ECLI:NL:RBNHO:2015:10542

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
2 december 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4772
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgevingsvergunning asfalteren wegdijk Spaarndam West

Op 2 december 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het asfalteren van het wegdek op de dijk in Spaarndam West. De gemeente Haarlem had op 7 oktober 2015 een omgevingsvergunning verleend voor deze werkzaamheden. Verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen dit besluit, vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat er al voorbereidende werkzaamheden waren gestart en de daadwerkelijke werkzaamheden tot 11 januari 2016 waren uitgesteld.

De voorzieningenrechter overwoog dat de spoedeisendheid van het verzoek voortkwam uit de reeds begonnen werkzaamheden en dat het belang van verzoeker om niet geconfronteerd te worden met een moeilijk omkeerbare situatie zwaarder woog dan het belang van verweerder om de werkzaamheden op 16 januari 2016 te starten. De voorzieningenrechter concludeerde dat het besluit van de gemeente Haarlem om de omgevingsvergunning te verlenen niet zonder meer in stand kon blijven, omdat de adviezen van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit en de architectuurhistoricus wezen op mogelijke aantasting van de schoonheid en het karakter van het beschermd dorpsgezicht.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, het besluit van 7 oktober 2015 geschorst en verweerder opgedragen het betaalde griffierecht aan verzoeker te vergoeden. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 490,-. De uitspraak werd openbaar gedaan en er stond geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/4772
uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 december 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. S. Essakkili (DAS Rechtsbijstand)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder,

gemachtigde: mr. A.F. van Heusden.

Als derde-partij neemt aan het geding deel de Gemeente Haarlem.

Procesverloop

Bij besluit van 7 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder de gemeente Haarlem omgevingsvergunning verleend voor het asfalteren van het wegdek op de dijk in Spaarndam West.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2015. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder is tevens aanwezig ing. [naam 1] en [naam 2] . Namens de derde partij is aanwezig ing. [naam 3] .

Overwegingen

1. Artikel 8:81 Awb bepaalt dat de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Daarbij komt aan de orde de vraag of het besluit in bezwaar in stand zal blijven.
Het spoedeisend belang wordt ingegeven door het feit dat er inmiddels voorbereidende werkzaamheden plaatsvinden. De daadwerkelijke werkzaamheden zijn als gevolg van het verzoek om voorlopige voorziening tot 11 januari 2016 uitgesteld.
2.1
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald.
2.2
Op grond van artikel 2.11, eerste lid van de Wabo wordt, voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b, waaromtrent regels zijn gesteld in een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit, de omgevingsvergunning geweigerd indien het werk of de werkzaamheid daarmee in strijd is of in strijd is met de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening.
Op grond van artikel 2.11, tweede lid van de Wabo wordt, indien sprake is van strijd met de regels, bedoeld in het eerste lid, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
3.1
Op het onderhavige perceel is van toepassing het bestemmingsplan “Hekslootgebied & Spaarndam”, waar de bestemmingen “Verkeer”, met als dubbelbestemmingen “Waarde-archeologie”, “Waarde-beschermd dorpsgezicht” en “Waterstaat – waterkering” gelden.
3.2
Op grond van artikel 15.1 onder a van de bestemmingsplanbepalingen zijn de voor ‘verkeer' aangewezen gronden bestemd voor wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie.
3.3
Op grond van artikel 21.1, onder a van de bestemmingsplanbepalingen zijn, voor zover relevant, de voor “Waarde- beschermd dorpsgezicht” aangewezen gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de met het beschermd dorpsgezicht verbonden cultuurhistorische waarde, zoals nader omschreven in de toelichting bij de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht. Deze dubbelbestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Voor zover op de verbeelding nog andere dubbelbestemmingen zijn aangegeven, is de voorrangsbepaling zoals opgenomen in lid 2 van toepassing.
Op grond van artikel 21.5, eerste lid, onder a van de bestemmingsplanbepalingen is het verboden op of in de gronden met de bestemming “Waarde - beschermd dorpsgezicht” zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het aanleggen, verwijderen of wijzigen van oppervlakteverhardingen van
gronden, bestemd voor de bestemming “Verkeer”.
Op grond van het vierde lid verlenen burgemeester en wethouders de in sub 1 bedoelde vergunning niet, indien door de in dat lid genoemde werken en werkzaamheden de
schoonheid en het karakter van het beschermd dorpsgezicht worden
aangetast.
4. Verzoeker voert onder meer aan dat vraagtekens kunnen worden gezet bij het rode asfalt voor wat betreft de passendheid in een beschermd dorpsgezicht. De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit is hier volgens verzoeker niet in gekend.
5.1
Verweerder heeft aanlegvergunning verleend op grond van artikel 2.1 en 2.11 van de Wabo. In verband met het bepaalde in artikel 21.5, vierde lid, van de bestemmingsplanbepalingen heeft verweerder de aanvraag voor advies voorgelegd aan de afdeling DVV, de architectuurhistoricus. Het advies luidt als volgt:
“In een beschermd stadsgezicht is het uitgangspunt het behoud van de historisch-ruimtelijke kwaliteiten van de omgeving. Ingrepen in de omgeving zijn wel mogelijk, maar worden afgewogen tegen de historische kwaliteit: de ingreep moet altijd de kwaliteit van de historische omgeving ondersteunen of versterken. Zij mogen daar geen afbreuk aan doen.
In een dergelijke kwetsbare historische omgeving is de toepassing van materialen met een oneigenlijke uitstraling ongewenst. Zij is geen ondersteuning of versterking van de authenticiteit van de historische omgeving, maar doet afbreuk aan de authenticiteit van de omgeving.
Dat geldt ook voor asfalt met klinkerprint. Waar de sfeer van klinkers gewenst is, maar er om diverse redenen niet gekozen kan worden voor daadwerkelijke klinkerbestrating, verdient het aanbrengen van regulier zwart asfalt met zo min mogelijk strepen en aanduidingen toch de voorkeur. Er is dan wel geen sprake van een versterking van de historische kwaliteiten, maar er wordt ook geen afbreuk gedaan aan de authenticiteit van de omgeving.
Los van het beschermde gezicht speelt ook mee dat de Spaarndammerdijk volgens de NRK
(Voorzieningenrechter: Nota Ruimtelijke Kwaliteit)onder de bijzondere regie met als typologie ‘historische route’ valt.
Kijkend naar de continuïteit van de lange lijn is rood asfalt discutabel. Om deze redenen wordt aangeraden om voor regulier zwart asfalt te kiezen. Het advies op de aanvraag voor rood asfalt met streetprint is negatief.”
5.2
Voorts heeft verweerder in verband met de weigeringsgrond van artikel 21.5, vierde lid, van de bestemmingsplanbepalingen advies gevraagd aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit.
Samengevat luidt dit advies: “niet akkoord omdat het ontwerp niet voldoet aan de ruimtelijke kwaliteitscriteria voor het onderdeel Routes, toegespitst op de in het beschermde dorpsgezicht gelegen Spaarndammerdijk ten aanzien van cultuurhistorie als essentieel beeldkenmerk van de route als zijnde leidend bij herinrichting, handhaving of herstel van de profilering vanuit de historische ontstaansgeschiedenis en authentiek materiaalgebruik, in casu asfalt of gebakken klinkers.”
5.3
Naar aanleiding van deze adviezen concludeert verweerder in het bestreden besluit dat de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het advies van de architectuurhistoricus en de Adviescommissie Ruimtelijk Beleid (de voorzieningenrechter neemt aan dat wordt bedoeld Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit) en besluit verweerder de omgevingsvergunning te verlenen. Verweerder overweegt daartoe dat er in verband met de veiligheid voor is gekozen een contrast aan te brengen in de manier waarop de weg eruit ziet. Daarom is het van belang dat het asfalt van kleur verschiet, dat er een streetprint in zit en dat de rijbaan visueel wordt versmald. Verkeerskundig is het dus juist heel wenselijk om een rijbaan te maken die zoveel mogelijk lijkt op een klinkerstraatje. Op de kruispunten is de illusie gewekt van drempels die ervoor moeten zorgen dat het verkeer rustig rijdt.
6. Uit vorenstaande volgt dat de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, anders dan verzoeker stelt, om advies is gevraagd naar aanleiding van de gevraagde omgevingsvergunning. De overweging van verweerder in het bestreden besluit dat de verkeersveiligheid zwaarder weegt dan het advies van de architectuurhistoricus en de Adviescommissie Ruimtelijk Beleid (Ruimtelijke Kwaliteit) is echter niet in overeenstemming met het bepaalde in artikel 21.5, vierde lid, van de bestemmingsplanbepalingen. Nu uit de adviezen volgt dat de werkzaamheden de schoonheid en het karakter van het beschermd dorpsgezicht aantasten, is sprake van een weigeringsgrond voor de aanlegvergunning.
Op grond van artikel 2.11, tweede lid van de Wabo dient de aanvraag dan mede te worden aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 Wabo niet mogelijk is. Verweerder heeft deze bepaling en procedure niet gevolgd. Daarom kan het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning in bezwaar niet zonder meer in stand blijven. Het subsidiaire standpunt van verweerder in het verweerschrift leidt niet tot een ander oordeel.
7.1
In het verweerschrift neemt verweerder echter een ander, primair, standpunt in. In het verweerschrift merkt verweerder op dat het advies van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit in ambtelijk mandaat is gegeven en dat deze commissie bij nader inzien heeft besloten het plan in de plenaire commissie te behandelen en niet in ambtelijk mandaat. De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit heeft zich vervolgens in plenaire commissie bijeen van advies onthouden. Blijkens het verslag van deze adviescommissie van 6 oktober 2015 heeft de commissie zich van het uitbrengen van advies onthouden aangezien vóór het moment van advies een onomkeerbare beslissing over de uitvoering is genomen. De commissie wijst er blijkens het verslag op dat de Spaarndammerdijk onderdeel is van het beschermd dorpsgezicht en dat het vernieuwen van de asfaltlaag consequenties kan hebben voor de wordingsgeschiedenis.
7.2
Voorts schrijft verweerder in het verweerschrift dat in de toelichting die hoort bij de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht geen voorschriften worden gegeven over de wijze van bestraten en dat daarom de waarde van het beschermd dorpsgezicht maar in zeer beperkte en subjectieve mate wordt beïnvloed door de wijze van bestraten. Verweerder stelt zich in het verweerschrift primair op het standpunt dat de schoonheid en het karakter van het dorpsgezicht, zoals deze is omschreven in de toelichting, niet door de wijze van asfalteren wordt aangetast, nu het verloop en de breedte van de weg gelijk blijven en er gebruik wordt gemaakt van kleuren die landelijk gebruikelijk zijn voor het asfalteren van wegen, waardoor de weg als weg herkenbaar blijft in het landschap.
Verweerder redeneert naar analogie van de mogelijkheid van vergunningvrij bouwen in beschermd stadsgezicht in het Bor voor bouwwerken als vuilcontainers en abri’s omdat deze inmiddels gebruikelijk zijn in het straatbeeld, dat hetzelfde kan worden gezegd van asfalt. Waar zwart in het verleden weliswaar de norm was voor asfalt, wordt rood asfalt inmiddels veelvuldig toegepast en niet meer ervaren als bijzondere kleur. Het aanbrengen van strepen en aanduidingen op een wegdek is onvermijdelijk.
7.3
Verweerder heeft blijkens het verweerschrift voorts acht geslagen op de Nota Ruimtelijke Kwaliteit, waarin ten aanzien van de Spaarndammerdijk als route het volgende is opgenomen; “(Dis-)continuïteit profiel vanuit historische ontstaansgeschiedenis handhaven. Inrichting ondergeschikt aan specifieke ruimtelijke condities”. Een ruimtelijke conditie is de verkeersveiligheid van de weg.
Blijkens de Nota Ruimtelijke Kwaliteit, zo vervolgt verweerder in het verweerschrift, is niet van toepassing op de Spaardammerdijk “Informele inrichting passend bij landschappelijk karakter: zwart asfalt, weinig strepen en aanduidingen” en “Cutuurhistorie is dermate essentieel voor het beeldmerk van de route dat deze leidend is bij de herinrichting”. Wanneer de adviezen naast de Nota Ruimtelijke Kwaliteit worden gelegd, dan valt volgens verweerder op dat het advies van de architectuurhistoricus hiervan afwijkt, omdat een voorkeur wordt uitgesproken voor een vorm van bestrating die de Nota Ruimtelijke Kwaliteit juist niet van toepassing verklaart.
7.4
Verweerder stelt zich in het verweerschrift op het standpunt dat in het advies van de architectuurhistoricus en in het oorspronkelijke advies van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit onvoldoende blijkt van een integrale afweging.
Verweerder meent dat de omgevingsvergunning terecht is verleend.
8. De voorzieningenrechter begrijpt dat verweerder zich met de in het verweerschrift gegeven motivering, anders dan in het bestreden besluit, thans en bij de behandeling van het bezwaarschrift, primair op het standpunt stelt en zal stellen dat de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning is gevraagd, de schoonheid en het karakter van het beschermd dorpsgezicht niet aantasten, zodat de omgevingsvergunning op grond van artikel 2.11, eerste lid, van de Wabo kan worden verleend nu zich geen weigeringsgrond voordoet, zodat de procedure van artikel 2.12 van de Wabo niet hoeft te worden gevolgd. Verweerder wijkt met dit standpunt en eigen oordeel over de aantasting van de schoonheid en het karakter van het beschermd dorpsgezicht af van het advies van de architectuurhistoricus en het aanvankelijke advies van de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, omdat deze adviezen geen blijk geven van een integrale afweging.
9. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding vooruit te lopen op de uitkomst van recht- en doelmatigheidstoets van (de gewijzigde motivering van) het besluit, die in bezwaar nog dient plaats te vinden en waarbij verweerder zich dient af te vragen of op goede gronden wordt afgeweken van het advies of de adviezen van de deskundige(n). De voorzieningenrechter onthoudt zich dan ook van een voorlopig oordeel over de uitkomst van de bezwaarprocedure.
10. Dat betekent dat het verzoek om voorlopige voorziening zal worden beoordeeld op basis van een belangenafweging, waarbij aan het belang van verzoeker om niet te worden geconfronteerd met een moeilijk omkeerbare situatie zwaarder weegt dan het belang van verweerder om op 16 januari 2016 een aanvang te kunnen nemen met de daadwerkelijke werkzaamheden. Gesteld noch gebleken is dat op de Spaarndammerdijk sprake is van een situatie die geen uitstel meer duldt. Daarbij heeft de voorzieningenrechter overwogen dat verweerder het er toe kan doen leiden dat de bezwaarprocedure voortvarendheid ter hand wordt genomen, zodat vertraging beperkt kan blijven. Een voorlopige voorziening wordt getroffen als hierna bepaald.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
12. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 490,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing:

De voorzieningenrechter:
  • schorst het besluit van 7 oktober 2015 tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 167,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 490,-
Deze uitspraak is gedaan mr. J.M. Janse van Mantgem, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 december 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.