ECLI:NL:RBNHO:2014:7902
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- G. Guinau
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs categorie B met code 103 (alcoholslot) na onvoldoende medewerking aan alcoholslotprogramma
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 augustus 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens rijbewijs voor de categorie B met de code 103, dat betrekking heeft op het rijden met een alcoholslot, ongeldig was verklaard. De ongeldigverklaring was het gevolg van het feit dat de verzoeker onvoldoende had meegewerkt aan het alcoholslotprogramma, waarbij meer dan drie foutieve hertesten waren geregistreerd. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 7 augustus 2014 heeft de verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij betoogde dat de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs een punitieve sanctie vormde in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De verzoeker stelde dat hij door deze ongeldigverklaring niet in staat was zijn werkzaamheden als vastgoedondernemer uit te voeren, wat hem onredelijk bezwaarde. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het belang van verkeersveiligheid zwaarder woog dan het belang van de verzoeker bij het behoud van zijn rijbewijs.
De voorzieningenrechter benadrukte dat zijn oordeel een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor een eventueel bodemgeding. De rechter concludeerde dat, hoewel de verzoeker zijn werkzaamheden moeilijker kon uitvoeren zonder rijbewijs, het algemeen belang van verkeersveiligheid in dit geval doorslaggevend was. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.