Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 februari 2014 een beschikking gegeven met betrekking tot de voorlopige voogdij over een minderjarige, die in een pleeggezin verblijft. De zaak betreft zogenoemde Schipholkinderen, die met hun ouders de Nederlandse nationaliteit hebben en in Nederland wonen. De kinderrechter heeft de relatieve bevoegdheid van de rechtbank in Haarlem vastgesteld, ondanks het verweer van de ouders dat de rechtbank onbevoegd zou zijn. De ouders, die in een moeilijke situatie verkeren door de detentie van de moeder, hebben verzocht om de voorlopige voogdij te beëindigen, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat de veiligheid van de minderjarige voorop staat. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de voorlopige voogdij te bekrachtigen, en de kinderrechter heeft besloten om de maatregel te handhaven tot en met 14 maart 2014, om de screening van de vader af te ronden. De kinderrechter heeft de beschikking van 6 februari 2014 bekrachtigd en de voorlopige voogdij opgeheven met ingang van 15 maart 2014. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een termijn gesteld voor het instellen van hoger beroep.