ECLI:NL:RBNHO:2014:9067

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
26 september 2014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1482
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot geslachtsnaamswijziging van een minderjarige en de juridische status van de ouder

In deze zaak heeft eiseres, na haar scheiding in 2006, een verzoek ingediend om de geslachtsnaam van haar dochter te wijzigen van [naam 1] naar [naam 2]. De dochter, geboren in 2004, heeft de achternaam van de ex-partner van eiseres, die niet als juridisch ouder wordt erkend omdat zij de dochter niet heeft geadopteerd. De ex-partner heeft bezwaar gemaakt tegen de geslachtsnaamswijziging, wat leidde tot de vraag of zij als 'ouder' kan worden beschouwd in de zin van het Besluit geslachtsnaamswijziging.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de ex-partner geen juridisch ouder is van de dochter, aangezien de dochter niet door haar is geboren of geadopteerd. Dit betekent dat de toestemming van de ex-partner voor de geslachtsnaamswijziging niet vereist is. De rechtbank heeft het bestreden besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie vernietigd, omdat het niet deugdelijk gemotiveerd was en in strijd met de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om schadevergoeding afgewezen, maar wel bepaald dat het betaalde griffierecht van € 165,- aan eiseres moet worden vergoed. De proceskosten zijn vastgesteld op € 974,-, die ook door verweerder aan eiseres moeten worden betaald. De uitspraak is openbaar gedaan op 1 oktober 2014.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/1482

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2014 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. E.M. Bosscher),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder

(gemachtigde: mr. L.C. van der Linde).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde partij].

Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om de geslachtsnaam van haar dochter te wijzigen van [naam 1] in [naam 2] afgewezen.
Bij besluit van 27 februari 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2014. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is in persoon verschenen, vergezeld door [naam 3].

Overwegingen

1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Op 1 april 2004 is eiseres bevallen van een dochter (de dochter). Blijkens een akte van naamskeuze, opgemaakt op 24 november 2003, is voor de dochter gekozen voor de geslachtsnaam [naam 1]. De dochter is niet geadopteerd door [derde partij].
Op 8 juni 2006 is het huwelijk van eiseres en [derde partij] ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. Eiseres en [derde partij] hebben gezamenlijk gezag over de dochter en een zoon.
Bij beschikking van 10 april 2013 heeft de rechtbank Noord-Holland vervangende toestemming verleend voor het indienen van een verzoek om geslachtsnaamswijziging van de dochter door eiseres.
2.
Verweerder heeft de aanvraag geslachtsnaamswijziging afgewezen omdat de andere ouder bedenkingen heeft tegen de geslachtsnaamswijziging en niet wordt voldaan aan één van de gronden zoals vermeld in artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, 1° tot en met 3° van het Besluit geslachtsnaamswijziging (het Besluit).
3.1
Op grond van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, van het Besluit wordt het verzoek tot geslachtsnaamswijziging van een minderjarige afgewezen, indien een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaren, tenzij:
1°. de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, onherroepelijk is veroordeeld wegens het plegen tegen de minderjarige van een van de misdrijven, omschreven in de titels XIII tot en met XV en XVIII tot en met XX van het tweede boek van het Wetboek van Strafrecht, waarbij onder misdrijf wordt begrepen medeplichtigheid aan en poging tot misdrijf;
2°. de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, van het gezag over het kind is ontzet; of
3°. verzoekers aantonen dat de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, en het kind niet meer dan gedurende een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding, bedoeld in het tweede lid, in gezinsverband hebben samengeleefd.
3.2
Tussen 1 april 1998 en 1 april 2014, derhalve ten tijde van de geboorte van de dochter, was in artikel 1:198 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaald dat moeder van een kind de vrouw is uit wie het kind is geboren of die het kind heeft geadopteerd.
4.1
Eiseres heeft aangevoerd dat [derde partij] geen juridisch ouder is van de dochter. De dochter is niet door [derde partij] erkend, noch geadopteerd. Eiseres meent dat nu [derde partij] geen juridisch ouder is van de dochter, haar toestemming voor het wijzigen van de geslachtsnaam in het geheel niet vereist is.
4.2
Verweerder heeft [derde partij] in het bestreden besluit aangemerkt als ouder. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd aangegeven te zijn afgegaan op de eerdergenoemde beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 10 april 2013. In deze beschikking is bovenaan blad 2 te lezen dat ‘de ouders’ gezamenlijk zijn belast met het gezag over de minderjarigen. Eiseres en[derde partij] vormden bij de geboorte van de dochter samen een gezin en oefenen gezamenlijk gezag uit over de dochter.
4.3
[derde partij] is naar het oordeel van de rechtbank geen juridisch ouder van de dochter omdat de dochter niet uit haar is geboren en ook niet door haar is geadopteerd. Dat [derde partij] belast is met het gezamenlijk gezag over de dochter maakt dit niet anders. De rechtbank ziet in het Besluit geen aanknopingspunten te oordelen dat het begrip ‘ouder’ in het Besluit anders dient te worden uitgelegd dan in het BW.
Dit brengt met zich mee dat in dit geval geen sprake is van de situatie zoals omschreven in artikel 3, vierde lid, onder d, van het Besluit, waarin een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige. Verweerder heeft om deze reden de weigering van [derde partij] ten onrechte aan de afwijzing van het verzoek ten grondslag gelegd.
5.
Gelet op het bovenstaande is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd. Het beroep is gegrond. Het besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten. Verweerder dient daarom een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7.1
Het verzoek van eiseres om schadevergoeding wijst de rechtbank af, aangezien dit verzoek niet is gemotiveerd noch onderbouwd.
7.2
Gelet op de gegrondverklaring bepaalt de rechtbank verder dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
7.3
De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 974,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank verklaart:
  • beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,- te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 974,- te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A.J. Hübel, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2014.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.