ECLI:NL:RBNHO:2015:10543

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 september 2015
Publicatiedatum
2 december 2015
Zaaknummer
4056888 \ CV EXPL 15-3511
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van opposant in verzet tegen verstekvonnis

In deze zaak heeft de kantonrechter te Haarlem op 10 september 2015 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, vertegenwoordigd door mr. J. Veninga, heeft verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 31 oktober 2007, waarbij hij was veroordeeld tot betaling van € 5.000,00 aan de geopposeerde, die werd vertegenwoordigd door het kantoor Van der Vleuten & Van Hooff. De opposant stelde dat hij niet op de hoogte was van het verstekvonnis, omdat de betekening niet op de juiste wijze had plaatsgevonden. De geopposeerde voerde aan dat de verzettermijn al was verstreken, omdat er verschillende executiemaatregelen waren genomen en de opposant op de hoogte was van de inhoud van het vonnis.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de betekening van het verstekvonnis niet op de juiste wijze had plaatsgevonden, aangezien de stukken in een gesloten envelop waren achtergelaten. Dit betekende dat de verzettermijn niet was gaan lopen op de datum van betekening. Echter, de rechter oordeelde dat de curator van de opposant, die was benoemd na het faillissement van de opposant, wel op de hoogte was van het vonnis en de executiemaatregelen. Hierdoor kon de kennis van de curator aan de opposant worden toegerekend, wat leidde tot de conclusie dat de verzetstermijn ruimschoots was verstreken.

De kantonrechter verklaarde de opposant niet-ontvankelijk in zijn vordering en veroordeelde hem tot betaling van de proceskosten aan de geopposeerde. De uitspraak benadrukt het belang van correcte betekening en de gevolgen van faillissement voor de kennisgeving van vonnissen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 4056888 \ CV EXPL 15-3511
Uitspraakdatum: 10 september 2015
Vonnis in de zaak van:
[opposant]
wonende te [woonplaats]
opposant
verder te noemen: [opposant]
gemachtigde: mr. J. Veninga
toevoegingsnummer: 4LD9531
tegen
[geopposeerde]
wonende te [woonplaats]
geopposeerde
verder te noemen: [geopposeerde]
gemachtigde: Van der Vleuten & Van Hooff

1.Het procesverloop

1.1.
[geopposeerde] heeft bij dagvaarding van 18 oktober 2007 een vordering tegen [opposant] ingesteld. [opposant] is niet verschenen en is bij verstekvonnis van de kantonrechter te Haarlem van 31 oktober 2007 veroordeeld. Bij dagvaarding van 9 april 2015 is [opposant] in verzet gekomen tegen dat vonnis.
1.2.
[geopposeerde] heeft schriftelijk geantwoord in oppositie en geantwoord in reconventie. [opposant] heeft hierop gerepliceerd, waarna [geopposeerde] heeft gedupliceerd in reconventie.

2.De feiten

2.1.
In de periode maart tot en met mei 2007 heeft [geopposeerde] timmerwerkzaamheden verricht voor [opposant] ten behoeve van een project in Zandvoort.
2.2.
De kantonrechter heeft [opposant] bij genoemd verstekvonnis van 31 oktober 2007 veroordeelt tot betaling van € 5.000,00 wegens onbetaald gelaten facturen, buitengerechtelijke kosten en rente, te vermeerderen met contractuele rente over € 4.680,00 en de proceskosten.
2.3.
Op 7 februari 2008 is het verstekvonnis betekend aan [opposant] en heeft de deurwaarder het exploot in een gesloten envelop achtergelaten op [adres]
2.4.
Op 9 april 2008 heeft [geopposeerde] executoriaal beslag gelegd op de roerende zaken van [opposant] , een auto met [kentekennummer] en aanhangwagen met [kentekennummer]
2.5.
Op 28 april 2008 is door [geopposeerde] derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. ten laste van [opposant] . Dit beslag is overbetekend op 29 april 2008 aan [opposant] en in een gesloten envelop achtergelaten op [adres] .
2.6.
[opposant] is op 21 oktober 2008 failliet verklaard. Mr. W.S.J. Steenhuisen is daarbij tot curator benoemd. [geopposeerde] heeft op 27 oktober 2008 een vordering ad € 7.140,70 ingediend bij de curator, waarvan de curator op 3 november 2008 de ontvangst heeft bevestigd. Op 23 juni 2009 is het faillissement van [opposant] opgeheven wegens de toestand van de boedel. De curator heeft [geopposeerde] bericht dat aan de preferente en concurrente schuldeisers geen uitkering kon worden gedaan.
2.7.
Op 28 mei 2010 is door [geopposeerde] derdenbeslag gelegd onder de ING Bank N.V. ten laste van [opposant] .
2.8.
[geopposeerde] heeft op 13 december 2011 beslag gelegd op de auto van [opposant] met [kentekennummer] . Een proces-verbaal hiervan is op 16 december 2011 betekend aan [opposant] en achtergelaten in een gesloten envelop op [adres]
2.9.
Op 12 september 2014 heeft [geopposeerde] loonbeslag gelegd onder de werkgever van [opposant] , [Naam Werkgever] Dezelfde dag heeft [geopposeerde] het proces-verbaal van die beslaglegging betekend aan [opposant] en achtergelaten in een gesloten envelop op [adres]
2.10.
[geopposeerde] heeft [de werkgever] op 16 oktober 2014 en 10 november 2014 gesommeerd de 476a Rv-verklaring af te geven. [geopposeerde] heeft [de werkgever] tegen 24 december 2014 gedagvaard tot betaling van € 10.346,33. Op 11 maart 2015 heeft [geopposeerde] het vonnis in die procedure betekend aan [de werkgever]
2.11.
De gemachtigde van [opposant] heeft op 12 maart 2015 bij de gemachtigde van [geopposeerde] stukken opgevraagd. Aan dit verzoek is voldaan doordat op vrijdag 13 maart 2015 per post de dagvaarding met bijlagen zijn toegezonden.

3.De vordering in verzet

3.1.
[opposant] vordert hem tot goed opposant te verklaren en hem te ontheffen van de veroordeling welke bij gemeld verstekvonnis tegen hem is uitgesproken. Ook vordert [opposant] om de vordering van [geopposeerde] in verzet af te wijzen en [geopposeerde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[opposant] stelt dat [geopposeerde] geen acties jegens hem heeft ondernomen die ertoe hebben geleid dat hij bekend is geworden met de inhoud van het verstekvonnis. De door [geopposeerde] in het geding gebrachte exploten zijn geen van allen aan [opposant] in persoon betekend. Verder blijkt niet dat [opposant] een daad van bekendheid heeft verricht en betwist [opposant] met de deurwaarder te hebben gebeld. Ook de indiening van de vordering bij de curator doet de verzettermijn niet starten, omdat niet blijkt dat de vordering naar de curator is gezonden noch dat de curator [opposant] van de inhoud van het vonnis op de hoogte heeft gesteld. Verder heeft er geen verificatievergadering plaatsgevonden. De verzettermijn is niet eerder gaan lopen dan
16 maart 2015, de dag dat de deurwaarder de stukken betreffende het verstekvonnis aan de gemachtigde van [opposant] heeft toegestuurd.
3.3.
Verder stelt [opposant] dat [geopposeerde] zijn vordering onvoldoende heeft onderbouwd, onder meer doordat de in de dagvaarding opgesomde facturen niet in het geding zijn gebracht. Daarbij komt dat [geopposeerde] ook geen reële werkzaamheden heeft verricht die enige factuur rechtvaardigen. Voorzover [geopposeerde] al iets heeft geproduceerd dan was de kwaliteit daarvan abominabel. Doordat [geopposeerde] geen goed werk heeft geleverd is [opposant] van het project weggestuurd. Dit heeft tot gevolg gehad dat de betreffende opdrachtgever de factuur van [opposant] niet heeft voldaan en het project door een derde heeft laten afmaken, welke kosten op [opposant] zijn verhaald. Door toedoen van [geopposeerde] heeft [opposant] schade geleden van
€ 25.000,00, welk bedrag ex 6:127 BW dient te worden verrekend met de gepretendeerde vordering van [geopposeerde] .

4.Het verweer in oppositie

4.1.
[geopposeerde] betwist de vordering van [opposant] . Primair voert [geopposeerde] aan dat [opposant] het verzet niet tijdig heeft ingesteld aangezien de verzettermijn van vier weken al ruimschoots is verstreken. Die termijn gaat immers lopen vanaf de dag dat [opposant] een daad van bekendheid met de inhoud van het vonnis heeft verricht danwel vanaf de dag dat is aangevangen met de tenuitvoerlegging van het vonnis. De gemachtigde van [geopposeerde] heeft vanaf 7 februari 2008 tot en met 12 september 2014 executiemaatregelen en ambtshandelingen krachtens het gewezen verstekvonnis verricht jegens [opposant] . Naar aanleiding van die handelingen heeft [opposant] op 18 mei 2010, 16 november 2011, 14 december 2011, 17 september 2014 en 12 maart 2015 telefonisch contact opgenomen met de gemachtigde van [geopposeerde] . Uit deze contacten bleek dat [opposant] op de hoogte was van de inhoud van het vonnis. Tot slot was de curator volledig op de hoogte van de inhoud van het vonnis en de reeds uitgevoerde executiemaatregelen en ook daaruit moet volgen dat [opposant] volledig op de hoogte is geweest.
4.2.
Voorzover [opposant] als goed opposant wordt beschouwd betwist [geopposeerde] de vordering inhoudelijk. Ten tijde van het uitbrengen van de oorspronkelijke dagvaarding was [geopposeerde] geen verweer van [opposant] bekend. Bij gebrek aan wetenschap betwist [geopposeerde] dat hij zijn werkzaamheden niet goed zou hebben uitgevoerd en is hij nimmer door [opposant] in gebreke gesteld. Verder betwist [geopposeerde] de beweerdelijke schade en de door [opposant] opgevoerde schadeposten bij gebrek aan wetenschap, nu [opposant] heeft nagelaten een en ander te onderbouwen. Tot slot betwist [geopposeerde] dat de te verrekenen schade als een tegenvordering dient te worden uitgelegd.

5.De beoordeling

5.1.
Allereerst zal beoordeeld dienen te worden of [opposant] tijdig in verzet is gekomen. Door [geopposeerde] zijn het verstekvonnis en de daaruit volgende akten niet aan [opposant] in persoon betekend. Met een achterlating in een gesloten envelop ex artikel 47 Rv kan, anders dan [geopposeerde] aanvoert, niet worden volstaan. Het standpunt van [geopposeerde] dat de termijn na betekening van het verstekvonnis op 7 februari 2008, dan wel na betekening van de andere akten daarna, is gaan lopen, dient te worden afgewezen.
5.2.
Vervolgens heeft [geopposeerde] aangevoerd dat [opposant] door telefonisch contact op te nemen met de deurwaarder telkens kort nadat de deurwaarder zijn ambtshandelingen had verricht, blijk heeft gegeven van bekendheid met het vonnis of het aangevangen zijn van de tenuitvoerlegging daarvan. Dat dergelijke telefonische contacten hebben plaatsgevonden wordt door [opposant] betwist en heeft [geopposeerde] niet nader onderbouwd. Echter, gelet op het faillissement van [opposant] en de zonder nadere voorwaarden te stellen acceptatie van die vordering door de curator, dient – gelet op het bepaalde in de artikelen 110 en 111 Fw - te worden geoordeeld dat in ieder geval de curator voldoende bekend is geworden met het vonnis. Deze kennis kan ook aan [opposant] worden toegerekend nu de curator ex de toepasselijke Recofa-richtlijnen van ieder openbaar verslag een afschrift aan de gefailleerde verzend en bij het eerste of tweede verslag een lijst van schuldeisers voegt. Dit betekent, dat gelet op de periode van het faillissement, de verzetstermijn van vier weken ruimschoots is verstreken.
5.3.
De conclusie is dat de kantonrechter [opposant] niet ontvankelijk zal verklaren in zijn vordering, nu hij niet als goed opposant kan worden aangemerkt.
5.4.
Gelet op deze uitkomst behoeft de door [opposant] gestelde te verrekenen vordering wegens schade ad € 25.000,00 geen verdere beoordeling aangezien hij deze vordering niet als zelfstandige tegenvordering heeft ingediend.
5.5.
De proceskosten komen voor rekening van [opposant] , omdat hij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart [opposant] niet-ontvankelijk;
6.2.
veroordeelt [opposant] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [geopposeerde] worden vastgesteld op een bedrag van € 500,00 aan salaris van de gemachtigde van [geopposeerde] .
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en op 10 september 2015 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter