In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 23 september 2014 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van een 71-jarige verzoeker wiens rijbewijs ongeldig was verklaard door de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) en die een alcoholslotprogramma opgelegd had gekregen. Het primaire besluit van het CBR was genomen naar aanleiding van een mededeling van de regiopolitie Noord-Holland Noord, waarin werd gesteld dat de verzoeker op 6 juli 2014 had geweigerd mee te werken aan een ademonderzoek na een verkeersovertreding. De verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om schorsing van de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
Tijdens de zitting op 23 september 2014 heeft de verzoeker verklaard dat hij zich gestrest voelde en onder druk gezet, en dat hij geen lucht kreeg om te blazen. Hij heeft ook verzocht om een bloedproef, omdat hij diabetes heeft en zijn medicijnen moest innemen. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het in deze situatie redelijk zou zijn geweest om de verzoeker de mogelijkheid te bieden om een bloedproef te ondergaan.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat de belangen van de verzoeker, die afhankelijk is van zijn auto vanwege zijn medische situatie, zwaarder wegen dan het algemeen belang van de verkeersveiligheid. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing toegewezen en het primaire besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. Tevens is het CBR opgedragen het betaalde griffierecht van € 165,- aan de verzoeker te vergoeden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker tot een bedrag van € 974,-.