6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstallen. Winkeldiefstallen zijn ernstige feiten die aan winkeliers schade en hinder toebrengen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 17 juli 2014, waaruit blijkt dat verdachte reeds vele malen eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 3 juli 2014 van [reclasseringswerker] als reclasseringswerker verbonden aan GGZ Reclassering Palier te Haarlem. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
GGZ Reclassering Palier bracht op 15 april 2014 reeds een reclasseringsrapportage uit. Omdat betrokkene destijds op de wachtlijst stond voor een kortdurende klinische opname met als doel neuropsychologisch onderzoek, wachtten wij de resultaten hiervan af en naar aanleiding hiervan zouden wij aanvullend rapporteren voor de ISD-zitting.
Betrokkene werd akkoord bevonden voor de eerdergenoemde klinische opname en van 6 mei 2014 tot 2 juni 2014 zou zij verblijven in de kliniek van Brijder Verslavingszorg te Alkmaar. Betrokkene is echter niet verschenen op de opnamedatum. Het gevolg hiervan was dat de indicatiestelling voor opname en onderzoek is stopgezet en betrokkene van de wachtlijst is gehaald.
Gedurende de volgende weken was betrokkene niet gemotiveerd voor een opname en diagnostisch onderzoek, zij wilde enkel huisvesting en aanpassingen in haar woning. Daarnaast zijn er een aantal maal meldingen van de politie geweest ten aanzien van betrokkene.
Thans is het voor GGZ Reclassering Palier niet meer mogelijk om nog voor de zitting neuropsychologisch onderzoek te laten plaatsvinden. Dit werd wel noodzakelijk geacht om een plan van aanpak in een eventueel voorwaardelijk ISD-kader op te stellen. Ook de hulpverlening heeft aangegeven dat men het ‘niet meer weet’. Het is hierdoor momenteel niet mogelijk om een plan van aanpak in het kader van bijzondere voorwaarden op te stellen. Interventies die thans worden gepleegd of in het verleden zijn ingezet, hebben niet geleid tot een verminderd recidiverisico. Het vooralsnog geïndiceerde traject (uitvoering van neuropsychologisch onderzoek tijdens abstinentie en naar aanleiding van de bevindingen een passend hulpverleningsplan) zou binnen de ISD-maatregel de meeste kans van slagen hebben, omdat eerdere behandeltrajecten binnen een voorwaardelijk kader zijn mislukt en betrokkene zich meerdere malen onttrok aan behandeling en toezicht.
- de verklaring van getuige [reclasseringswerker 2], reclasseringswerker bij GGZ Reclassering Palier, ter terechtzitting d.d. 22 juli 2014, onder meer inhoudende:
Wat de hulpverlening van verdachte betreft weten wij het niet meer en de ISD-maatregel lijkt de enig resterende mogelijkheid om verdachte nog op weg te helpen. We blijven bij het advies zoals dat in het rapport van 3 juli 2014 is opgenomen.
- de brief, inclusief bijlagen, van [sociaal verpleegkundige], als sociaal verpleegkundige werkzaam bij GGD Zaanstreek-Waterland van 16 juli 2014, onder meer inhoudende dat verdachte sinds 2004 een lange geschiedenis van aanmeldingen kent. In 2011 is verdachte aangemeld bij Restart (woonbegeleiding van het Leger des Heils) en heeft zij in een periode van enkele jaren drie verschillende hulpverleners gehad. Alle hulpverleners hebben te kampen gehad met zeer agressief gedrag van verdachte en het zelden nakomen van afspraken van haar kant.
Uit zowel bovengenoemd rapport van de reclassering, in combinatie met het eerder uitgebrachte rapport van 15 april 2014, als de informatie van GGD Zaanstreek-Waterland komt het beeld naar voren dat jarenlang gepoogd is verdachte allerhande hulp te bieden om het risico op recidive te verminderen, maar dat thans sprake is van een uitzichtloze situatie. Dit heeft er toe geleid dat verdachte, hoewel veelvuldig veroordeeld en bovendien gewaarschuwd door de 4 proeftijden waarin zij liep, op 9 februari 2014 opnieuw is gerecidiveerd. De rechtbank is mede daarom van oordeel dat thans de maatregel tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren dient te worden opgelegd, nu het door verdachte begane feit een misdrijf betreft waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte in de afgelopen vijf jaren driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging hiervan, er ernstig rekening mee gehouden moet worden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist. De rechtbank ziet aanleiding te beslissen tot een tussentijdse beoordeling zoals hierna vermeld.
De raadsman heeft onder andere als argument tegen oplegging van de ISD-maatregel aangevoerd dat er geen plan van aanpak is opgesteld, zodat er geen enkel zicht is op de behandeling die verdachte in dat kader zou kunnen volgen en de maatregel niet bedoeld is als een kale vrijheidsstraf. Naar het oordeel van de rechtbank staat het thans ontbreken van een behandelplan niet aan oplegging van de ISD-maatregel in de weg. Het is aan de ISD-kliniek om tot een behandelplan te komen, waarbij huidige informatie van de reclassering kan worden meegenomen. In dat kader overweegt de rechtbank nog dat nu juist het gebrek aan medewerking van verdachte aan een kortdurende klinische opname ten behoeve van neuropsychologisch onderzoek maakte dat de reclassering geen plan van aanpak (in het kader van een mogelijk voorwaardelijke ISD-maatregel) heeft kunnen opstellen. Juist een verplichte opname in een ISD-kliniek waarbij verdachte abstinent van alcohol zal kunnen blijven maakt dat vervolgonderzoek mogelijk.
Ook de medische situatie van verdachte staat aan oplegging van de ISD-maatregel niet in de weg. De rechtbank heeft weliswaar kennis genomen van de diverse lichamelijke mankementen van verdachte, maar deze klachten kunnen ook gedurende de maatregel worden behandeld. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, is opname in een ISD-kliniek dan ook niet strijdig met een humane behandeling van verdachte.
Teneinde de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van haar problematiek alle kansen te geven, alsmede de maatschappij zo optimaal mogelijk te beschermen, zal de rechtbank bepalen dat de gehele duur van de maatregel ten uitvoer gelegd dient te worden en dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht hierop niet in mindering dient te worden gebracht.
De rechtbank zal tevens de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen, nu uit de rapportages van de reclassering van 15 april 2014 en 3 juli 2014 genoegzaam blijkt dat verdachte zich meermalen en op verschillende wijzen niet aan de voorschriften en aanwijzingen van GGZ Reclassering Palier heeft gehouden, zoals als voorwaarde bij de schorsing van de voorlopige hechtenis door de raadkamer van 19 februari 2014 is bepaald. Deze beslissing zal afzonderlijk worden geminuteerd.