslissing

De kantonrechter:
- verklaart eisers sub 1. en 2. niet-ontvankelijk in de vordering ten aanzien van de minderjarige eiser sub 4.;
- veroordeelt Corendon tot betaling aan eisers sub 1.,2. en 3. van € 862,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 750,-- vanaf 8 november 2012 en over € 112,50 vanaf 10 juli 2013, telkens tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt Corendon tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [E.] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 95,32,
griffierecht € 213,--
salaris gemachtigde € 200,--,
en veroordeelt Corendon tot betaling van€ 50,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [E.] worden gemaakt, alles vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na de betekening van het vonnis tot de dag van voldoening;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.