ECLI:NL:RBNHO:2014:8263

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juli 2014
Publicatiedatum
28 augustus 2014
Zaaknummer
C/15/210626 / FA RK 14-264
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning en adoptie van een kind met een Amerikaanse adoptie-uitspraak door Nederlandse rechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 juli 2014 uitspraak gedaan in een adoptieprocedure. Verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben een verzoek ingediend tot erkenning van de adoptie van hun kind, dat in de Verenigde Staten was geadopteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Amerikaanse adoptie niet automatisch in Nederland erkend kan worden, omdat niet aan de voorwaarden van het Haagse Adoptieverdrag is voldaan. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de toestemming van het Ministerie van Justitie en de betrokkenheid van de biologische moeder. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de adoptie in het belang van het kind is en dat de verzoekers, die sinds 2012 voor het kind zorgen, in familierechtelijke betrekking tot het kind moeten komen te staan. De rechtbank heeft de adoptie uitgesproken en de geboortegegevens van het kind vastgesteld, zodat de juridische status van het kind duidelijk is. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een termijn voor hoger beroep vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Haarlem
adoptie
zaak-/rekestnr.: C/15/210626 / FA RK 14-264
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 23 juli 2014
gegeven op het verzoek van:
[verzoeker 1]en
[verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: verzoekers danwel afzonderlijk [verzoeker 1] en [verzoeker 2],
advocaat: mr. M. Koomen, kantoorhoudende te Alkmaar.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
de ambtenaar [de ambtenaar], hierna: de ambtenaar.

1.Verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, ingekomen op 23 januari 2014;
- de brief van de ambtenaar van 26 februari 2014;
- de brief, met bijlagen, van de advocaat van verzoekers van 17 maart 2014;
- de brief van de advocaat van verzoekers van 19 maart 2014.

2.De vaststaande feiten

De rechtbank gaat op grond van overgelegde stukken uit van de volgende feiten:
2.1
[verzoeker 1] heeft op 19 juni 2010 aan het Ministerie van Justitie toestemming gevraagd een tweede buitenlands kind op te nemen. Deze toestemming is hem op 11 augustus 2010 verleend.
2.2
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] zijn op [huwelijksdatum] te [plaats] met elkaar gehuwd.
2.3
Op [geboortedatum] is te [V.S.] (hierna ook: V.S.), uit [moeder] geboren het kind [het kind], (hierna mede te noemen: het kind). De biologische vader is onbekend.
2.4
Uit de “Findings of Fact and Order” van de Superior Court of New Jersey van 15 juni 2012 blijkt dat in het kader van het Haags Adoptieverdrag naar het recht van de staat New Jersey is bepaald dat de verzoekers worden belast met de voogdij over het kind en dat aan hen toestemming is verleend om een paspoort aan te vragen met de bedoeling om met het kind naar Nederland te gaan, in verband met de voorgenomen adoptie. De “Findings of Fact and Order” van 15 juni 2012 is blijkens de Apostille (Convention de la Haye du 5 octobre 1961) op 12 juli 2012 door Andrew Sidamon-Eristoff, State Treasurer te Trenton, New Jersey, Verenigde Staten van Amerika gecertificeerd.
2.5
Uit de overgelegde “Judgement of Adoption” van de Superior Court of New Jersey van 26 februari 2013 blijkt dat het kind naar het recht van de staat New Jersey, reeds door verzoekers werd geadopteerd.
Sinds deze adoptie naar het recht van New Jersey is de naam van het kind gewijzigd in: [naam] De “Judgement of Adoption” van 26 februari 2013 is blijkens de Apostille (Convention de la Haye du 5 octobre 1961) op 19 april 2013 door Andrew Sidamon-Eristoff, State Treasurer te Trenton, New Jersey, Verenigde Staten van Amerika gecertificeerd.
2.6
Uit het overgelegde uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [plaats] van 8 november 2013 blijkt dat het kind sinds 11 juli 2012 op het adres van verzoekers staat ingeschreven. Verzoekers hebben het kind in ieder geval vanaf dat moment opgenomen in hun gezin en verzorgd en opgevoed.
2.7
Verzoekers hebben de Nederlandse nationaliteit en het kind is Amerikaans burger en heeft tevens de Nederlandse nationaliteit.
2.8
Bij beschikking van 5 juli 2011 van de rechtbank Haarlem werd reeds de adoptie door verzoekers uitgesproken van het kind [het kind], geboren op [geboortedatum] te [V.S.]

3.Verzoek

3.1
Het verzoek strekt tot het uitspreken van de adoptie door verzoekers van [het kind], geboren op [geboortedatum] te [V.S.], als dochter van [moeder];
- de (oorspronkelijke) geboortegegevens van het kind (nader) vast te stellen;
- te verstaan dat verzoekers hebben verklaard dat het kind naar Nederlands recht de geslachtsnamen van verzoekers zal behouden, opdat de volledige namen van het kind naar Nederlands recht zullen zijn [naam].
3.2
Verzoekers verzoeken de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken. Verzoekers hebben aangegeven dat hoewel er sprake is van een adoptie naar het recht van de [V.S.], deze adoptie niet aangemerkt kan worden als een adoptie conform het Haagse Verdrag inzake de bescherming van kinderen en samenwerking op het gebied van interlandelijke adoptie van 29 mei 1993 (hierna: het verdrag), aangezien bij het uitspreken van deze adoptie op naam van beide verzoekers geen acht is geslagen op het feit dat [verzoeker 2] niet over de vereiste beginseltoestemming beschikt. Ten aanzien van [verzoeker 2] kan geen sprake zijn van een adoptie conform het verdrag en naar de mening van verzoekers treft dit gebrek ook [verzoeker 1]. Nu er volgens verzoekers geen sprake is van een verdragsadoptie moet worden vastgesteld dat de Amerikaanse adoptie op grond van artikel 10:109 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) al evenmin voor erkenning in aanmerking komt. Het kind staat immers al sinds 11 juli 2012 ingeschreven in Nederland en bevond zich dus op 26 februari 2013, toen haar adoptie werd uitgesproken, niet in haar geboorteland. Verzoekers wensen voor nu en de toekomst geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan voor wat betreft de juridische status van het kind en verzoeken daarom de adoptie door de Nederlandse rechter naar Nederlands recht.

4.Beoordeling

4.1
Op grond van artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de Nederlandse rechter bevoegd.
4.2
Hoewel verzoekers hebben verzocht om alleen de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken, dient de rechter eerst – ambtshalve – te toetsen of niet reeds in het buitenland een (al dan niet verdrags-)adoptie tot stand is gekomen.
4.3
Uit de overgelegde stukken is komen vast te staan dat de beginseltoestemming van het Ministerie van Justitie tot opneming van een buitenlands kind ter adoptie alleen is verleend aan [verzoeker 1]. Artikel 2 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) verbiedt het opnemen van een buitenlands kind zonder voorafgaande beginseltoestemming. Hieruit volgt dat ten aanzien van [verzoeker 2] niet is voldaan aan de voorwaarde voor een eventuele erkenning van een buitenlandse adoptie. De rechtbank zal derhalve alleen ten aanzien van [verzoeker 1] overgaan tot ambtshalve toetsing van de buitenlandse adoptie.
4.4
Nu het verdrag voor zowel de Verenigde Staten van Amerika als voor Nederland in werking is getreden, is het verdrag van toepassing. Bij de stukken bevindt zich geen verklaring in de zin van artikel 23 van het verdrag, inhoudende dat de onderhavige adoptie in overeenstemming met het verdrag tot stand is gekomen. Daarom kan de adoptie naar het recht van de staat New Jersey (V.S.) niet van rechtswege in Nederland worden erkend.
4.5
Vervolgens dient te worden beoordeeld of de Amerikaanse adoptie in Nederland kan worden erkend op grond van de artikelen 10:108 en 10:109 BW.
4.6
In artikel 10:109 BW is de erkenning geregeld van de adoptie van een vreemde staat waar het kind – zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak – zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden.
4.7
Vaststaat dat [verzoeker 1] zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de definitieve adoptiebeslissing zijn gewone verblijfplaats in Nederland had.
Voor het kind geldt dat zij ten tijde van het verzoek tot adoptie in de Verenigde Staten van Amerika verbleef. Ten tijde van de Amerikaanse adoptiebeslissing verbleef het kind echter al in Nederland. Nu het kind niet voldoet aan de voorwaarde dat zij ten tijde van de Amerikaanse adoptie in de Verenigde Staten verbleef, is erkenning van rechtswege niet mogelijk.
adoptie
4.8
Nu gelet op hetgeen hiervoor is overwogen de Amerikaanse adoptiebeslissing ten aanzien van [verzoeker 1] niet voor erkenning in aanmerking komt, dient naar Nederlands recht te worden bezien of aan de voorwaarden voor adoptie is voldaan, met dien verstande dat ingevolge artikel 10:105 BW op de toestemming van de ouders tot adoptie het Amerikaanse recht van toepassing is.
4.9
Gelet op de adoptieprocedure die al in de Verenigde Staten is gevoerd, gaat de rechtbank ervan uit dat de biologische ouder geen bezwaar heeft tegen de adoptie en kan de oproeping van deze ouder achterwege blijven. Uit de “Findings of Fact and Order” van 15 juni 2012, blijkt onder meer dat de moeder verzoekers heeft uitgekozen om haar kind te adopteren en dat de moeder heeft ingestemd met de adoptie van het kind door verzoekers.
4.1
Aan [verzoeker 2] is door de minister van Justitie geen toestemming verleend tot opname van een buitenlands kind ter adoptie. De rechtbank gaat ervan uit dat [verzoeker 2] wel betrokken is geweest bij het door de Raad voor de Kinderbescherming verrichte onderzoek in het kader van de beginseltoestemming aan [verzoeker 1]. Nu uit de overgelegde stukken is komen vast te staan dat de adoptie van het kind in de Verenigde Staten is uitgesproken ten behoeve van beide verzoekers en het kind sinds 11 juli 2012 feitelijk door verzoekers tezamen wordt verzorgd en opgevoed, is de rechtbank van oordeel dat het in het belang van het kind is dat zij tot beide verzoekers in familierechtelijke betrekking komt te staan en dat duidelijkheid ontstaat over het juridisch ouderschap van verzoekers.
4.11
De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken de overtuiging dat de verzochte adoptie in het kennelijk belang van het kind is. Tevens is komen vast te staan dat het kind thans en naar voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien niets meer van haar biologische moeder in haar hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, zodat, nu ook is gebleken dat is voldaan aan de overige wettelijke voorwaarden voor adoptie, het verzoek zal worden toegewezen.
vaststelling geboortegegevens
4.12
Verzoekers hebben verzocht de (oorspronkelijke) geboortegegevens van het kind (nader) vast te stellen.
Bij de stukken bevindt zich een “certificate of birth”, voorzien van een Apostillestempel, waarop verzoekers als ouders van het kind staan vermeld. Dit betreft echter een herregistratie van de geboorteakte waarin niet alle oorspronkelijke geboortegegevens van het kind zijn opgenomen. Het Nederlandse stelsel van de wet is er echter op gericht dat een akte van geboorte de volledige historie van een persoon in chronologische volgorde (voor zover mogelijk) dient weer te geven. Dit is tevens in lijn met het Internationale Verdrag inzake de rechten van het Kind (Trb.1990,170) dat onder andere verlangt dat voor een kind zijn of haar afstammingshistorie (voor zover mogelijk) kenbaar is.
De ambtenaar heeft de rechtbank bij brief van 24 februari 2014 voorgesteld de geboortegegevens van het kind, wegens het ontbreken van de oorspronkelijke geboorteakte van het kind als volgt vast te stellen:
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam]
Voornamen: [voornamen]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geslacht: Vrouwelijk
Moeder:
Geslachtsnaam: [geslachtsnaam]
Voornaam: [voornamen]
Verzoekers hebben bij brief van hun advocaat van 19 maart 2014 laten weten zich in de voorgestelde vaststelling van de geboortegegevens van het kind te kunnen vinden.
4.13
Op grond van artikel 1:25c, lid 3 BW, zal de rechtbank de voor het opmaken van een akte van geboorte noodzakelijke geboortegegevens van het kind conform het voorstel van de ambtenaar vaststellen.
namen
4.14
Tot slot hebben verzoekers verzocht te verstaan dat zij hebben verklaard dat het kind naar Nederlands recht de geslachtsnamen van verzoekers zal behouden opdat de volledige namen van het kind naar Nederlands recht zullen zijn [naam].
Gelet op de inhoud van de brief van de ambtenaar van 24 februari 2014 zal dit verzoek worden toegewezen.

5.Beslissing

De rechtbank:
5.1
Stelt vast dat op [geboortedatum] te [V.S.], uit [moeder] is geboren een kind van het vrouwelijk geslacht, aan welk kind is gegeven de geslachtsnaam [geslachtsnaam] en de voornaam [voornamen] en gelast de inschrijving daarvan in het register van geboorten van de gemeente [plaats]
5.2
Spreekt de adoptie uit van het kind van het vrouwelijk geslacht:
- [het kind], oorspronkelijk genaamd [naam], geboren op [geboortedatum] te [V.S.],
door verzoekers voornoemd.
5.3
Gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] een latere vermelding van de adoptie van het kind aan de daarvoor in aanmerking komende aktes toe te voegen.
5.4
Verstaat dat de volledige namen van het kind naar Nederlands recht zullen (blijven) luiden [naam].
5.5
Wijst af het meer of anders verzochte.
5.6
Draagt de griffier – op grond van artikel 1:20 e lid 1 BW - op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking -en indien daartegen geen hoger beroep is ingesteld- een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van M.P. Joukes als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2014.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.