ECLI:NL:RBNHO:2014:852

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
4 februari 2014
Zaaknummer
C/14/146018/HA ZA 13-143
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurder voor niet afgedragen pensioenpremies

In deze zaak vorderde Eiser, een voormalig werknemer van Autoverhuur Alkmaar-Zaanstreek B.V. (AAZ), betaling van achterstallige pensioenpremies van Gedaagde, de enig aandeelhouder en bestuurder van AAZ. Eiser was in dienst van AAZ van 17 maart 2003 tot 31 december 2011, en gedurende deze periode zijn er pensioenpremies ingehouden op zijn salaris, maar deze zijn nooit afgedragen aan het pensioenfonds. Eiser stelde Gedaagde persoonlijk aansprakelijk voor de schade die hij had geleden door het niet afdragen van deze premies. De rechtbank oordeelde dat Gedaagde, als bestuurder van AAZ, een ernstig verwijt kon worden gemaakt omdat hij op de hoogte was van de situatie en geen actie heeft ondernomen om de verplichtingen van AAZ na te komen. De rechtbank concludeerde dat Gedaagde aansprakelijk was voor de schade die Eiser had geleden, en veroordeelde hem tot betaling van een bedrag van € 24.879,71, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank oordeelde dat de vordering van Eiser niet was verjaard, omdat de verjaringstermijn was gestuit door eerdere correspondentie en procedures. Gedaagde werd ook veroordeeld tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Zittingsplaats Alkmaar
FV/JG
zaaknummer / rolnummer: C/14/146018 / HA ZA 13-143
Vonnis van 5 februari 2014
in de zaak van
EISER,
wonende te Heiloo,
eiser,
advocaat mr. W.J.T. Ursem te Alkmaar,
tegen
GEDAAGDE,
wonende te Schoorl, gemeente Bergen,
gedaagde,
advocaat mr. P.P. Otte te Limmen.
Partijen zullen hierna Eiser en Gedaagde genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • het tussenvonnis van 14 augustus 2013
  • het proces-verbaal van de comparitie van 8 november 2013 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eiser is op 17 maart 2003 in dienst getreden bij Autoverhuur Alkmaar-Zaanstreek B.V. (hierna: AAZ). De arbeidsovereenkomst is geëindigd op 31 december 2011.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is onder meer het volgende opgenomen:
“Op deze arbeidsovereenkomst zijn van toepassing de bepalingen van de CAO voor het Motorvoertuigbedrijf en Tweewielerbedrijf, zoals deze gelden ten tijde van het aangaan van deze arbeidsovereenkomst, tenzij anders in de arbeidsovereenkomst overeengekomen. Een exemplaar van deze CAO ligt ter inzage bij de afdelingschef van werknemer”.
2.3.
Artikel 69 van de CAO Motorvoertuigen en Tweewielerbedrijven 2001-2003 bevat een pensioenverplichting en luidt als volgt:
“ 1. (…)
2. Behoudens de in het pensioenreglement genoemde gevallen is de werkgever voor elke werknemer de krachtens genoemde reglement vastgestelde premie verschuldigd. De werkgever heeft voor de helft van de door hem verschuldigde premie recht van verhaal op de werknemer, zulks door middel van inhouding bij elke uitbetaling van het salaris.”
2.4.
Vanaf de aanvang van de arbeidsovereenkomst tot en met 31 december 2010 is door AAZ op het salaris van Eiser een bedrag ingehouden van in totaal € 17.031,96, uit hoofde van het werknemersdeel van de pensioenbijdrage.
2.5.
Gedaagde is enig aandeelhouder/bestuurder van AAZ.
2.6.
Bij brief van 22 maart 2005 bericht Gedaagde onder andere aan Eiser het volgende:
“Al enige tijd is er onduidelijkheid betreffende de aansluiting en afdracht van de
pensioengelden. Ik zou deze onduidelijkheid graag via deze fax willen wegnemen.
Bij de indiensttreding van jullie vieren bij Autoverhuur Alkmaar-Zaanstreek waren wij, de
administratie van ons bedrijf met mijn als directeur de hoofdverantwoordelijke daarvoor, in
de veronderstelling dat er afdracht van de conform CAO geldende regels van (basis)pensioen moest worden gedaan bij PVF Achmea. Dat is echter niet gebeurd en bleek achteraf ook niet juist. Op het moment dat we daar achter kwamen door de tip van Jolanda zijn we offertes op gaan vragen, oa bij Axxa, een van de grootste pensioenverzekeraars van Nederland. Dit had echter MN Services moeten zijn. We wilden uiteraard de fout herstellen met grote spoed.
MN Services is het pensioenfonds dat door de overheid is gekoppeld aan de CAO van Metaal en Techniek waar Tweewieler en Motorvoertuigen een onderdeel/poot van is.
Op dit moment wordt er dus wel ingehouden van het salaris, maar niet afgedragen aan het
juiste pensioenfonds. Maar dat houdt niet in dat het onterecht is ingehouden. Een werkgever is dit van overheidswege verplicht, maar dan moet daar natuurlijk wel een fonds tegenover staan dat uitkeert op de pensioengerechtigde leeftijd.
Nu is een ieder van jullie opgegeven bij MN Services en zullen jullie eind volgende week een korte brief krijgen van MN Services om onduidelijkheid voor een ieder weg te nemen.
Er is alsnog een aansluiting gemaakt bij MN Services en de opgespaarde/afgedragen
pensioenbedragen zoals op de loonstrook staan vermeld, worden met terugwerkende kracht
(vanaf datum indiensttreding) betaald door Autoverhuur Alkmaar-Zaanstreek, Het gaat hier
niet om duizenden euro’s per persoon, maar we spreken wel over het belang van jullie
toekomst.
Uiteraard krijgen jullie een overzicht zoals je dat eerder gewend was. Dat kan echter een paar weken duren. Uiteraard staat het een ieder vrij te bellen met MN Services om te vragen naar de stand van zaken.
Ik bied jullie mijn oprechte excuses aan voor de toch wel stomme fout van mijn zijde, bedank jullie voor de oplettendheid en vraag jullie voor korte tijd om enig geduld te betrachten.”
2.7.
Op 8 april 2009 schrijft Eiser aan Gedaagde onder meer het volgende:
“ Middels deze brief wil ik je erop wijzen dat er nog steeds geen afdracht wordt gedaan van m’n door jou ingehouden pensioen premie over het maand salaris.
Ik wil graag verwijzen naar een fax die ik van jou heb mogen ontvangen op 22 maart 2005 waarin wordt toegegeven dat er geen premies zijn afgedragen aan het pensioenfonds Metaal & Techniek maar dit met terugwerkende kracht betaald zou worden. Dit alles, is ondanks de gedane belofte, niet gebeurt.
Het door mij berekende bedrag van achterstallige betalingen aan het pensioenfonds bedraagt euro 11098,62.
Graag zou ik van jou binnen 7 dagen een verklaring of oplossing voor dit probleem ontvangen. ”
2.8.
In reactie op de brief van Eiser bericht Gedaagde hem bij brief van 23 april 2009 het volgende:
“Allereerst mijn dank voor je brief. Dat er zaken in onze administratie niet kloppen is duidelijk geworden. Er zijn bedragen van jouw salaris ingehouden, die vervolgens niet zijn doorgestort naar het desbetreffende pensioenfonds. In dit geval is dat MN Services. Dat is natuurlijk niet correct en dient te worden rechtgezet.
Het vreemde is dat er wel maandelijks bedragen worden betaald door Autoverhuur Alkmaar
Zaanstreek BV (AAZ) aan MN Services. Ik zal zelf zorgdragen voor duidelijkheid hierin.
Ik stel voor dat we het door jou opgetelde totaalbedrag van E11.098,62 delen in 10 stukken en deze vervolgens per maand aan je uitkeren. Het is op dit moment onmogelijk om dit in een keer te doen.
Aan het einde van deze periode bekijken we samen de misgelopen rente en keert AAZ die alsnog aan je uit. De eerste betaling zal rond de 15de mei zijn.
Dit voorstel hebben we al mondeling samen doorgesproken.
Tevens zal het ingehouden bedrag onder het kopje ‘pensioen’ op je loonstrook, groot E197,80, iedere maand worden uitgekeerd separaat van-, maar gelijktijdig met je salaris. We spreken af dat jij dit zelf belegd of op een spaarrekening zet. AAZ zet hiervoor dus geen pensioenfonds op!
Ik betreur de gehele gang van zaken en hoop niet dat dit de motivatie omlaag brengt. Ondanks het feit dat het ‘zwaar weer’ is in de economie, maakt AAZ gewoon winst. Ik hoop daarom dat je mij de tijd geeft de achterstand in te lopen. Het is zaak om iedere maand de bezettingsgraad te halen en de stilstand tot in het minimale te beperken. Dit doe je zeer vakkundig en daar ben ik je ook zeer dankbaar voor.”
2.9.
Op 8 oktober 2009 schrijft Eiser per e-mail aan Gedaagde het volgende:
“Gezien het feit dat er geen schot zit in het terugbetalen van zo’n euro 11,000 ex rente aan onterecht ingehouden pensioenpremie wil ik het volgende voorstellen om de openstaande schuld te reduceren. Mijn voorstel is om per week twee dagen minder te gaan werken. Deze twee dagen zullen dan per week verrekend kunnen worden met het openstaande saldo.
Liever zou ik gewoon een betaling ontvangen en gewoon full time werken maar gezien het feit dat er van jou kant geen enkele oplossing voor dit probleem komt lijkt mij dit de beste oplossing.”
2.10.
Eiser schrijft op 16 oktober 2009 in een e-mail aan Gedaagde het volgende:
“(…) De twee dagen die volgens mij het besten in aanmerking komen zijn woensdag en donderdag. Ik wil voorstellen om de te beginnen op 28-10-09/29-10-09. We houden deze twee dagen aan tot dat het mogelijk is, door verbeterde omzet, de openstaande achterstand in te lopen dmv betalingen.
Voor alle duidelijkheid, de twee niet gewerkte dagen worden verrekend met het openstaande saldo van de pensionpremie.”
2.11.
Bij e-mail van 17 oktober 2009 schrijft Gedaagde het volgende aan Eiser:
“Laten we het zo afspreken! De donderdag wordt jouw vrije dag met doorbetaling. Deze betaling wordt in mindering gebracht van het openstaande bedrag dat AAZ BV. verschuldigd is in pensioengeld, aan jou.”
In reactie daarop schrijft Eiser op 19 oktober 2009 aan Gedaagde het volgende: “Top. Doe we het zo.”
2.12.
Op 20 oktober 2011 heeft MN Services aan AAZ een brief verzonden met als onderwerp "Verplichte deelneming bedrijfstakregelingen Metaal en Techniek”. Na de zin “U bent vanaf 07-03-2003 verplicht om deel te nemen aan:” is niets ingevuld.
2.13.
Bij vonnis in kort geding van 24 februari 2012 is AAZ op vordering van Eiser onder meer veroordeeld om aan hem te betalen een bedrag van € 4.988,68 uit hoofde van (een voorschot op) niet afgedragen pensioenpremie. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.14.
Bij brief van 24 juli 2012 heeft Eiser Gedaagde persoonlijk aansprakelijk gesteld voor het uitblijven van pensioenafdrachten over de periode van begin 2003 tot mei 2009.
2.15.
Op 15 april 2013 heeft Eiser ten laste van Gedaagde conservatoir beslag gelegd onder ABN Amro Bank N.V. en op de woning van Gedaagde.

3.Het geschil

3.1.
Eiser vordert samengevat - veroordeling van Gedaagde tot betaling van € 35.221,92, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Gedaagde voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eiser legt aan zijn vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. AAZ is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, nu AAZ op het salaris van Eiser wel pensioenpremies heeft ingehouden maar die premies niet heeft afgedragen aan een pensioenverzekeraar. Ook het werkgeversdeel heeft AAZ nimmer afgedragen. Gedaagde is in zijn hoedanigheid van bestuurder van AAZ op grond van onrechtmatige daad aansprakelijk voor de schade die Eiser dientengevolge geleden heeft. Gedaagde heeft bewerkstelligd of toegelaten dat AAZ haar verplichting niet is nagekomen en Gedaagde is daarvoor aansprakelijk. Hem kan een ernstig, persoonlijk verwijt gemaakt worden, alles aldus Eiser.
4.2. Als eerste verweer voert Gedaagde aan dat Eiser niet in zijn vordering kan worden ontvangen. Hij wordt aansprakelijk gehouden voor het niet-nakomen van een verplichting door AAZ, terwijl die verplichting in rechte niet vast staat. Eerst moet in een procedure tussen Eiser en AAZ worden vastgesteld of en zo ja op welk bedrag Eiser recht heeft en eerst indien AAZ het vonnis in die procedure niet nakomt en onrechtmatig heeft gehandeld jegens Eiser, is aansprakelijkheid van de bestuurder eventueel aan de orde. AAZ is in deze zaak echter geen partij, alles aldus Gedaagde.
4.3.
Om te kunnen beoordelen of Gedaagde aansprakelijk is, is niet vereist of noodzakelijk dat eerst in een procedure tussen Eiser en AAZ wordt vastgesteld dat AAZ een op haar rustende verplichting niet is nagekomen. Evenmin is vereist dat AAZ vervolgens het in een dergelijke procedure te wijzen vonnis niet nakomt en aldus onrechtmatig handelt.
In deze procedure is aan de orde in hoeverre Gedaagde persoonlijk een verwijt treft en hierin wordt enkel de rechtsverhouding tussen Eiser en Gedaagde vastgesteld en niet die tussen Eiser en AAZ. Dat AAZ in deze procedure geen partij is, staat er dus niet aan in de weg dat in de procedure tussen Eiser en Gedaagde een oordeel wordt gegeven over de vraag of AAZ tekort is geschoten in de nakoming van een verplichting jegens Eiser. Daar komt bij dat Gedaagde enig aandeelhouder/bestuurder van AAZ is en in die hoedanigheid kan verklaren over de verplichting van AAZ, hetgeen hij ook heeft gedaan.
4.4.
Nu Eiser in zijn vordering kan worden ontvangen, komt de vraag aan de orde of op AAZ de verplichting rustte om ten behoeve van Eiser pensioenpremie af te dragen aan een pensioenverzekeraar. Eiser stelt zich op het standpunt dat op de arbeidsovereenkomst de cao voor het Motorvoertuigbedrijf en Tweewielerbedrijf 2001-2003 (hierna: de cao) van toepassing is en dat de pensioenverplichting voort komt uit artikel 69 van die cao. Daarnaast geldt dat Eiser ook op basis van toezeggingen die Gedaagde heeft gedaan in zijn hoedanigheid van bestuurder van AAZ en op basis van het feit dat op zijn salaris pensioenpremie werd ingehouden, erop mocht vertrouwen dat voor hem pensioen werd opgebouwd vanaf de datum van indiensttreding.
Gedaagde betwist dat op AAZ een dergelijke verplichting rustte, omdat de cao niet van toepassing is. Gedaagde verwijst bovendien naar de verplichtstellingsbrief van MN Services van 20 oktober 2011 waaruit blijkt dat er geen sprake is van een pensioenverplichting.
4.5.
De vordering van Eiser vindt zijn oorsprong in artikel 69 van de cao. Dit artikel bevat een pensioenverplichting voor de werkgever. De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag wat de status van die bepaling is. Uitgangspunt daarbij is dat Eiser en AAZ geen partij zijn bij die cao dan wel lid zijn van een partij bij die cao. Weliswaar is een groot deel van de cao algemeen verbindend verklaard als bedoeld in de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, maar artikel 69 van de cao is dat niet. De toepasselijkheid van artikel 69 uit de cao - en daarmee de pensioenverplichting voor AAZ - vloeit derhalve slechts voort uit de tekst van de arbeidsovereenkomst tussen Eiser en AAZ, waarin staat dat op die overeenkomst de cao van toepassing is. Artikel 12 lid van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, dat bepaalt dat van de cao afwijkende bedingen nietig zijn, is dan ook niet toepasselijk. Dat er volgens de uitvoeringsorganisatie MN Services geen verplicht pensioen was, moet binnen de hiervoor gegeven kaders worden begrepen. De brief van 20 oktober 2011 neemt niet weg de mogelijke verplichtingen van AAZ jegens Eiser uit de tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst.
4.6.
Zoals gezegd, volgt de toepasselijkheid van artikel 69 van de cao uit de bepaling in de arbeidsovereenkomst dat de cao van toepassing is. De afspraken tussen Eiser en AAZ moeten worden uitgelegd, niet louter op basis van de letterlijke bewoordingen ervan, maar ook op hetgeen partijen uit elkaars verklaringen en gedragingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid mochten afleiden en verwachten. Gedaagde heeft geen aanknopingspunten gegeven waaruit kan volgen dat AAZ ten tijde van het aangaan van de arbeidsovereenkomst heeft bedoeld wel de cao toepasselijk te verklaren, maar daarbij een uitzondering te maken voor artikel 69. Dit te meer omdat AAZ er ook in 2005, 2009 en 2010 nog van uit ging dat zij verplicht was pensioenpremie af te dragen. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat artikel 69 van de cao tussen partijen toepasselijk was. De afspraken uit 2009 moeten ook in dat licht worden bezien.
4.7.
De conclusie dat artikel 69 van de cao tussen partijen van toepassing was, brengt mee dat op AAZ de verplichting rustte om gedurende het dienstverband ten behoeve van Eiser pensioenpremies af te dragen aan een pensioenverzekeraar, bestaande uit een werknemersdeel en een werkgeversdeel. De vraag die nu rijst is of AAZ in de nakoming van die verplichting tekort is geschoten. Deze vraag moet bevestigend worden beantwoord en daarvoor is van belang de tussen Eiser en AAZ gevoerde correspondentie. De rechtbank doelt daarbij in de eerste plaats op de brief van 22 maart 2005 waarin onder meer staat
- “Op dit moment wordt er dus wel ingehouden van het salaris, maar niet afgedragen aan het juiste pensioenfonds.
- “Er is alsnog een aansluiting gemaakt bij MN Services en de opgespaarde/afgedragen
pensioenbedragen zoals op de loonstrook staan vermeld, worden met terugwerkende kracht
(vanaf datum indiensttreding) betaald door Autoverhuur Alkmaar-Zaanstreek”
In de tweede plaats is ook de brief van 23 april 2009 aan Eiser relevant omdat daarin het volgende staat: “Er zijn bedragen van jouw salaris ingehouden, die vervolgens niet zijn doorgestort naar het desbetreffende pensioenfonds. In dit geval is dat MN Services.”
Uit die brieven blijkt dat daar waar het gaat om het werknemersdeel van de premie, AAZ haar verplichtingen niet na is gekomen. Ter zitting heeft Gedaagde verklaard dat ook het werkgeversdeel niet is afgedragen.
4.8.
Voor het niet-nakomen van haar verplichting door AAZ kan Gedaagde, afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval, aansprakelijk worden geacht indien hij heeft bewerkstelligd of toegelaten dat AAZ haar verplichting niet nakwam. Gedaagde kan voor de schade van Eiser aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van Eiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4.9.
Anders dan Gedaagde aanvoert, is de rechtbank van oordeel dat Eiser voldoende gesteld heeft dat er méér aan de hand is dan het enkel onbetaald laten van een vordering. In het licht van het onder 4.8. weergegeven toetsingskader acht de rechtbank de volgende door Eiser naar voren gebrachte feiten en omstandigheden van belang:
Eiser is op 17 maart 2003 in dienst getreden bij AAZ.
Vanaf de datum van indiensttreding door Eiser is er wel pensioenpremie ingehouden op zijn salaris maar dat is tot eind 2009 niet aan een pensioenverzekeraar afgedragen. Ook het werkgeversdeel is al die tijd – dat wil zeggen circa zes jaar lang – niet af gedragen aan een pensioenverzekeraar.
Gedaagde was destijds (en is dat nu nog steeds) enig bestuurder en feitelijk beleidsbepaler bij AAZ.
Gedaagde is in 2005 door Eiser erop gewezen dat er geen pensioenpremies werden afgedragen en in zijn brief van 22 maart 2005 schrijft Gedaagde daarover dat hij de hoofdverantwoordelijke is, dat het bedrijf in de veronderstelling was dat er premies werden afgedragen maar dat dit niet het geval bleek te zijn, dat zij aanvankelijk bij de verkeerde pensioenverzekeraars offertes hebben opgevraagd, dat er alsnog aansluiting is gemaakt bij MN Services en dat de pensioenbedragen met terugwerkende kracht, dat wil zeggen vanaf de datum van indiensttreding, door AAZ zullen worden afgedragen. De rechtbank leidt hieruit af dat Gedaagde al sinds 2005 op de hoogte was van het feit dat er geen pensioenpremies werden afgedragen en dat hij zichzelf binnen AAZ als hoofdverantwoordelijke beschouwde.
De in die brief gedane toezegging is niet nagekomen. Op 23 april 2009 schrijft Gedaagde - vier jaar na de brief van 22 maart 2005 – het volgende: Dat er zaken in onze administratie niet kloppen is duidelijk geworden. Er zijn bedragen van jouw salaris ingehouden, die vervolgens niet zijn doorgestort naar het desbetreffende pensioenfonds. In dit geval is dat MN Services. Dat is natuurlijk niet correct en dient te worden rechtgezet.”
4.10.
Uit de bovengenoemde omstandigheden vloeit voort dat Gedaagde sinds 2005 op de hoogte was van het feit dat er sinds 2003 geen pensioenpremies werden afgedragen, dat ondanks een daartoe door Gedaagde in 2005 gedane toezegging vier jaar later nog steeds geen pensioenpremie werd afgedragen. Omdat Gedaagde al die tijd enig bestuurder en feitelijk beleidsbepaler van AAZ was en daarnaast ook zelf aangeeft de hoofdverantwoordelijke te zijn, valt het hem in het licht van alle omstandigheden van het geval persoonlijk te verwijten dat AAZ haar verplichting om pensioenpremie af te dragen, niet is nagekomen. Het feit dat de premies over een periode van zes jaar niet zijn afgedragen, Gedaagde daarvan op de hoogte was, Gedaagde het in zijn macht had om het een en ander op orde te maken en Gedaagde het er niet toe heeft geleid dat AAZ het vonnis in kort geding uit 2012 – waarin AAZ veroordeeld werd om aan Eiser een voorschot op de achterstallige pensioenpremies te voldoen - maakt dat het verwijt als ernstig moet worden gekwalificeerd.
Dit betekent dat Gedaagde persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die Eiser heeft geleden.
4.11.
Over de hoogte van de schade wordt het volgende overwogen. Eiser stelt dat op zijn loon in totaal een bedrag van € 17.031,96 is ingehouden uit hoofde van het werknemersdeel van de pensioenpremie. Eiser heeft onweersproken gesteld dat het werknemersdeel de helft van de totale pensioenpremie bedroeg, hetgeen betekent dat het werkgeversdeel ook € 17.031,96 bedroeg. AAZ was derhalve gehouden om aan pensioenpremies af te dragen een bedrag van € 34.063,92.
4.12.
In oktober 2009 hebben Eiser en AAZ met elkaar afspraken gemaakt over het inlopen door AAZ van de achterstand in de afdracht van de pensioenpremies zoals die op dat moment bestond. Deze afspraak komt erop neer dat Eiser vanaf eind oktober 2009 wekelijks één dag vrijaf had, met doorbetaling van loon. Door Eiser zelf is aangevoerd dat hiermee een bedrag van € 5.729,09 gemoeid was. Dit bedrag strekt in mindering op het onder 4.11. genoemde bedrag. Eiser voert weliswaar aan dat de desbetreffende afspraak nietig is omdat hij daarmee onder het minimum van de cao kwam en dat niet ten nadele van de werknemer mag worden afgeweken van de cao, maar Eiser miskent daarmee dat, zoals hiervoor overwogen, artikel 12 lid van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst niet toepasselijk is in deze situatie.
Voor zover Gedaagde heeft aangevoerd dat er een hoger bedrag met die afspraak is gemoeid, geldt dat aan dat betoog voorbij wordt gegaan nu Gedaagde zijn standpunt onvoldoende heeft onderbouwd.
Op het onder 4.11. genoemde bedrag strekt ook in mindering het totaal van door Eiser ontvangen contante betalingen. Ter zitting is hierover namens Eiser verklaard dat hij voor € 4.613,12 aan contante betalingen heeft ontvangen en dat het erop lijkt dat dit op de vordering in mindering strekt.
Uit het voorgaande vloeit voort dat Gedaagde in beginsel gehouden is om aan Eiser te betalen uit hoofde van schadevergoeding een bedrag van € 23.721,71 (zijnde € 34.063,92 –
€ 5.729,09 - € 4.613,12).
4.13.
Tegen de vordering voert Gedaagde ook aan dat deze is verjaard. Er geldt een verjaringstermijn van vijf jaar, hetgeen betekent dat Gedaagde hoogstens aansprakelijk kan zijn voor vorderingen van Eiser op AAZ die dateren van na 7 mei 2008, zijnde vijf jaar vóór de dag van dagvaarding, aldus Gedaagde. Eiser bestrijdt dat de vordering is verjaard.
Uitgangspunt is een verjaringstermijn van vijf jaar. De pensioenpremies zijn maandelijks opeisbaar, hetgeen betekent dat de eerste premiebetaling uit maart 2003 reeds zou zijn verjaard in 2008. Eiser heeft in maart 2005 onder de aandacht van AAZ gebracht dat er geen pensioenpremie is afgedragen. Hiermee werd de toen lopende verjaringstermijn gestuit. Vervolgens is ook de nieuwe verjaringstermijn gestuit, doordat Eiser in april 2009 er nogmaals op heeft gewezen dat er een achterstand was in de afdracht van de pensioenpremies. Daarna heeft Eiser een kort geding aanhangig gemaakt tegen AAZ, gevolgd door de huidige procedure tegen Gedaagde. Eiser heeft de verjaring daarmee tijdig gestuit en dus faalt het verweer van Gedaagde.
4.14.
Gedaagde heeft daarnaast een beroep gedaan op verrekening. In dit kader betoogt Gedaagde dat Eiser 17 vakantiedagen teveel heeft opgenomen ad € 2.117,35 in totaal en dat AAZ dit bedrag terecht heeft verrekend. Niet valt in te zien waarom Gedaagde geen beroep op verrekening toekomt daar waar AAZ dat wel kan, aldus Gedaagde. Eiser betwist dat Gedaagde zich op verrekening kan beroepen.
Voor een geslaagd beroep op verrekening is onder meer vereist dat partijen over en weer elkaars schuldenaar en schuldeiser zijn. Aan dit vereiste is niet voldaan. Als al geoordeeld zou moeten worden dat Eiser een bedrag verschuldigd is wegens het opnemen van teveel vakantiedagen, dan geldt dat niet Gedaagde maar AAZ de entiteit is aan wie Eiser dat bedrag zou moeten betalen. Reeds op basis hiervan faalt het verweer van Gedaagde.
4.15.
Naast vergoeding van zijn schade, vordert Eiser veroordeling van Gedaagde tot voldoening van de buitengerechtelijke incassokosten. Voldoende gesteld en genoegzaam gebleken is dat daadwerkelijk buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Dit betekent dat de vordering toewijsbaar is en wel tot het bedrag van € 1.158,00.
4.16.
Eiser vordert daarnaast veroordeling van Gedaagde tot vergoeding van de wettelijke rente en wel over de afzonderlijke premies vanaf de vervaldata van die premies. Gedaagde heeft hiertegen geen verweer gevoerd. Gesteld noch gebleken is wanneer die maandelijkse premies vervielen. Daarom wordt de rente toegewezen vanaf de dag der dagvaarding.
4.17.
Gedaagde wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding.
4.18.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Gedaagde om aan Eiser te betalen het bedrag van € 24.879,71 (zegge: vierentwintigduizend achthonderdnegenenzeventig euro en eenenzeventig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding, zijnde 7 mei 2013,
5.2.
veroordeelt Gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van Eiser begroot op € 938,74 aan verschotten en op € 1.158,00 aan salaris advocaat,
5.3.
veroordeelt Gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en Gedaagde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2014.