ECLI:NL:RBNHO:2015:11211

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
4303180 CV EXPL 15-5964
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • P.G. Vroom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van papegaaien tussen professionele partijen; geschil over koopsom en betalingsverplichting

In deze zaak heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde partijen, die beiden vennoot zijn van een vennootschap onder firma. De vordering betreft de betaling van een restant van de koopsom voor dertien papegaaien die in augustus 2014 zijn verkocht. Eiser stelt dat de overeengekomen koopsom € 3.375,00 bedraagt, waarvan € 1.725,00 is betaald, en dat gedaagde nog € 1.650,00 verschuldigd is. Gedaagde betwist de hoogte van de koopsom en stelt dat deze € 2.350,00 bedraagt, met een aanbetaling van € 1.825,00. Gedaagde heeft het restant van € 500,00 achtergehouden omdat de vogels ziek waren en er vijf zijn overleden. Eiser heeft echter geen garantie gegeven en het risico op overlijden is bij gedaagde komen te liggen. De kantonrechter oordeelt dat de overeengekomen koopsom € 3.375,00 is en dat gedaagde het resterende bedrag van € 1.650,00 moet betalen. De vordering tot betaling van rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, omdat niet is aangetoond dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door kantonrechter P.G. Vroom op 23 december 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
zaak/rolnr.: 4303180 \ CV EXPL 15-5964 WD
Uitspraakdatum: 23 december 2015 (bij vervroeging)

Vonnis in de zaak van:

[naam eiser] (hierna: [eiser] )
wonende te [woonplaats]
eisende partij
tegen
1.de vennootschap onder firma
V.O.F. [X]
gevestigd en kantoorhoudende [adres]
2. [naam] , vennoot van gedaagde sub 1
wonende [adres]
3. [Naam] , vennoot van gedaagde sub 1
wonende [adres]
gedaagde partijen
gedaagde partij sub 2 en 3 procederend in persoon
hierna: [gedaagde]

Het procesverloop

[eiser] heeft een vordering ingesteld, zoals omschreven in de dagvaarding d.d. 8 juli 2015.
[gedaagde] heeft bij antwoord verweer gevoerd.
Na beraad heeft de kantonrechter een comparitie gelast, die is gehouden op 14 december 2015, in aanwezigheid van partijen.
Van deze comparitie heeft de griffier aantekeningen gehouden.
De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
Ten slotte is heden uitspraak bepaald.

De vaststaande feiten

In augustus 2014 heeft [gedaagde] van [eiser] gekocht dertien papegaaien (caiques). [gedaagde] heeft gelijktijdig met de aankoop een contante aanbetaling gedaan onder de toezegging het restant later te voldoen. De vogels zijn aan [gedaagde] geleverd.
[eiser] heeft bij [gedaagde] aangedrongen op betaling van het restant.
[gedaagde] heeft dit geweigerd.
Op 25 oktober 2014 stuurt [gedaagde] aan [eiser] de volgende e-mail:
“3 roestkoppen en 2 zwartkoppen overleden.
Als je ons je rekeningnummer geeft dan maken we 400 euro naar je over.
Dit lijkt mij redelijk aangezien de rest dood is gegaan.”
[gedaagde] heeft de overleden vogels laten onderzoeken door Veterinair Centrum Holland Noord (VCHN). VCHN raporteert naar aanleiding van een onderzoek d.d. 7 september 2014 het volgende:
“Geen duidelijk resultaat voor plotseling dood papegaaien.”

Het geschil

[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een hoofdsom van € 1.650,00 te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 17 december 2014 alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten van € 247,50 (vermeerderd met rente), tot slot te vermeerderen met de kosten van dit geding.
[eiser] voert daartoe, kort gezegd, als volgt aan.
Partijen zijn een koopsom van € 3.375,00 overeengekomen, waarvan € 1.725,00 is betaald. Het restant te betalen bedrag is € 1.650,00. [gedaagde] weigert om het restant te voldoen. Gelet op de wanbetaling is [gedaagde] naast voormeld restant betaling verschuldigd van buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente.
[gedaagde] voert verweer op, kort gezegd, de navolgende gronden.
Partijen zijn een koopsom van € 2.350,00 overeengekomen, waarvan € 1.825,00 contant is aanbetaald. Het restant € 500,00 heeft [gedaagde] achtergehouden om de vogels eerst, zoals gebruikelijk, te laten testen op ziektes. Na thuiskomst met de vogels bleken de kroppen van de jonge vogels nog vol en hard te zijn. Uiteindelijk zijn vijf vogels overleden. [gedaagde] heeft voorgesteld om het restant van € 500,00 verminderd met de sectiekosten van € 100,00 dus in totaal een bedrag van € 400,00 te voldoen, maar hiermee ging [eiser] niet akkoord.
[eiser] heeft zich dreigend jegens [gedaagde] uitgelaten, en [gedaagde] zwartgemaakt op internet.

De beoordeling

De kantonrechter zal eerst bepalen wat de overeengekomen koopsom is, vervolgens bepalen welk bedrag in mindering is betaald en welk bedrag nog resteert en voorts bepalen of de door [gedaagde] ondervonden problemen met de vogels afdoen aan de betalingsverplichting ten aanzien van dit restant.
Partijen verschillen van mening over de overeengekomen koopsom. Naar het oordeel van de kantonrechter moet ervan uit worden gegaan dat partijen een koopsom van € 3.375,00 zijn overeengekomen. Ter zitting is onweersproken gesteld dat dit bedrag gebruikelijk is voor de door [gedaagde] aangekochte vogels. Het door [gedaagde] gestelde bedrag van € 2.350,00 is aanzienlijk lager. Daarbij komt dat niet is gebleken dat [gedaagde] voorafgaande aan deze procedure zich jegens [eiser] op het standpunt heeft gesteld dat [eiser] van een te hoge koopsom uitging.
Partijen verschillen van mening over de hoogte van het betaalde bedrag. Naar het oordeel van de kantonrechter moet ervan uit worden gegaan dat [gedaagde] het door [eiser] erkende bedrag van € 1.725,00 heeft betaald. [gedaagde] heeft gesteld een hoger bedrag te hebben betaald, hetgeen door [eiser] heeft betwist, maar [gedaagde] heeft geen bewijs geleverd of aangeboden van de door haar gestelde hoogte van de betaling.
Gelet op het voorgaande is het, in beginsel, te betalen restant te begroten op een bedrag van € 1.650,00.
Met betrekking op de vraag of de door [gedaagde] ondervonden problemen afbreuk doen aan de verplichting tot betaling van dit restant wordt als volgt overwogen.
Partijen zijn beiden professionele handelaren.
Niet gebleken is dat [eiser] enige garantie heeft afgegeven ten aanzien van de verkochte papegaaien. Dit betekent dat het risico op het overlijden vanaf het moment van levering is overgegaan op [gedaagde] .
Onder deze omstandigheden doet het overlijden van de papegaaien geen afbreuk aan de resterende betalingsverplichting. Het voorgaande is slechts anders voor zover komt vast te staan dat de papegaaien ten tijde van de levering iets mankeerden en zij daaraan zijn overleden. Hetgeen [gedaagde] hebben aangevoerd is onvoldoende om deze conclusie te rechtvaardigen. Bovendien heeft de door [gedaagde] ingeschakelde deskundige (VCHN) geen doodsoorzaak kunnen vaststellen.
[gedaagde] is betaling van het restant van €1.650,00 verschuldigd. Hetgeen partijen voor het overige hebben aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Het bedrag is toewijsbaar.
De gevorderde rente en kosten kunnen als zijnde onweersproken worden toegewezen, behoudens het navolgende.
De vordering tot betaling van rente over de buitengerechtelijke kosten wordt afgewezen, nu niet is gesteld dat [eiser] deze kosten daadwerkelijk heeft betaald.
[gedaagde] dient als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van de proceskosten wordt als volgt overwogen. De kosten van de dagvaarding zijn slechts toewijsbaar overeenkomstig de tarieven volgend uit het Btag (besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders).
Dat [gedaagde] gezamenlijk de onderneming voert binnen een vennootschap van partijen rechtvaardigt, dat zij hoofdelijk als na te melden worden veroordeeld.

De beslissing

De kantonrechter:
Veroordeelt [gedaagde] hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiser] tegen kwijting te betalen € 1.897,50, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.650,00 vanaf 17 december 2014 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [gedaagde] , hoofdelijk als voormeld, in de proceskosten, die tot heden voor [eiser] worden vastgesteld op een bedrag van € 319,13 [inclusief btw indien en voorzover door [gedaagde] verschuldigd], waaronder begrepen een bedrag van € 98,13 voor de dagvaarding (inclusief btw en verschotten).
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.G. Vroom, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 23 december 2015 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter