In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 november 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak. De officier van justitie heeft gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, en de verdachte heeft ter terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de bekennende verklaring en verschillende proces-verbaal documenten als bewijs gebruikt, waaronder een deskundigenrapport van het Douane Laboratorium.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is eerder veroordeeld voor opiumdelicten en heeft het feit gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de hoeveelheid cocaïne (2102 gram) en de schadelijkheid voor de gezondheid van personen in overweging genomen. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, met aftrek van de tijd die hij in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.