ECLI:NL:RBNHO:2014:9032

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 september 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
C/15/211938 / KG ZA 14-109
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op tenuitvoerlegging van alimentatievonnis in kort geding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 25 september 2014 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een man en een vrouw, die eerder met elkaar gehuwd waren en drie minderjarige kinderen hebben. De vrouw had in een eerdere beschikking van 9 januari 2013 alimentatie vastgesteld gekregen van € 439,00 per maand per kind, maar de man had deze alimentatie niet betaald, wat leidde tot aanzienlijke achterstanden. De vrouw had daarop in een kort geding gevorderd om de alimentatie bij lijfsdwang te executeren, wat door de voorzieningenrechter op 19 februari 2014 was toegewezen. De man had echter zijn betalingen hervat, maar de achterstand was nog steeds niet ingelopen.

In de onderhavige procedure vorderde de man dat de voorzieningenrechter de vrouw zou verbieden om het vonnis van 19 februari 2014 ten uitvoer te leggen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vrouw misbruik maakte van haar bevoegdheid, omdat zij dreigde met tenuitvoerlegging zonder rekening te houden met de actuele financiële situatie van de man. De voorzieningenrechter concludeerde dat de man niet langer betalingsonwillig was en dat zijn laatste voorstel om de achterstand in te lopen het maximaal haalbare was. De vrouw werd opgedragen om haar bereidheid te tonen om naar de actuele financiële situatie van de man te kijken.

De voorzieningenrechter verbood de tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 februari 2014 en bepaalde dat de man aan dit verbod pas rechten kan ontlenen indien hij op 25 oktober 2014 € 10.000,00 op de achterstand heeft ingelost en maandelijks minimaal € 850,00 aan de vrouw betaalt. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/211938 / KG ZA 14-109
Vonnis in kort geding van 25 september 2014
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats],
eiser,
advocaat mr. H.A. Kwakman, heeft zich na de behandeling ter zitting onttrokken,
tegen
[de vrouw],
wonende te [plaats],
gedaagde,
advocaat mr. I. Vledder.
Partijen zullen hierna [de man] en [de vrouw] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Ter terechtzitting van 14 maart 2014 zijn verschenen:
  • [de man], bijgestaan door mr. Kwakman,
  • [de vrouw], bijgestaan door mr. Vledder.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [de man],
  • de pleitnota van [de vrouw],
  • de aanhouding ten behoeve van het verzamelen van alle vereiste gegevens en het proberen tot een vergelijk te komen,
  • bericht van mr. Kwakman dat zij zich heeft onttrokken,
  • de e-mail van [de man] waarin hij verzoekt de zaak doorgang te laten vinden, ondanks de afwezigheid van een advocaat. [de man] geeft aan in betalingsonmacht te verkeren en zich geen advocaat te kunnen veroorloven,
  • de beslissing van de voorzieningenrechter, inhoudende dat [de man] de gelegenheid krijgt om per e-mail zijn standpunt kenbaar te maken, waarop [de vrouw] bij akte kan reageren,
  • de e-mail van [de man] van 31 augustus 2014 met producties,
  • de akte van [de vrouw] van 5 september 2014 met producties.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 10 oktober 1997 met elkaar gehuwd, welk huwelijk op
24 november 2008 is ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Haarlem van 18 november 2008 in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Uit het huwelijk van partijen zijn drie kinderen geboren, die thans nog minderjarig zijn en hun hoofdverblijfplaats hebben bij [de man].
2.3.
Bij beschikking van 9 januari 2013 heeft de rechtbank Noord-Holland beslist dat [de vrouw] met ingang van 1 juni 2012 telkens bij vooruitbetaling dient te voldoen € 439,00 per maand per kind.
2.4.
Tegen genoemde beschikking van 9 januari 2013 is geen hoger beroep ingesteld. Ook is geen wijzigingsverzoek ingediend.
2.5.
[de man] is in januari 2013, ondanks aanmaning, gestopt met betaling van de alimentatie. Er zijn aanzienlijke achterstanden ontstaan.
2.6.
[de vrouw] heeft vervolgens een kort geding procedure geëntameerd en daarbij gevorderd dat de voorzieningenrechter verlof zal verlenen om de beschikking van 9 januari 2013 ten uitvoer te leggen bij lijfsdwang. Bij vonnis van 19 februari 2014 is die vordering toegewezen. [de vrouw] heeft het vonnis korte tijd ten uitvoer gelegd. [de man] heeft vervolgens zijn betalingen hervat op het niveau dat hij maximaal mogelijk acht, maar heeft de achterstand niet aangezuiverd.

3.Het geschil

3.1.
[de man] vordert samengevat - schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 februari 2014 en dat de voorzieningenrechter hem vrijgeleide verleent totdat het arrest van het Gerechtshof is gewezen.
3.2.
[de vrouw] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In de stellingen van [de man] ligt besloten dat hij zijn eis vermeerdert. Hij wenst immers dat de executie wordt geschorst zolang hij de alimentatie betaalt die hij naar zijn opvatting maximaal kan betalen. Blijkens de stellingen van [de vrouw] heeft zij door waarom het [de man] is begonnen. Dat brengt mee dat op de vermeerderde eis recht kan worden gedaan. De voorzieningenrechter zal de vermeerdering in aanmerking nemen.
4.2.
Bij zijn e-mailbericht van 31 augustus 2014 heeft [de man] confraternele correspondentie overgelegd. De advocaat van [de vrouw] heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter verwerpt dit bezwaar en zal ook acht slaan op de door [de man] in het geding gebrachte confraternele correspondentie. [de man] wordt thans immers niet meer bijgestaan door een advocaat en is zelf niet gebonden aan de gedragsregel dat correspondentie tussen advocaten niet zonder toestemming van de wederpartij ter kennis van de rechter mag worden gebracht. Bovendien brengt de in dit geschil aan de orde zijnde vraag - is het toelaatbaar dat integrale voldoening aan een door de rechter uitgesproken alimentatiebeschikking door middel van lijfsdwang kan worden afgedwongen - mee dat de rechter acht moet kunnen slaan op alle informatie die op een processueel ordelijke wijze aan hem ter kennis wordt gebracht.
4.3.
In een executiegeschil als het onderhavige kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant mede gelet op de belangen aan de zijde van de geëxecuteerde die door de executie zullen worden geschaad - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal onder meer het geval kunnen zijn indien de tenuitvoerlegging op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk aan de zijde van de geëxecuteerde een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
Gelet op de aard van het dwangmiddel en de inbreuk die daarmee wordt gemaakt op het grondrecht van de persoonlijke vrijheid kan van een noodtoestand – en daarmee van misbruik – mede sprake zijn indien op grond van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten aannemelijk is dat de concrete omstandigheden waarin het dwangmiddel wordt toegepast meebrengen dat die toepassing niet bij wege van ultimum remedium plaatsvindt.
4.4.
[de man] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [de vrouw] misbruik maakt van haar bevoegdheid. [de man] wijst erop dat hij aan [de vrouw] een voorstel heeft gedaan om € 10.000,00 ineens op de achterstand te betalen en daarnaast maandelijks € 750,00. [de vrouw] heeft vervolgens een tegenvoorstel gedaan strekkende tot betaling van € 13.000,00 op de achterstand (waarvan € 10.000,00 ineens en € 3.000,00 in maandelijkse termijnen) en maandelijks € 850,00. [de man] heeft laten weten dat hij daartoe niet in staat is. Hij heeft zijn voorstel bijgesteld en daarbij het maandbedrag verhoogd tot € 850,00. [de man] heeft erop gewezen dat hij daarbij gebruik moet maken van de bereidheid van een financier om hem € 10.000,00 te lenen en van zijn moeder om € 100,00 per maand bij te dragen. [de vrouw] heeft dit voorstel afgewezen omdat het voor haar onverteerbaar is dat [de man], terwijl hij een betalingsachterstand ter zake kinderalimentatie heeft van ongeveer € 25.000,00 “vakantie in Spanje viert”. [de man] heeft daarop laten weten dat hij begrijpt dat [de vrouw] gefrustreerd is over de vakantie maar dat de kosten van een last minute zijn betaald door zijn schoonfamilie en vriendin.
4.5.
In zijn e-mailbericht van 31 augustus 2014 schrijft [de man] over zijn financiële situatie onder meer het navolgende:
(…)rechtszaken voor omgangsregelingen en alimentatie, dat heeft mij tot dusver al 25.000 euro gekost, daardoor zitten we nu in grote financiele problemen de situatie is nu zo erg, de alimentatie naar mevrouw [de vrouw] voor de maand augustus kon ik niet betalen. ook de belasting en de kosten van ’t LBIO en de Advocate moet nog betaalt worden, we weten alleen niet hoe dat te doen, mn eigen woning is met 10.000 euro verlies verkocht (...) ik had n rekening courant bij mn voegbedrijf die was door de vele kosten opgelopen tot 60.000 euro debet (…)
[de man] stelt verder dat in de onderhandelingen vaak gedreigd wordt met lijfsdwang, dit terwijl de kinderen nog steeds onder de indruk zijn van de eerdere executie van het vonnis door [de vrouw]. In zijn e-mailbericht van 31 augustus 2014 omschrijft hij dit aldus:
(…) Ik vindt t verschrikkelijk voor mn kinderen wat er allemaal is gebeurt ik heb t allerbeste met ze voor, mn kinderen komen hier erg graag ze vragen vaak waarom ze niet langer mogen blijven, (…) mn oudste dochter nu 12 jaar heeft t er behoorlijk moeilijk mee gehad dat haar pa in de gevangenis is gezet, zit daar nog vaak met haar over te praten, die vrijdag avond dat ik ontslagen ben uit de gevangenis wilde mn dochter niet meer terug naar haar moeder, ze komt nog vaak met de vraag van pa, ma gaat jou toch niet nog n keer vast zetten (…)
4.6.
[de vrouw] voert aan dat het vonnis waarbij de lijfsdwang is opgelegd al in kracht van gewijsde gegaan. Daarnaast maakt [de vrouw] geen misbruik van haar bevoegdheid. Het vonnis berust niet op een juridische of feitelijke misslag, terwijl ook geen sprake is van nieuwe feiten die aan de zijde van [de man] een noodtoestand doen ontstaan. De door [de man] genoemde nieuwe schulden zijn allemaal ontstaan na de scheiding. Daarnaast heeft [de man] blijkbaar wel geld om op vakantie naar Spanje te gaan. Voor het vaststellen van een ander alimentatiebedrag is in onderhavige procedure geen plaats. Het bedrag van de alimentatie is vastgesteld, [de man] weigert iedere betaling, terwijl hij weet dat [de vrouw] sterk afhankelijk is van deze alimentatie, aldus [de vrouw],
4.7.
Uit de hiervoor weergegeven omstandigheden blijkt dat partijen met elkaar hebben getracht een regeling te bereiken. De voorzieningenrechter acht aannemelijk dat van een gebrek aan bereidheid om alimentatie te betalen aan de zijde van [de man] geen sprake meer is. Niet betwist is dat [de man] bereid is geld te lenen om een substantieel deel van de achterstand te voldoen. Ook is niet voldoende weerlegd dat zijn laatste voorstel, waarbij ook zijn moeder zou bijspringen, op feitelijk onjuiste aannames is afgewezen.
4.8.
In de eerdere procedure waarbij de lijfsdwang is toegewezen is [de man] zonder advocaat verschenen. Uit de rechtsoverwegingen van dat vonnis volgt dat [de man] is veroordeeld tot nakoming op straffe van lijfsdwang ten gevolge van zijn
uitdrukkelijke weigeringom financiële gegevens te verschaffen en de
ter zitting gebleken onwilom te betalen. Gelet op de opstelling van [de man] in het onderhavige kort geding heeft deze procedure en, naar aan te nemen valt, vooral de kortstondige tenuitvoerlegging van de veroordeling tot lijfsdwang, een heilzaam effect gehad op zijn attitude, zodat in die zin sprake is van veranderde omstandigheden.
4.9.
Het vonnis betreft bovendien de versterking van een alimentatieverplichting die bij beschikking van 9 januari 2013 is vastgesteld, en dus zal berusten op inkomensgegevens waarvan de kans groot is dat die allesbehalve actueel meer zijn. Gelet op de veranderde opstelling van [de man] mag van [de vrouw] worden verlangd dat zij blijk geeft van haar bereidheid om te kijken naar de actuele financiële situatie van [de man] en niet slechts onderhandelt met het mes op tafel. Dat spreekt temeer nu aannemelijk is dat de kinderen van partijen schade ondervinden van het feit dat [de vrouw] -naar onbestreden is- nog herhaaldelijk laat weten dat zij opnieuw naar die bevoegdheid zou kunnen grijpen.
4.10.
Al met al acht de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat het door [de man] gedane laatste voorstel het maximaal haalbare is en dat van betalingsonwil thans geen sprake meer is. [de vrouw] misbruikt onder die omstandigheden haar bevoegdheid om nakoming van de alimentatiebeschikking af te dwingen, voor zover die dreiging wordt ingezet om [de man] te dwingen tot betaling van meer dan waartoe hij in staat is.
4.11.
Namens [de vrouw] is op zichzelf terecht aangevoerd dat schorsing van de bevoegdheid om de beschikking door middel van lijfsdwang ten uitvoer te leggen veronderstelt dat het vonnis nog aantastbaar is, terwijl het hoger beroep tegen dat vonnis is ingetrokken. Dat brengt echter niet mee dat voor een verbod om die beschikking ten uitvoer te leggen geen plaats zou zijn. De voorzieningenrechter zal die tenuitvoerlegging verbieden en bepalen dat [de man] aan dat verbod na verloop van een maand na heden slechts rechten kan ontlenen indien hij maandelijks voor het eerste van de maand € 850,00 voldoet en op de achterstand voor het verstrijken van die maand € 10.000,00 heeft ingelost.
4.12.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
verbiedt de tenuitvoerlegging van het vonnis van 19 februari 2014,
5.2.
bepaalt dat [de man] aan dit vonnis na 25 oktober 2014 slechts rechten kan ontlenen indien hij op dat moment € 10.000,00 op de achterstand heeft ingelost en zolang hij telkens voor de eerste van de maand bij vooruitbetaling minimaal € 850,00 per maand aan [de vrouw] voldoet, totdat tussen partijen een andere regeling geldt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. S. van der Salm-van Gelderen op 25 september 2014. [1]

Voetnoten

1.type: 1053