ECLI:NL:RBNHO:2014:7925
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.A. Otter
- Rechtspraak.nl
Tijdelijk huisverbod en schending van de hoorplicht in een civiele procedure
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 april 2014 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een tijdelijk huisverbod. Verzoeker, die gedetineerd was, had beroep ingesteld tegen de verlenging van het huisverbod dat door de burgemeester was opgelegd. Dit huisverbod was oorspronkelijk opgelegd op 9 april 2014 en verlengd tot 7 mei 2014. Verzoeker stelde dat hij niet was gehoord over de verlenging, wat volgens hem een schending van de hoorplicht betekende. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker inderdaad niet was gehoord, wat in strijd was met de zorgvuldigheidseisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De voorzieningenrechter heeft de rechtmatigheid van het bestreden besluit beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel de burgemeester in redelijkheid tot verlenging van het huisverbod kon komen, de schending van de hoorplicht verzoeker benadeelde met betrekking tot het contactverbod met zijn moeder. De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit vernietigd, maar de rechtsgevolgen van het besluit in stand gelaten, met uitzondering van het contactverbod tussen verzoeker en zijn moeder. Dit betekent dat er wederzijds contact tussen hen mag plaatsvinden. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding was om dit te treffen.
De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor zorgvuldige besluitvorming door de overheid. De voorzieningenrechter heeft de belangen van verzoeker en zijn moeder afgewogen en geconcludeerd dat de schending van de hoorplicht niet alleen een procedurele fout was, maar ook gevolgen had voor de persoonlijke situatie van verzoeker.