ECLI:NL:RBNHO:2015:1050
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.A. Otter
- A.C.M. Rutten
- D. Gruijters
- Rechtspraak.nl
Bewezenverklaring van opzettelijke invoer van cocaïne op Schiphol
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 6 november 2014 op Schiphol werd aangehouden. De verdachte, geboren op Curaçao en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De officier van justitie, mr. A. van Eck, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Tijdens de zitting heeft de raadsvrouw van de verdachte, mr. L. Baroud, aangevoerd dat de lijfsvisitatie onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van schuld zou zijn. De rechtbank verwierp dit verweer, stellende dat douanebeambten op Schiphol bevoegd zijn om reizigers te controleren zonder dat er een verdenking vereist is. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk cocaïne had ingevoerd, gebaseerd op de aangetroffen hoeveelheid van 1,3 kilogram, die was vastgesteld door het Nederlands Forensisch Instituut.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank legde een gevangenisstraf van negen maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank overwoog dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne bestemd moest zijn voor verdere verspreiding en dat de verspreiding van cocaïne gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning.