ECLI:NL:RBNHO:2015:12202

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
25 januari 2018
Zaaknummer
3317413 CV EXPL 14-8863
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • C.A. van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht van Amsterdam naar Namibië

In deze zaak hebben passagiers British Airways aangeklaagd wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Namibië. De passagiers hadden een vlucht geboekt van Amsterdam Schiphol naar London Heathrow, met aansluitende vluchten naar Zuid-Afrika en Namibië. Op 13 oktober 2013 vertrok vlucht BA 441 met vertraging, waardoor de passagiers hun aansluitende vlucht naar Zuid-Afrika misten. British Airways heeft geweigerd compensatie te betalen, ondanks dat de passagiers aanspraak maakten op € 600,00 per persoon op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De kantonrechter heeft de vordering van de passagiers toegewezen, omdat British Airways niet voldoende kon onderbouwen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De rechter oordeelde dat de passagiers recht hadden op compensatie, omdat de vertraging meer dan 15 uur bedroeg en zij uiteindelijk met een aanzienlijke vertraging in Namibië aankwamen. De kantonrechter heeft British Airways veroordeeld tot betaling van € 1.381,50 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 3317413 / CV EXPL 14-8863
datum uitspraak: 7 juli 2015

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake
[passagier]
[passagier]beiden te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigden mr. F. Niemöller en mr. I.G.B. Maertzdorff
tegen
de buitenlandse vennootschap: Public Limited Company (Verenigd Koninkrijk) British Airways Plc.
te Cardiff (Verenigd Koninkrijk) en te Amsterdam
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

De procedure

De passagiers hebben British Airways gedagvaard op 12 mei 2014. British Airways heeft schriftelijk geantwoord. Nadat de kantonrechter had beslist dat de zaak zich niet leent voor een comparitie van partijen na antwoord, hebben de passagiers schriftelijk op het antwoord gereageerd, waarna British Airways nog een schriftelijke reactie heeft gegeven. Bij pleidooi van 8 mei 2015 hebben partijen hun standpunten nader toegelicht. De passagiers hebben producties in het geding gebracht. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

De passagiers hebben een vlucht geboekt van Amsterdam Schiphol Airport (Nederland) naar London Heathrow Airport (Verenigd Koninkrijk) met aansluitende vluchten naar OR Tambo International Airport (Zuid-Afrika) en daarvandaan naar Hosea Kutako International Airport (Namibië).
Op 13 oktober 2013 zouden de passagiers met vlucht BA 441 om 19.15 uur (lokale tijd) vanuit Schiphol vliegen naar Londen, waar zij om 19.30 uur (lokale tijd) zouden aankomen. Vandaar zouden de passagiers om 21.00 uur (lokale tijd) met vlucht SA 237 verder vliegen naar OR Tambo International Airport (Zuid-Afrika), waar zij zouden aankomen op 14 oktober 2013 om 9.15 uur (lokale tijd). Met vlucht SA 76 zouden zij vervolgens verder vliegen naar Hosea Kutako International Airport (Namibië) om daar op 14 oktober 2013 om 15.20 uur (lokale tijd) aan te komen.
British Airways heeft vlucht BA 441 met vertraging uitgevoerd. De passagiers hebben de aansluitende vlucht in Londen naar Zuid-Afrika gemist. De passagiers zijn omgeboekt naar een andere vlucht en zijn uiteindelijk op 15 oktober 2013 om 6.35 uur (lokale tijd) op de luchthaven van Namibië aangekomen.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan 15 uur aangekomen in Namibië.
Vanaf 28 november 2013 heeft de gemachtigde van de passagiers in verband met vernoemde vertraging compensatie van € 600,00 per passagier van British Airways gevorderd.
British Airways heeft geweigerd dit bedrag te betalen.

De vordering

De passagiers vorderen dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
14 oktober 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 oktober 2013 en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum vonnis en nakosten.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van 19 november 2009. De passagiers stellen dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op € 181,50 voor de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente over de hoofdsom en buitengerechtelijke kosten, als schadevergoeding door British Airways te betalen.

Het verweer

British Airways concludeert tot afwijzing van de vordering en voert daartoe het volgende aan. Primair stelt British Airways zich op het standpunt dat vlucht BA 441 door beslissingen van de luchtverkeersleiding vertraagd is uitgevoerd en dat South African Airways de passagiers de toegang tot vlucht SA 237 in Londen heeft ontzegd. Gelet op het feit dat sprake is geweest van een instapweigering door South African Airways, is British Airways niet gehouden de passagiers te compenseren. Subsidiair stelt British Airways zich op het standpunt dat zij niet verplicht is de passagiers te compenseren, omdat zij zelf voor een relatief korte overstaptijd op London Heathrow hebben gekozen en daarmee het risico hebben aanvaard dat zij de aansluitende vlucht missen ten gevolge van omstandigheden die buiten de invloedsfeer van British Airways liggen. Meer subsidiair voert British Airways aan dat sprake is geweest van buitengewone omstandigheden en daarmee overmacht, zodat British Airways op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening de passagiers niet hoeft te compenseren in verband met de vertraging. Door beslissingen van het luchtverkeersbeheer is vlucht BA 441 immers vertraagd uitgevoerd en daarop heeft British Airways geen invloed kunnen uitoefenen.British Airways betwist ten slotte de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente te zijn verschuldigd en verzoekt de passagiers te veroordelen in de proceskosten en de wettelijke rente.

De beoordeling

1. De kern van het geschil is of British Airways is gehouden de passagiers te compenseren voor de vertraging op de vlucht van Amsterdam naar Namibië.
2. De verweren falen. Hiervoor is het volgende van belang.
3. Uit de als productie 1 bij dagvaarding in het geding gebrachte documenten blijkt dat in het voorliggende geval sprake was van één boeking en dat de passagiers beschikten over één (elektronisch) ticket. Daarmee is vast komen te staan dat de passagiers een boeking hadden voor een vlucht van Amsterdam via Londen en Zuid-Afrika naar Namibië. Verder staat vast dat het gaat om drie rechtstreeks aansluitende vluchten van Amsterdam naar Londen, van Londen naar Zuid-Afrika en van Zuid-Afrika naar Namibië.
4. Het Europese Hof heeft bij arrest van 26 februari 2013 in de zaak Air France / Folkerts (C‑11/11) geoordeeld dat (voor de toepassing van de in artikel 7 van de Verordening voorziene compensatie) in geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen, enkel de vertraging van belang is die is vastgesteld ten opzichte van de oorspronkelijk geplande aankomsttijd op de eindbestemming, omdat het ongemak bij vertraagde vluchten zich voordoet op die eindbestemming. In het geval van een vlucht met rechtstreekse aansluitingen wordt onder eindbestemming verstaan de bestemming van de laatste vlucht die de betrokken passagier heeft genomen, aldus het Hof. Gelet op deze uitspraak dient Amsterdam als plaats van vertrek en dient Namibië als eindbestemming te worden aangemerkt. Vast staat voorts dat de passagiers op 15 oktober 2013 met een vertraging van meer dan 15 uren hun eindbestemming Namibië hebben bereikt. Dat de passagiers de boeking via een reisagent hebben gemaakt maakt het voorgaande niet anders, zodat ook het verweer van British Airways dat de passagiers geen recht hebben op compensatie in verband met vertraging, aangezien zij zelf voor een relatief korte overstaptijd op London Heathrow hebben gekozen en daarmee het risico hebben aanvaard dat zij de aansluitende vlucht missen wordt verworpen.
5. Met British Airways is de kantonrechter van oordeel dat besluiten van luchtverkeerbeheer voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag in beginsel een buitengewone omstandigheid oplevert die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kan worden voorkomen. Dit volgt immers uit overweging 15 van de considerans van de Verordening.
6. British Airways heeft over de oorzaak van de vertraging op de vlucht van Amsterdam naar Londen geen voldoende onderbouwde verklaring kunnen geven. Uit de door British Airways overgelegde producties blijkt immers niet van beslissingen van de luchtverkeersleiding voor het betreffende toestel op 13 oktober 2013. Dat sprake was van een vertraging op de voorafgaande vlucht en - mogelijk als gevolg daarvan - een langere taxitijd dan gemiddeld, is naar het oordeel van de kantonrechter zonder nadere concrete onderbouwing inherent aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij en betreft een gebeurtenis die naar haar aard en oorsprong binnen de invloedssfeer van de luchtvaartmaatschappij behoort. Niet is dan ook komen vast te staan dat sprake is geweest van een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of British Airways voldoende redelijke maatregelen heeft getroffen om de gevolgen van een eventuele vertraging te voorkomen.
7. Het voorgaande brengt mee dat de gevorderde hoofdsom gelet op de duur van de vertraging en de afstand van de vlucht voor toewijzing vatbaar is.
8. De wettelijke rente op grond van artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW) over de gevorderde forfaitaire schadevergoeding is toewijsbaar vanaf de datum van de vlucht, in dit geval
14 oktober 2013. Een abstracte berekening van de schadevergoeding leidt immers tot opeisbaarheid op het ogenblik waarop het schade toebrengende feit zich heeft voorgedaan (MvA II, Parl. Gesch. 6, p. 475).
9. Nu de onderhavige vordering niet ziet op een verbintenis uit overeenkomst tot betaling van een geldsom of een verbintenis tot vergoeding van schade, vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst of een verbintenis tot betaling van geldsom omgezet in verbintenis tot vervangende schadevergoeding in de zin van artikel 6:87 Burgerlijk Wetboek (BW), en bovendien de datum van verzuim is gelegen vóór 1 juli 2012, dient voor de vaststelling van de hoogte van de incassokosten te worden aangeknoopt bij het rapport Voorwerk II. De kantonrechter is van oordeel dat de door de gemachtigde van de passagiers verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Daarom is het gevorderde bedrag, dat in overeenstemming is met de kantonrechter-staffel van het rapport Voorwerk II, toewijsbaar.
10. British Airways zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Ook de nakosten komen eveneens voor rekening van British Airways, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente over de toe te wijzen proceskosten is niet toewijsbaar met ingang van de datum vonnis, nu British Airways ten aanzien van deze kosten dan nog niet in verzuim is, zodat aan de eisen van art. 6:119 BW niet is voldaan. De gevorderde rente over de proceskosten zal evenwel worden toegewezen met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagiers van € 1.381,50 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.200,00 vanaf 14 oktober 2013 en de wettelijke rente over
€ 181,50 vanaf 12 mei 2014, telkens tot de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
- veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 93,80
griffierecht € 219,00
salaris gemachtigde € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
- veroordeelt British Airways tot betaling van de nakosten, die worden begroot op € 50,00 voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A. van Dijk en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.