ECLI:NL:RBNHO:2014:8808

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 september 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
C/14/150866 / FA RK 13/2564
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot vaststelling omgangsregeling tussen biologische vader en minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek van een man, die de biologische vader is van een minderjarige, om een omgangsregeling vast te stellen. De man, die niet de juridische vader is, verzocht om een regeling voor omgang met de minderjarige, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]. De rechtbank heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat er geen sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking, oftewel 'family life', tussen de man en de minderjarige. De rechtbank overwoog dat de man weliswaar de biologische vader is, maar dat er geen bijkomende omstandigheden waren die een nauwe persoonlijke relatie konden aantonen. De man had in het eerste levensjaar van de minderjarige slechts sporadisch contact gehad, en dit contact was nooit gericht op de verzorging of opvoeding van het kind. De vrouw, die de juridische moeder is, voerde aan dat de man nooit betrokken is geweest bij de zwangerschap of de opvoeding van de minderjarige en dat er geen intentie was om een gezinsleven op te bouwen. De rechtbank concludeerde dat de man niet in zijn verzoek kon worden ontvangen, omdat er geen sprake was van de vereiste nauwe persoonlijke betrekking. De beslissing werd genomen door mr. J.L. Roubos, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
BB
zaak- en rekestnummer: C/14/150866 / FA RK 13/2564
datum: 17 september 2014
Beschikking van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoekende partij,
advocaat: mr. B.A. Zevenbergen, gevestigd te Amsterdam,
tegen:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
gerekwestreerde,
raadsvrouw: mr. E.B. Warmerdam-Wolfs, gevestigd te Alkmaar.
Partijen zullen verder ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Ter griffie van deze rechtbank is op 13 december 2013 het verzoekschrift van de man ingekomen waarin wordt verzocht tussen hem en de minderjarige [minderjarige], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] (verder: [minderjarige]) een omgangsregeling vast te stellen van bij voorkeur de volgende inhoud:
  • de eerste keer, bij voorkeur in het weekend en als dat goed is verlopen 2 à 3 keer per week, bij de vrouw, en vervolgens een hele dag in het weekend, als dat goed is verlopen:
  • één maal per twee weken van zaterdag 11.00 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de man [minderjarige] ophaalt en terugbrengt bij de vrouw, als ook dat goed verloopt:
  • daarnaast gedurende de helft van de schoolvakanties,
  • althans een omgangsregeling vast te stellen welke de rechtbank juist acht.
Ingekomen is een rolbericht van mr. Warmerdam-Wolfs van 28 juli 2014, met als bijlage de (schriftelijke) visie van de vrouw.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 augustus 2014, alwaar zijn verschenen de man bijgestaan door mr. B.A. Zevenbergen, de vrouw bijgestaan door mr. E.B. Warmerdam-Wolfs, alsmede de heer [medewerker Raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming te Alkmaar (verder: de Raad).
DE BEHANDELING VAN DE ZAAK

Feiten

Partijen hebben gedurende enkele weken een affaire gehad en niet samengewoond. Uit die relatie is [minderjarige] geboren. De man is de biologische vader van [minderjarige], maar hij heeft [minderjarige] niet erkend. De vrouw is van rechtswege belast met het gezag over [minderjarige] en [minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw.

Standpunten

Man
De man voert in het verzoekschrift als gronden voor het verzoek het volgende aan. Tot de eerste verjaardag van [minderjarige] heeft hij haar mogen zien. Daarna niet meer. In september 2013 is door zijn vorige advocaat schriftelijk aan de vrouw gevraagd de omgangsregeling voorzichtig te hervatten. Daarop is niet gereageerd. De man meent dat omgang goed kan zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige]. Omdat er al geruime tijd geen omgang heeft plaatsgevonden, zal rustig aan begonnen moeten worden, zodat iedereen aan de nieuwe situatie kan wennen. Hij acht de verzochte regeling alleszins tot de mogelijkheden behoren en alleszins redelijk.
Naast voormelde onderbouwing van het verzoek is ter zitting namens de man nog het volgende aangegeven. De man heeft diverse malen getracht telefonisch afspraken te maken, maar dat is niet gelukt. Op grond van de omstandigheid dat er in het eerste levensjaar van [minderjarige] meerdere malen contact is geweest tussen de man en [minderjarige], is er sprake van family life. De man is tijdens de contacten in het eerste levensjaar van [minderjarige] nooit alleen met haar geweest. Er waren steeds anderen bij aanwezig. Hij heeft [minderjarige] meerdere keren vastgehouden bij de vrouw thuis, hij heeft haar geen eten gegeven. De man kan instemmen met een eventueel Raadsonderzoek.
Vrouw
Blijkens voormeld rolbericht van 28 juli 2014 heeft de vrouw hiertegen het volgende verweer gevoerd. Zij is ongewenst zwanger geworden nadat zij de man op de kermis had leren kennen. De man wilde dat abortus zou worden gepleegd, maar de vrouw weigerde dat. Na een gesprek is afgesproken dat partijen elkaar met rust zouden laten, hetgeen ook geruime tijd is geschied. Toen de moeder van de man er achter kwam dat ze een kleinkind kreeg, wilde zij dat per se zien. Er zijn een paar ontmoetingen geweest met de man, met zijn moeder en met zijn zus. De vader van de man wil niets van [minderjarige] weten. Als er contact was, kwam het omdat de vrouw aandrong. De laatste ontmoeting was op de eerste verjaardag van [minderjarige]. Die gesprekken verliepen erg moeilijk, omdat er hoofdzakelijk Ghanees werd gesproken terwijl de familie van de man ook het Engels beheerst. Daarna begon de man de vrouw te bedreigen. Het contact met de man ontwricht de vrouw; zij is dagen van slag. Het negatieve doen van de man heeft enorme weerslag op de vrouw en indirect ook op [minderjarige]. De vrouw is daarvoor onder behandeling geweest van een psycholoog en een fysiotherapeut. Langzaam gaat het wat beter. Na het laatste contact heeft de man geen pogingen meer gedaan om [minderjarige] te zien. De vrouw heeft contact geweigerd op de tweede verjaardag van [minderjarige]. [minderjarige] hoeft geen verjaardagsvader of verjaardagsoma. De man heeft nooit moeite gedaan om [minderjarige] te erkennen en/of eens een kaartje te sturen. Het gaat nu goed met de vrouw en [minderjarige]. [minderjarige] heeft moeite met veranderingen. Regelmaat is voor haar heel belangrijk. De vrouw is bang voor de toekomst, nu de man omgang wil. Het is fijn voor een kind om te weten wie de biologische vader is, maar hoe ze [minderjarige] moet opvoeden als ze zelf na elke confrontatie met de man dagenlang uit balans is en zich onveilig voelt, weet de vrouw niet. De man heeft niet laten zien dat hij zijn leven wil beteren. Dat komt omdat hij dat eigenlijk niet wil.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is namens de vrouw het volgende naar voren gebracht. De man is geen juridisch ouder van [minderjarige]. Ook is er geen sprake van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en [minderjarige]. In het eerste levensjaar van [minderjarige] is er slechts vier maal contact geweest tussen de man en [minderjarige], kortdurend en bij de moeder thuis. Er is daarmee geen sprake (geweest) van family life tussen de man en [minderjarige], want de man heeft geen bijkomende omstandigheden gesteld, zoals de rechtspraak vereist. Subsidiair is gesteld dat de Raad een onderzoek dient in te stellen of omgang in het belang van [minderjarige] is.
Raad
De Raad heeft het volgende meegedeeld. De rechtbank dient allereerst te beslissen of de man ontvankelijk is in het verzoek. Als de rechtbank de man ontvankelijk acht, zal vervolgens gekeken dienen te worden naar de draagkracht van [minderjarige] voor omgang met de man. De emotionele reactie van de vrouw ter zitting betekent dat enige vorm van contact tussen de man en de vrouw de nodige uitwerking zal hebben op [minderjarige]. In welke mate dat zal zijn, kan nu niet worden gezegd. Dat zal onderzocht moeten worden, waartoe de Raad een onderzoek aanbiedt.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Vast staat dat de man weliswaar de biologische vader is van [minderjarige], maar niet de juridische vader. In dat geval is voor de ontvankelijkheid vereist dat komt vast te staan dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en [minderjarige]. Voor de beoordeling of sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking is, naast het feit dat de man de biologische vader is van [minderjarige], vereist, dat de man bijkomende omstandigheden stelt en aannemelijk maakt, waaruit voormelde nauwe persoonlijke betrekking kan worden afgeleid. Die bijkomende omstandigheden moeten zijn gelegen in hetzij de aard van de relatie van de man met de vrouw en in de betrokkenheid van de man bij [minderjarige] voor en na de geboorte (in welk geval die omstandigheden moeten wijzen op voorgenomen gezinsleven), hetzij de band die na de geboorte tussen de man als vader en [minderjarige] is ontstaan. Op basis van de bijkomende omstandigheden dient derhalve vastgesteld te kunnen worden dat het voornemen of de bedoeling bestond een familieband te doen ontstaan tussen de man en [minderjarige] om ontvankelijk te zijn in een verzoek als het onderhavige (HR 2-11-2012, ECLI:NL:HR:2012: BX5798).
In de onderhavige zaak staat vast dat tussen de vrouw en de man geen sprake is geweest van een huwelijk of samenwoning en evenmin van een langdurige affectieve relatie of vriendschap. Uit de stellingen van partijen blijkt naar het oordeel van de rechtbank in het geheel niet dat de vrouw en de man bewust voor elkaar hebben gekozen als moeder en (biologische) vader van [minderjarige] in de zin dat sprake zou zijn van een duidelijke betrokkenheid van de vrouw en de man op elkaar in de wens om samen een kind te krijgen. Beide partijen hebben gesteld dat de zwangerschap niet gepland en onverwacht was en dat de man de wens had om de wat hem betreft ook ongewenste zwangerschap te laten beëindigen. De man is in geen enkel opzicht betrokken geweest bij de zwangerschap of bevalling. De (spaarzame) contacten die sinds de kennismaking tussen partijen hebben plaatsgevonden en voornoemde wens en handelwijze van de man wijzen bepaald niet op een voorgenomen gezinsleven. De feiten en omstandigheden die hebben plaatsgevonden na de geboorte van [minderjarige] zijn eveneens onvoldoende om daaruit een nauwe persoonlijke betrekking te kunnen afleiden. Gebleken is dat de man, vergezeld van familie, [minderjarige] in haar eerste levensjaar een paar keer heeft bezocht bij de moeder en haar ouders thuis en hij nooit alleen met [minderjarige] is geweest. Gedurende deze bezoekjes heeft de man [minderjarige] enkele keren vastgehouden. Uit de aard, omvang en frequentie van deze bezoeken volgt dat het contact niet was gericht op de verzorging en opvoeding van [minderjarige]; van verzorgingshandelingen door de man is ook overigens geen sprake geweest. Evenmin is gebleken dat de man de wens en intentie had om nauwe persoonlijke betrekkingen te vestigen, maar dit niet gelukt is door omstandigheden buiten de man gelegen.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is (geweest) van een nauwe persoonlijke betrekking (family life) tussen de man en [minderjarige]. De man heeft niet gesteld en er is ook niet gebleken van bijkomende omstandigheden die maken dat het contact met en toegang tot [minderjarige] een belangrijk deel betreffen van de identiteit van de man en daarmee van zijn privéleven. Daarmee kan de man niet in zijn verzoek worden ontvangen.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
DE BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart de man niet-ontvankelijk in het verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige [minderjarige], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, lid van gemelde kamer, tevens kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2014, in tegenwoordigheid van A.M. Bergen, griffier.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en de verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.