In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 17 september 2014 uitspraak gedaan in een verzoek van een man, die de biologische vader is van een minderjarige, om een omgangsregeling vast te stellen. De man, die niet de juridische vader is, verzocht om een regeling voor omgang met de minderjarige, geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats]. De rechtbank heeft de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, omdat er geen sprake was van een nauwe persoonlijke betrekking, oftewel 'family life', tussen de man en de minderjarige. De rechtbank overwoog dat de man weliswaar de biologische vader is, maar dat er geen bijkomende omstandigheden waren die een nauwe persoonlijke relatie konden aantonen. De man had in het eerste levensjaar van de minderjarige slechts sporadisch contact gehad, en dit contact was nooit gericht op de verzorging of opvoeding van het kind. De vrouw, die de juridische moeder is, voerde aan dat de man nooit betrokken is geweest bij de zwangerschap of de opvoeding van de minderjarige en dat er geen intentie was om een gezinsleven op te bouwen. De rechtbank concludeerde dat de man niet in zijn verzoek kon worden ontvangen, omdat er geen sprake was van de vereiste nauwe persoonlijke betrekking. De beslissing werd genomen door mr. J.L. Roubos, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken.