ECLI:NL:RBNHO:2015:12005

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
1 maart 2016
Zaaknummer
4074015 CV EXPL 15- 3722
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van omstandigheden bij het sluiten van overeenkomsten en de gevolgen voor de provisieovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 december 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een architect en bestuurder van een holding, en de besloten vennootschap Wilgenhaege Vermogensbeheer B.V. Eiser had een lening van €600.000 verstrekt aan Excentria VO B.V., een vastgoedvennootschap, en vorderde betaling van een provisie die Wilgenhaege hem verschuldigd was in verband met deze lening. Wilgenhaege betwistte de vordering en voerde aan dat de overeenkomst vernietigd moest worden wegens misbruik van omstandigheden, omdat eiser op de hoogte was van de financiële nood van Excentria en onredelijke voorwaarden had bedongen.

De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van misbruik van omstandigheden. De rechter stelde vast dat eiser een lening had verstrekt aan een professionele partij en dat de voorwaarden van de lening, inclusief de rente, niet onredelijk waren gezien de omstandigheden. De rechter wees de vordering van eiser tot betaling van de provisie toe en wees de tegenvordering van Wilgenhaege af. De rechter concludeerde dat de vordering tot betaling van de hoofdsom en de buitengerechtelijke kosten door Wilgenhaege niet was betwist en dat de proceskosten voor Wilgenhaege kwamen te liggen.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om bij het aangaan van overeenkomsten rekening te houden met de omstandigheden van de andere partij, maar ook dat niet elke ongunstige situatie automatisch leidt tot de conclusie dat er sprake is van misbruik van omstandigheden. De rechter heeft de vordering van eiser toegewezen en de vorderingen in reconventie van Wilgenhaege afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 4074015 CV EXPL 15- 3722
Uitspraakdatum: 2 december 2015
Vonnis in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. V.H.M. Vroon
tegen
de besloten vennootschap WILGENHAEGE VERMOGENSBEHEER B.V.
gevestigd te Haarlemmermeer
gedaagde
verder te noemen: Wilgenhaege
gemachtigde: mr. J.M.S. Banarsi

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 15 april 2015 een vordering tegen Wilgenhaege ingesteld. Wilgenhaege heeft schriftelijk geantwoord, daarbij producties overgelegd en een eis in reconventie ingesteld.
1.2.
Op 30 oktober 2015 heeft een zitting plaatsgevonden, waarbij [eiser] een conclusie van antwoord in reconventie heeft overgelegd en Wilgenhaege aan de hand van pleitnotities haar standpunt nader heeft toegelicht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten verder naar voren hebben gebracht.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is architect en bestuurder van [holding A. B.V.] Deze holding is enig aandeelhouder en bestuurder van HM Architecten B.V.
2.2.
Excentria Holding N.V. is de bestuurder van Excentria VO B.V. (hierna Excentria). Het bestuur van Excentria Holding wordt gevormd door Stichting [stichting] . Wilgenhaege Fondsen Management B.V.(kvknummer: 34229578) is de bestuurder van Stichting [stichting] .
2.3.
Wilgenhaege (kvknummer: 34133323) voert het management van Excentria. [betrokkene 1] was bevoegd om als indirect bestuurder Wilgenhaege te vertegenwoordigen. Wilgenhaege en Wilgenhaege Fondsen Management zijn beide 100% dochters van Wilgenhaege Groep Holding B.V. (kvknummer: 34103793).
2.4.
Excentria is een vastgoed vennootschap welk participaties in het fonds Excentria Holding (code 973841) administreert, waarin beleggers door aankoop van obligaties Exentria kunnen participeren. [eiser] was eigenaar van 350 van die obligaties en [holding A. B.V.] was eigenaar van 310 obligaties.
2.5.
Excentria had twee onroerend goed projecten in eigendom, te weten Kamperveste en Figeehal II. Syntrus Achmea Vastgoed B.V. (hierna: Syntrus) had vanwege een verstrekte financiering een eerste recht van hypotheek op Kamperveste en Rabobank (hierna: Rabo) een tweede recht van hypotheek. Rabo had een eerste recht van hypotheek op Figeehal II.
2.6.
[eiser] heeft in zijn hoedanigheid van architect werkzaamheden ten behoeve van Figeehal II verricht. Voor die werkzaamheden heeft HM Architecten een bedrag van €13.462,97 gefactureerd aan Wilgenhaege Vastgoed. De factuur is betaald.
2.7.
Bij brief van 15 maart 2012 heeft Syntrus aan Excentria laten weten dat de rentevaste periode van de hypothecaire geldlening (waarmee Kamperveste gefinancierd was), per
1 april 2012 zou aflopen. Zij heeft daarbij tevens aangegeven onder welke voorwaarden zij bereid was de lening nog tot uiterlijk 1 oktober 2012 voort te zetten.
2.8.
Bij brief van 15 juni 2012 schrijft Excentria Holding aan de Rabobank:
"(...) Behorende bij deze brief vindt u een nadere (cijfermatige) uiteenzetting van de (positieve) consequenties indien de Figeehal afgebouwd kan worden. Het afbouwen van de Figeehal betekent dat de Figeehal verhuurbaar wordt, waardoor huurpenningen kunnen worden geïncasseerd.. Hierdoor beschikt Excentria over cash-flow en door deze cashflow kan ook aan de renteverplichtingen worden voldaan. (...) Wij verwachten in de komende maanden de verkoop van de laatste drie appartementen Kamperveste te realiseren. De verkoopopbrengst zullen wij dan aanwenden om de Figeehal af te bouwen.(…)”.
2.9.
Bij e-mail van 3 juli 2012 heeft [betrokkene 2] , directeur Vastgoed van Wilgenhaege Fondsen Management aan [eiser] aangeboden om de vijf nog onverkochte appartementen in het project Kamperveste met een korting van 15% te kopen. Dat heeft [eiser] geweigerd.
2.10.
[eiser] en Wilgenhaege hebben nadien overeenstemming bereikt over het door [eiser] aan Excentria verstrekken van een lening van € 600.000,-.
2.11.
Op 18 juli 2012 heeft [betrokkene 2] namens Wilgenhaege een door haar notaris, [notaris] opgestelde concept akte van geldlening aan [eiser] toegestuurd.
2.12.
Bij e-mail van 18 juli 2012 heeft de Rabobank aan [betrokkene 2] en [betrokkene 1] laten weten:
"(...) Naar aanleiding van ons gesprek van hedenmiddag en naar aanleiding van de in concept ter beschikking gestelde akte van geldlening tussen Excentria en [eiser] berichten wij jullie als volgt. Op hoofdlijnen zijn wij akkoord met de concept akte van geldlening. Een aantal zaken dient nader gespecificeerd te worden in de akte van geldlening:* het doel van de lening dient expliciet te worden opgenomen in de akte, zijnde dat de lening van EUR 600.000,-- aangewend zal worden voor betaling van de openstaande vordering ad EUR 111.414,-- aan Syntrus en de openstaande vordering van EUR 488.586,-- aan Regiobouw. (...)Uitgangspunt van de bank bij de boordeling of zij kan instemmen met een eerste hypotheekrecht ten behoeve van [eiser] is dat er geen verslechtering van de bancaire positie zal plaatsvinden. Uit de concept akte van geldlening blijkt dat een rentepercentage van 10% is overeengekomen en dat deze bijgeschreven wordt op de hoofdsom. Door Syntrus wordt een rentepercentage van 4,95% gerekend en achteraf maandelijks geïncasseerd. Dat heeft tot gevolg dat het thans door jullie geschatte liquiditeitsoverschot in Kamperveste lager zal zijn. De bank wil overwegen hiermee in te stemmen dat de rente wordt bijgeschreven onder de voorwaarde dat het rentepercentage in lijn ligt met het door Syntrus gehanteerde rentepercentage. (...)".
2.13.
Bij brief van 19 juli 2012 heeft Bouwbedrijf Regiobouw Haarlemmermeer B.V. (hierna: Regiobouw), welk bouwbedrijf bouwwerkzaamheden betreffende Kamperveste had verricht, aan de Rabobank laten weten dat zij wegens het onbetaald blijven van haar facturen een beroep deed op haar retentierecht.
2.14.
Op 20 augustus 2012 hebben [eiser] en Excentria een overeenkomst van geldlening gesloten waarbij [eiser] een bedrag van € 600.000,- heeft geleend aan Excentria met als doel om Syntrus en Regiobouw inzake Kamperveste af te lossen. In de overeenkomst heeft Excentria zich verbonden een rente van 4,95% per jaar over de hoofdsom te betalen. Ten aanzien van de looptijd is vermeld:
"De geldlening is - tenzij deze wordt verlengd - verstrekt voor een tijdsduur, die eindigt op 1 maart 2013 hetzij tot het moment waarop alle Appartementsrechten door Schuldenaar zijn verkocht en geleverd indien dit moment is gelegen voor 1 maart 2013."Voor wat betreft de afbetaling van de lening zijn partijen overeengekomen dat telkens wanneer een appartementsrecht zou worden verkocht, een deel van de verkoopopbrengst zou worden aangewend voor de aflossing.
2.15.
Bij brief van 23 augustus 2012 heeft de Rabobank aan Excentria geschreven:
"(...) Excentria VO B.V. heeft [eiser] (...) bereid gevonden om aan haar een geldlening te verstrekking van in hoofdsom EUR 600.000,-- op voorwaarde dat hij tot meerdere zekerheid van terugbetaling een eerste recht van hypotheek verkrijgt op de nog te verkopen appartementen en parkeerplaatsen. De geldlening wordt aangewend voor de betaling van de volledige vordering van Regiobouw en de terugbetaling van Syntrus Achmea, zodanig dat het eerste recht van hypotheek van Syntrus Achmea komt te vervallen en Regiobouw haar retentierecht zal opheffen. U heeft de bank verzocht om in te stemmen met een rangwisseling van haar hypotheekrecht op voormelde 4 appartementen en 9 parkeerplaatsen, zodanig dat na verstrekking van de lening door [eiser] bij een eerste recht van hypotheek heeft verkregen en de bank een tweede recht van hypotheek. (...) Ingevolge artikel 12 van de akte van hypotheek concept de dato 21 augustus 2012 stemt de bank in met de in deze akte neergelegde rechtshandelingen onder de voorwaarde dat de bank royement zal verlenen indien: (...) de verkoopopbrengst, waarop in mindering zijn gebracht de betalingen aan [eiser] overeenkomstig het bepaalde in de akte van geldlening van 20 augustus 2012, aan de bank voldaan wordt, welke verkoopopbrengst in mindering wordt gebracht op de schuld van Excentria Holding N.V. en Excentria VO B.V. aan de bank, tenzij de bank en Excentria Holding N.V. en Excentria VO B.V. hierover andersluidende, door de bank schriftelijk bevestigde afspraken maken. (...)".
2.16.
Bij e-mail van 26 augustus 2012 heeft [eiser] aan Wilgenhaege geschreven:
"(...) De belangrijkste reden c.q. aanleiding voor mij om een lening van € 600.000,00 te verstrekken aan Excentria is de afronding van de realisatie van het plan [stichting] (...)De achterliggende gedachte bij de verstrekking van de lening is:Het bedrag van de geldlening wordt aangewend om het restant van de hypothecaire geldlening van Syntrus Achmea af te lossen en de restant aanneemsom van aannemer Regiobouw te voldoen. (...) Door de lening kan Excentria de woningen en parkeerplaatsen in alle rust verkopen en met de netto-verkoopopbrengst, dus na aflossing van de door mij verstrekte lening, blijft er voldoende geld over voor de afbouw van [stichting] , waarmee niet alleen de financiële schade van de participanten/obligatiehouders maar ook die van de Rabobank (!) kan worden beperkt. Met het verstrekken van de lening beoog ik als participant/obligatiehouder mijn investering in de aan Wilgenhaege gerelateerde vastgoedfondsen terug te krijgen, zodat mijn schade wordt beperkt.In verband met vorenstaande heb ik in de conceptovereenkomst van geldlening dan ook een verplichting voor Excentria opgenomen dat de overwaarde zou worden aangewend voor de realisatie van het project [stichting] . Deze bepaling is echter op verzoek van de Rabobank uit de conceptgeldleningsovereenkomst verwijderd. (...)Uit de brief van de Rabobank blijkt nu echter dat de overwaarde helemaal niet door de Rabobank zal worden aangewend ten behoeve van [stichting] , maar ter aflossing van hun lening. (...) Je zult begrijpen dat deze door de Rabobank gestelde voorwaarde voor mij volstrekt onacceptabel is binnen het raamwerk van de gemaakte overeenkomst. Door mijn financiële belang in [stichting] zie ik mijzelf genoodzaakt om de deur niet geheel dicht te gooien, wat echter niet wil zeggen dat ik tot elke prijs bereid ben om verder te onderhandelen. Daarbij zou ik voorop willen stellen dat ik uitsluitend bereid ben verder te praten wanneer de verstrekking van een lening van € 600.000,00 voor mij een reële kans oplevert dat ik mijn investering in de aan Wilgenhaege gerelateerde vastgoedfondsen terugkrijg. (...)"
2.17.
In een e-mail van 28 augustus 2012 heeft [eiser] aan Wilgenhaege laten weten:
"(...) In vervolg op mijn e-mail van eergisteren (...) kan ik akkoord gaan met de derde voorwaarde van royement van de Rabobank (in verband waarmee het restant van de verkoopopbrengst van een appartementsrecht niet wordt aangewend ten behoeve van [stichting] ), mits mijn belang in [stichting] casu quo Excentria, als integrerend onderdeel van de transactie, wordt overgenomen door Wilgenhaege. In mijn laatste email aan Vincent heb ik benadrukt dat de betaling voor mijn aandelen Excentria geschiedt voor het bedrag dat ontstaat als je het totaal van mijn investering (aankoop plus kosten) verlaagd met wat reeds is terug gestort. (...)".
2.18.
In reactie daarop heeft Wilgenhaege op dezelfde dag laten weten:
"Dank voor je reactie. Laat een koopcontract opstellen die einde dag naar je toe komt. (...)".
2.19.
In september 2012 hebben [eiser] en Wilgenhaege een overeenkomst betreffende provisie gesloten. Daarin staat onder meer:
"(...)2.2. Het is (indirect) voor Wilgenhaege van belang dat [eiser] zich bereid heeft verklaard de Geldlening per heden beschikbaar te stellen aan Excentria VO B.V.2.3. [eiser] en Wilgenhaege zijn overeengekomen dat, naast de aan [eiser] in het kader van de Geldlening toekomende rente, Wilgenhaege aan [eiser] een vergoeding is verschuldigd voor de bereidheid van [eiser] om de Geldlening aan Excentria VO B.V. ter beschikking te stellen. (…)3.1. Wilgenhaege is, als tegenprestatie voor de verstrekking door [eiser] van de Geldlening aan Excentria VO B.V. een vergoeding verschuldigd, deze vergoeding hierna ook te noemen de: ‘Provisie’.3.2. De provisie bestaat uit een vast bedrag van (…) € 15.150,00, betaalbaar bij aanvang van de Geldlening, en, slechts uitsluitend indien en voor zover de Geldlening zal worden verlengd, bovendien uit een bedrag dat zal worden berekend op basis van een percentage van de Geldlening (…) dat betaalbaar zal zijn aan het einde van de looptijd van de Geldlening (…)3.3. [eiser] en Wilgenhaege zijn overeengekomen dat het hiervoor in artikel 3.2 bedoelde percentage 5,05% op jaarbasis bedraagt."
2.20.
Eveneens in september 2012 hebben [eiser] , [holding A. B.V.] en Wilgenhaege een koopovereenkomst gesloten waarbij [eiser] en [holding A. B.V.] hun obligaties in Excentria hebben verkocht tegen een koopsom van € 25.337,41 respectievelijk € 21.153,37, waarbij is bepaald dat levering en betaling zouden plaatsvinden op 2 januari 2013.
In de overeenkomst is bepaald:
"2.1 Deze overeenkomst is aangegaan onder de ontbindende voorwaarden dat (i) de Rabobank Nederland en/of Rabobank Haarlem e.o. uiterlijk op 2 januari 2013 schriftelijk jegens Excentria VO B.V. heeft verklaard dat de netto verkoopopbrengsten van het project Kamperveste volledig wordt aangewend ten gunste voor de afbouw van het Partijen genoegzaam onder de naam " [stichting] " bekend zijnde project en wel op een zodanige wijze dat Verkoper 1, blijkens deze verklaring of een additionele verklaring van Rabobank Nederland en/of Rabobank Haarlem e.o., ook op deze verklaring mag vertrouwen en/of (ii) de gehele netto verkoopopbrengst van het project Kamperveste reeds uiterlijk 2 januari 2013 is aangewend ten gunste voor de afbouw van het project [stichting] .(…)". Levering en betaling van de obligaties heeft op 2 januari 2013 plaatsgevonden.
2.21.
Excentria heeft de geldlening in delen afgelost, het laatste deel op 9 januari 2015. Telkens wanneer aflossing plaatsvond, heeft [eiser] Wilgenhaege gefactureerd ter zake de over die aflossing verschuldigde provisie. Wilgenhaege heeft die facturen niet betaald. Wilgenhaege heeft wel het vaste bedrag aan provisie ad € 15.150,00 dat bij verstrekking van de lening al verschuldigd was, betaald.
2.22.
[eiser] heeft Wilgenhaege bij brieven van 6 februari 2015 en 4 maart 2015 gesommeerd tot betaling van de provisie. Bij brief van 10 maart 2015 heeft Wilgenhaege de verschuldigdheid van de provisie betwist. [eiser] heeft bij brief van 23 maart 2015 het verweer van Wilgenhaege gemotiveerd weerlegd. Daarop heeft Wilgenhaege op 10 april 2015 uitgebreid schriftelijk gereageerd en een schikkingsvoorstel gedaan.
2.23.
Bij brief van 26 mei 2015 heeft Wilgenhaege de provisie overeenkomst en de koopovereenkomst tot overname van de obligaties vernietigd en aanspraak gemaakt op de betaalde provisie van € 15.150,-- en de voor de obligaties betaalde koopsom ad € 46.490,78.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
De vorderingen in conventie en in reconventie hangen zozeer met elkaar samen dat deze gelijktijdig zullen worden behandeld.
4.2.
Voor zover de vordering in reconventie ziet op terugbetaling van de koopprijs van de obligaties door [holding A. B.V.] ad € 21.153,37 zal deze worden afgewezen nu [holding A. B.V.] in conventie geen partij is bij dit geschil en zij ook anderszins niet in deze procedure is betrokken.
4.3.
Van misbruik van omstandigheden is sprake indien iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden zoals noodtoestand of afhankelijkheid bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou moeten weerhouden.
4.4.
Volgens Wilgenhaege is daarvan sprake gelet op het volgende. Excentria bevond zich in 2012 in een financieel zeer slechte situatie: zij was niet meer in staat om rente en aflossing aan haar grootste financier, de Rabobank, te voldoen. Doordat Regiobouw vervolgens een beroep deed op haar retentierecht betreffende Kamperveste en Syntrus aankondigde dat de door haar verstrekte lening niet zou worden verlengd, ontstond een nijpende situatie. Syntrus zou moeten worden afgelost, maar door het retentierecht konden de appartementsrechten Kamperveste niet worden verkocht. De opbrengsten van Kamperveste waren bovendien ook nodig om [stichting] te kunnen afbouwen, waarna daaruit inkomsten gegenereerd zouden kunnen worden. Er was geen tijd meer om extra geld bij de obligatiehouders op te halen, terwijl de banken ook geen financieringen meer wilden verstrekken. In deze situatie was de door [eiser] aangeboden lening van € 600.000,- de enige oplossing. De daaraan door [eiser] , die op de hoogte was van de slechte financiële situatie van Wilgenhaege, verbonden voorwaarden waren evenwel oneigenlijk: ten eerste bedong hij een extreem hoge rente van 10% (later verdeeld in 4,95% aan rente over de lening en 5,05% aan provisie) terwijl hij ook al een eerste recht van hypotheek had, maar, vlak voordat de lening ter beschikking werd gesteld en Wilgenhaege al geen kant meer op kon, bedong [eiser] ook nog eens dat zijn obligaties in [stichting] die geen enkele waarde meer vertegenwoordigden, werden teruggenomen tegen betaling van de oorspronkelijke koopsom.
4.5.
De kantonrechter volgt Wilgenhaege niet in haar betoog dat sprake is van misbruik van omstandigheden en wel vanwege het volgende. Het gaat hier om een lening voor een aanzienlijk bedrag die door een particulier is verstrekt aan een professionele partij. Ter comparitie heeft [eiser] toegelicht dat [betrokkene 1] van Wilgenhaege, met wie hij bevriend was, op het kantoor van [eiser] heeft verzocht aan Excentria de betreffende lening te verstrekken. Daarbij heeft [betrokkene 1] een rente van tien procent aangeboden. Het betoog van [eiser] is ondersteund door de eveneens ter comparitie aanwezige
[betrokkene 3] , accountant, die destijds getuige was van het betreffende gesprek tussen [eiser] en [betrokkene 1] . Deze gang van zaken is door Wilgenhaege niet gemotiveerd weerlegd.
4.6.
De concepten van de overeenkomsten, waaronder de leningsovereenkomst, zijn opgemaakt door de notaris van Wilgenhaege. Uit de brief van de Rabobank van 18 juli 2012 volgt dat in het eerste concept een rentepercentage van tien was opgenomen, waarmee de Rabobank niet akkoord ging. Als gevolg daarvan is de rente gesplitst in die zin dat in de leningsovereenkomst met Excentria een rentepercentage van 4,95 is opgenomen en Wilgenhaege en [eiser] daarnaast de provisie overeenkomst hebben gesloten. Wilgenhaege heeft niet nader toegelicht waarom het rentepercentage van tien in de gegeven omstandigheden zodanig hoog was dat dit misbruik van recht oplevert. Dat andere partijen gegeven het risico dat Excentria naar eigen zeggen destijds vormde, met een lager percentage genoegen zouden hebben genomen, is gesteld noch gebleken. Vast staat in elk geval dat Syntrus de lening niet tegen de bestaande voorwaarden wilde verlengen en dat zij, naar ter comparitie is gebleken, voorwaarden stelde aan verlenging van de lening die voor Excentria zeer onaantrekkelijk waren en kennelijk minder aantrekkelijk dan de met [eiser] overeengekomen voorwaarden.
4.7.
De omstandigheid dat de lening van [eiser] werd gedekt door een recht van eerste hypotheek op de nog niet verkochte appartementsrechten Kamperveste die volgens een taxatie een gezamenlijke waarde van € 1.200.000,- zouden vertegenwoordigen, maakt niet dat het overeengekomen rentepercentage van tien althans de provisieovereenkomst met een provisie van 5,05% misbruik van omstandigheden oplevert. Het was immers maar zeer de vraag of de appartementsrechten, die mede gelet op de tijd die het nog heeft geduurd om ze te verkopen, kennelijk moeilijk verkoopbaar waren, uiteindelijk het getaxeerde (of het geleende) bedrag zouden opleveren.
4.8.
Dat [eiser] respectievelijk als bestuurder van [eiser] Holding kort voor de ter beschikkingstelling van de lening nog heeft bedongen dat Excentria beide pakketten obligaties voor in totaal € 46.490,78 terugkocht, leidt evenmin tot de conclusie dat sprake is van misbruik van omstandigheden. Zoals uit de e-mail wisselingen blijkt, was [eiser] bereid de lening te verstrekken ter verzekering van zijn belangen in [stichting] : de lening zou Excentria in staat stellen de appartementsrechten te verkopen en met de overwaarde daarvan zou [stichting] kunnen worden afgebouwd waarna met huur of verkoop daarvan inkomsten verworven konden worden. Op die manier zou [eiser] zijn investering in de obligaties kunnen terugverdienen. Toen evenwel bleek dat Rabo niet zou toestaan dat de overwaarde van de verkoop van Kamperveste in [stichting] gestoken zou worden, stelde [eiser] ter verzekering van zijn belangen als voorwaarde dat de obligaties door Excentria werden teruggekocht. Dat kan in de gegeven omstandigheden niet als onredelijk laat staan als misbruik worden gekwalificeerd. Dat Wilgenhaege destijds die mening ook was toegedaan, blijkt wel uit de e-mail van Wilgenhaege van 28 augustus 2012 waarin zij zonder meer akkoord ging met de verkoop. Zij heeft daar op 2 januari 2013, dus bijna een half jaar later, ook zonder enig protest uitvoering aan gegeven.
4.9.
Bovendien blijkt uit niets dat de obligaties zoals Wilgenhaege steeds stelt maar niet op enigerlei wijze heeft onderbouwd, destijds niets waard waren. Integendeel, in de koopovereenkomst is expliciet opgenomen dat de obligaties tezamen een waarde van
€ 41.375,36 vertegenwoordigden, hetgeen maar € 5.115,42 lager is dan het bedrag dat [eiser] en [eiser] Holding betaald kregen. Laatstgenoemd bedrag kan in de gegeven omstandigheden niet als exorbitant worden aangemerkt. Voorts mag worden aangenomen dat de waarde van de obligaties niet uitsluitend werd bepaald door de omstandigheid dat Excentria geen rente en aflossing meer betaalde, maar tevens door het feit dat Excentria eigenaar was de vastgoedprojecten [stichting] en Kamperveste, waarvan de laatste naar eigen zeggen van Excentria een waarde van € 1.200.000,-. vertegenwoordigde.
4.10.
Wilgenhaege heeft ten slotte nog aangevoerd dat de tijdsdruk zodanig was dat zij wel akkoord moest gaan met de door [eiser] gestelde en in de ogen van Wilgenhaege onheuse voorwaarden. Ook dat betoog kan niet slagen. Ten eerste hadden partijen al overeenstemming over het verstrekken van een lening tegen een rente van tien procent toen de aannemer zijn retentierecht nog niet had uitgeoefend en alleen nog maar duidelijk was dat Syntrus niet bereid was om enige maanden later de verstrekte lening tegen de bestaande condities te verlengen. De tijdsdruk was toen dus nog niet zo groot. Ten tweede lijkt het betoog van Wilgenhaege dat als zij meer tijd had gehad, zij geld bij de obligatiehouders had kunnen ophalen, niet erg realistisch gegeven de financiële situatie waarin Excentria zich op dat moment naar eigen zeggen bevond. Ten derde wist Wilgenhaege al veel langer dat de lening van Syntrus in oktober 2012 zou aflopen en wist zij in elk geval vanaf maart 2012 dat Syntrus niet onder gelijkblijvende voorwaarden wilde verlengen, terwijl zij gelet op het feit dat zij Regiobouw en de Rabobank niet betaalde, er eveneens rekening mee moest houden dat die partijen hun vorderingen zouden gaan incasseren. Dat zij niet tijdig is gaan zoeken naar alternatieve financiering althans deze niet tijdig heeft gevonden anders dan in de persoon van [eiser] , dient voor haar rekening in risico te blijven.
4.11.
De conclusie van het voorgaande is dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden niet kan worden gezegd dat [eiser] wetende dat Wilgenhaege door bijzondere omstandigheden zoals financiële noodtoestand of afhankelijkheid bewogen werd tot het sluiten van de provisieovereenkomst en de verkoop van de obligaties, het tot stand komen van die overeenkomsten heeft bevorderd, ofschoon hetgeen hij wist of moest begrijpen hem daarvan had moeten weerhouden. Het beroep van Wilgenhaege op misbruik van omstandigheden wordt dan ook gepasseerd. Van vernietiging van de overeenkomsten kan geen sprake zijn. De kantonrechter komt evenmin toe aan opheffing van het nadeel ex artikel 3:54 lid 2 BW zoals door Wilgenhaege bepleit.
4.12.
Wilgenhaege heeft meer subsidiair nog aangevoerd dat blijkens de provisieovereenkomst de overeengekomen provisie van 5,05% alleen verschuldigd zou zijn als de leningsovereenkomst na 1 maart 2013 zou zijn verlengd. Van een verlenging zoals bedoeld in artikel 5 van de leningsovereenkomst is echter geen sprake geweest, zodat de provisie ook niet verschuldigd is. Ter comparitie heeft Wilgenhaege toegelicht dat de leningsovereenkomst niet is verlengd omdat die verlenging volgens voormeld artikel schriftelijk had moeten geschieden. [eiser] heeft dit betwist.
4.13.
Wilgenhaege kan in haar betoog niet worden gevolgd. Nog daargelaten dat Wilgenhaege artikel 5 van de leningsovereenkomst verkeerd heeft gelezen nu daarin niet staat dat verlenging schriftelijk dient te geschieden, geldt dat de leningsovereenkomst feitelijk wel degelijk is verlengd omdat de appartementen waarop de lening zag pas na de einddatum van de lening (1 maart 2013) zijn verkocht en de lening pas toen is terugbetaald. Dat brengt mee dat de provisie, die moet worden beschouwd als rente voor deze lening, onverkort verschuldigd is. Die provisie, althans het deel boven het vaste bedrag van
€ 15.150,--, was nu juist overeengekomen voor de situatie dat de lening niet uiterlijk op
1 maart 2013 zou zijn voldaan.
4.14.
Ook het beroep dat Wilgenhaege (uiterst subsidiair) heeft gedaan op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, wordt gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen, verworpen. Niet valt in te zien waarom ongewijzigde instandhouding van de provisieovereenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De omstandigheid dat [eiser] naast de provisie en de koopprijs voor de obligaties ook is betaald voor zijn architecten nota en voor de notariskosten, maakt dat niet anders. Het gaat hier immers om daadwerkelijk door [eiser] verrichte werkzaamheden respectievelijk door hem gemaakte kosten zodat van “ongerechtvaardigde verrijking” geen sprake is.
4.15.
Het voorgaande betekent dat de vordering tot betaling van € 23.837,68 aan hoofdsom in conventie zal worden toegewezen en de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
4.16.
De door [eiser] gevorderde en door Wilgenhaege gemotiveerd betwiste buitengerechtelijke kosten zullen worden toegewezen. Gelet op de in het geding gebrachte producties, met name de brief van 23 maart 2015, hebben de door [eiser] verrichte werkzaamheden meer omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) standaardaanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.17.
De gevorderde wettelijke rente zal als onbetwist en daadwerkelijk geleden schade worden toegewezen zoals hierna te melden.
4.18.
Wilgenhaege zal als de zowel in conventie als in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In conventie
5.1.
veroordeelt Wilgenhaege tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 24.999,99 te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde kosten vanaf 15 april 2015;
5.2.
veroordeelt Wilgenhaege in de proceskosten die aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- exploitkosten: € 107,49;
- vastrecht: € 466,00;
- salaris gemachtigde: € 800,00;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af;
In reconventie
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
veroordeelt Wilgenhaege in de proceskosten die aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde;
5.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr J.J. Dijk, kantonrechter en op 2 december 2015 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter