In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 24 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkneemster van Kindercentrum De Blokkendoos B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn. De zaak betreft een aanwijzing die aan het kindercentrum is gegeven op basis van artikel 1.65 van de Wet kinderopvang en kwaliteitsregels peuterspeelzalen (Wkkp). De werkneemster, eiseres, was het niet eens met de aanwijzing die haar verbood om als beroepskracht en leidinggevende op te treden bij het kindercentrum. De rechtbank oordeelde dat eiseres, ondanks het faillissement van KDB, een eigen, rechtstreekse belang had bij de beoordeling van het bestreden besluit, omdat zij mogelijk schade zou ondervinden in haar carrièremogelijkheden en reputatie. De rechtbank concludeerde dat de aanwijzing niet disproportioneel was, aangezien deze niet leidde tot sluiting van het kindercentrum, maar enkel tot een beperking van de rol van eiseres. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de aanwijzing van de gemeente, waarbij werd opgemerkt dat de aanwijzing een termijn/voorwaarde bevatte die de mogelijkheid openliet voor eiseres om in de toekomst weer als beroepskracht of leidinggevende werkzaam te zijn, mits zij zou voldoen aan de vereiste kwaliteiten en competenties.