ECLI:NL:RBNHO:2014:9443
Rechtbank Noord-Holland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering afgewezen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 september 2014 uitspraak gedaan over een verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsanering van de schuldenaar, die eerder was toegelaten tot de schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, geboren op 20 september 1967, had een schuld aan het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) van € 42.850,05 en een vordering van de schuldeiser van € 2.081,35. De schuldenaar had eerder verzocht om verlaging van zijn alimentatieplicht, maar deze verzoeken waren afgewezen. De schuldeiser verzocht op 5 juni 2014 om beëindiging van de schuldsanering, stellende dat er feiten waren die, indien bekend bij de toelating, tot afwijzing van het verzoek zouden hebben geleid. Tijdens de zitting op 11 september 2014 zijn zowel de schuldeiser als de schuldenaar gehoord, bijgestaan door hun respectieve advocaten.
De rechtbank oordeelde dat de schuldenaar niet te goeder trouw had gehandeld bij het ontstaan van zijn schulden, maar dat dit niet voldoende was om de schuldsanering te beëindigen. De rechtbank benadrukte dat de schuldenaar zijn situatie openhartig had besproken met de bewindvoerder en dat er geen recente verwijtbare handelingen waren vastgesteld. De rechtbank concludeerde dat er inmiddels sprake was van een positieve wending in de situatie van de schuldenaar en dat het verzoek van de schuldeiser tot beëindiging van de schuldsanering werd afgewezen. De rechtbank weigerde derhalve de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.