3.Het Hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 24 december 2012, verzonden op 27 december 2012, aan[derde partij] op grond van artikel 3.1.1, eerste lid, van de Keur van het Hoogheemraadschap van Rijnland, een watervergunning verleend voor het aanbrengen en hebben van twee terrassteigers in het Spaarne.
Met het primaire besluit heeft verweerder aan[derde partij] een vergunning verleend op grond van de Scheepvaart- en havenverordening ter opheffing van het gebod (naar de rechtbank begrijpt: verbod) van artikel 15 van deze verordening ten behoeve van het aanbrengen van een steiger boven het water (terras).
Bij bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar dat voor het terras geen omgevingsvergunning is verleend gegrond verklaard en de overige bezwaren ongegrond verklaard. Verweerder heeft het primaire besluit gehandhaafd. Voorts heeft verweerder beslist op dat moment niet handhavend op te treden tegen het terras in verband met het ontbreken van een omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en[derde partij] in de gelegenheid te stellen voor het terras een omgevingsvergunning aan te vragen.
Op 26 maart 2014 heeft verweerder aan[derde partij] op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder a, Wabo, een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een vlonderterras tussen de woonboot en de wal op het perceel [locatie] te Haarlem.
3.1Op 5 juli 2013 is de Verordening Haarlemse Wateren (hierna: VHW) in werking getreden, onder intrekking van de Scheepvaart- en havenverordening. Op grond van artikel 40 van de VHW geldt een besluit genomen op grond van de Scheepvaart- en havenverordening als een besluit genomen op grond van de VHW, indien deze een overeenkomstig besluit kent. Het besluit van 7 januari 2013 moet daarom worden aangemerkt als een besluit op grond van artikel 18 van de VHW.
3.2Ingevolge artikel 18 van de VHW is het verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van het college met een object ligplaats in te nemen, een object in, op of beven het water te plaatsen of een steiger, meerpaal of vergelijkbaar object op te richten of te hebben.
3.3Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de VHW is het verboden om met of op een schip of ander object te water de openbare orde te verstoren of op andere wijze overlast of hinder te veroorzaken. Onder overlast is in elk geval begrepen een geluidsapparaat of een toestel of een machine in werking te hebben op een zodanige wijze dat voor omwonenden of voor de omgeving hinder wordt veroorzaakt. Ingevolge het derde lid kan het college voor de verschillende categorieën vaartuigen, steigers en anderszins genomen besluiten nadere voorschriften stellen in het belang van de vrijheid, schade, de veiligheid, de gezondheid, de volksgezondheid, het voorkomen van strafbare feiten, het voorkomen of beperken van overlast of het voorkomen van aantasting van het woon- en leefklimaat.
3.4Ingevolge artikel 7 van de VHW kan, voor zover hier relevant, een vergunning of ontheffing op grond van deze verordening worden geweigerd in geval van strijd met het bestemmingsplan of dit in het belang van de vlotte en veilige doorvaart, de openbare orde of dit vanwege de overige doelen van deze verordening noodzakelijk is.