ECLI:NL:RBNHO:2015:1822

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
C-15-221542 - KG ZA 15-85
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid voorzieningenrechter bij internationale kinderontvoering en onttrekking aan ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een vader en de oma van zijn kinderen. De vader, die de Nederlandse nationaliteit heeft, vorderde dat de kinderen, die zowel de Franse als de Nederlandse nationaliteit bezitten, teruggeleid zouden worden naar Frankrijk. Hij stelde dat de oma zich schuldig maakte aan internationale kinderontvoering door de kinderen niet mee terug te nemen naar hun vader op de afgesproken datum. De oma voerde verweer en stelde dat de kinderen zelf niet terug wilden naar Frankrijk en dat zij hen niet had verhinderd om contact met hun vader te onderhouden.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van internationale kinderontvoering. De kinderen, die op dat moment 14 en 16 jaar oud waren, hadden zelf aangegeven niet terug te willen naar Frankrijk. De voorzieningenrechter concludeerde dat de oma niet verantwoordelijk kon worden gehouden voor de beslissing van de kinderen om niet mee te gaan. De vader had onvoldoende aangetoond dat de oma de kinderen had onttrokken aan zijn gezag. De voorzieningenrechter benadrukte dat de kinderen een zodanige leeftijd en rijpheid hadden bereikt dat hun mening serieus moest worden genomen.

De vordering van de vader werd afgewezen, evenals de vordering van de oma om de vader te verbieden Nederland met de kinderen te verlaten. De voorzieningenrechter besloot dat de proceskosten tussen partijen gecompenseerd moesten worden, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van zaken rondom internationale kinderontvoering en de rol van de rechter in het waarborgen van de belangen van minderjarigen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/221542 / KG ZA 15-85
Vonnis in kort geding van 5 maart 2015
in de zaak van
[eiser/verweerder],
wonende te Vendargeus, Frankrijk,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. M.Y.M. Renken,
tegen
[gedaagde/eiseres],
wonende te Purmerend,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. L.M. Mons.
Partijen zullen hierna de vader en oma genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
  • de mondelinge behandeling
  • de pleitnota van de vader
  • de pleitnota van oma.
1.2.
De minderjarige [kind1] en [kind2] hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling in raadkamer hun mening over de in deze te nemen beslissingen kenbaar gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De vader is gehuwd geweest met de inmiddels overleden [moeder], hierna te noemen, de moeder, uit welk huwelijk twee minderjarige kinderen (hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen) zijn geboren, te weten:
  • [kind1], geboren te [plaats/datum] (hierna: [kind1]), en
  • [kind2], geboren te [plaats/datum] (hierna: [kind2]).
2.2.
De vader heeft de Nederlandse nationaliteit, de moeder had de Franse nationaliteit. Beide kinderen hebben zowel de Franse als de Nederlandse Nationaliteit.
2.3.
De vader, de moeder en de kinderen hebben tot 2007 samengewoond in Nederland. In dat jaar zijn zij samen naar Frankrijk verhuisd.
2.4.
In oktober 2009 is de relatie tussen de vader en de moeder feitelijk verbroken, waarna de moeder met de kinderen is teruggekeerd naar Nederland. Daar waren zij aanvankelijk woonachtig bij de moeder en stiefvader van de vader (hierna ook te noemen: opa en oma). De vader is in Frankrijk gebleven voor zijn werk en keerde in de weekenden terug naar Nederland om bij zijn kinderen te zijn.
2.5.
In juli 2010 kwam de moeder in aanmerking voor een huurwoning voor haar en de kinderen. Het ging in die tijd niet zo goed met de moeder. Na een verijdelde zelfmoordpoging is zij vanaf juli 2010 eerst enige tijd opgenomen geweest in een inrichting, voordat zij met de kinderen is ingetrokken in die nieuwe woning. De kinderen zijn toen begeleid door Lucertis Kinder- en Jeugdpsychiatrie. Ook nadat zij hun intrek hebben genomen in de nieuwe woning heeft (psychiatrische) begeleiding van de moeder en de kinderen plaatsgehad.
2.6.
Op 11 juli 2011 heeft er bij deze rechtbank een zitting plaatsgevonden in het kader van de echtscheidingsprocedure tussen de vader en de moeder, in welke procedure de vader een verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen heeft gedaan.
2.7.
Op 12 juli 2011 werd de moeder vermist. Op 13 juli 2011 is de moeder gevonden, waarbij bleek dat zij zelfmoord had gepleegd. De vader is daarop terug naar Nederland verhuisd. In de daarop volgende periode verbleven de kinderen aanvankelijk bij hun opa en oma en woonde de vader in de hiervoor genoemde huurwoning.
2.8.
Begin 2012 heeft de vader in Purmerend een nieuwe woning gekocht, vlakbij zijn ouders, waar hij met de kinderen is ingetrokken. De vader had inmiddels een nieuwe relatie met een Franse vrouw, [vriendin], die eveneens kinderen uit een eerdere verbintenis heeft, en reisde een weekend per maand naar Frankrijk om bij haar te zijn, terwijl zij een weekend per maand naar Nederland kwam om zich bij vader en zijn gezin te voegen. Wanneer vader in Frankrijk verbleef, verbleven dc kinderen doorgaans bij opa en oma.
2.9.
De vader is in juli 2014 wederom met de kinderen naar Frankrijk verhuisd. In Frankrijk vormden de vader en de kinderen een samengesteld gezin met [vriendin] en haar kinderen.
2.10.
In de herfstvakantie van 2014 zijn de kinderen voor twee weken naar opa en oma in Nederland gekomen om hun vrienden en familie op te zoeken. Na de tweede week gaf [kind2] aan dat hij in Nederland wilde wonen en niet meer wilde terugkeren naar Nederland. Ook [kind1] gaf daarop aan dat ze niet terug wilde naar Frankrijk. De kinderen hebben op de geplande datum van terugkeer, 2 november 2014, geweigerd op het vliegtuig naar Frankrijk te stappen en verblijven sindsdien bij opa en oma in Nederland.
2.11.
De vader heeft de politie bericht over de situatie alsmede de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad). Ook oma heeft de ontstane situatie direct bij de politie gemeld. Daarnaast heeft oma op 3 november 2014 melding gemaakt van de situatie bij de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA), welke een gezinsmanager heeft aangesteld. Ook de vader heeft contact met deze instantie gehad.
2.12.
Op 8 november 2014 is de vader met zijn vriendin naar Nederland gekomen om de kinderen op 9 november 2014 om 10.00 uur te komen ophalen. De kinderen weigerden mee te gaan en wilden het op 14 november 2014 geplande gesprek met de gezinsmanager afwachten.
2.13.
Op 9 november 2014 heeft oma aan de vader onder meer het volgende geschreven:
(…)
Het grote probleem is dat jij ongelukkig bent in Nederland en dat de kinderen ongelukkig zijn in Frankrijk. [kind2] gaat het niet redden op school, zegt hij. Ook niet met bijlessen. Hij zit in de klas en weet niet waar het over gaat. Als dat lang doorgaat stort hij finaal in. [kind1] zou het met grote inspanning wel kunnen redden op school, maar zij mist haar vriendinnen vreselijk. Zij zijn haar grote steun en toeverlaat sinds het overlijden van [moeder] (vrz: de moeder). Ze heeft ze nodig om te overleven.
De kinderen willen graag het gesprek met de gezinsmanager afwachten. De gezinsmanager bekijkt dan wat beter is voor de kinderen; of ze terug moeten naar Frankrijk of dat het beter is dat ze in Nederland blijven.
Als besloten wordt dat ze terug moeten naar Frankrijk, dan is het duidelijk. Ondanks hun ongelukkig zijn zullen ze daar dan moeten blijven minimaal tot hun achttiende. Ze zullen dat dan moeten accepteren.
Stel dat besloten wordt dat het beter zou zijn wanneer de kinderen in Nederland blijven en jij zou hiermee akkoord gaan. Stel dat de kinderen dan bij ons zouden wonen. De kinderen zouden dan naar hun vertrouwde school kunnen gaan en in hun vertrouwde buurt kunnen wonen. Jij zou hun vader op afstand zijn. Jullie zouden regelmatig een goed contact kunnen hebben. Alle irritaties over het leven in Frankrijk, die er nu zijn, zijn er dan niet meer tussen jullie. Jij zou (alleen of met [vriendin]) af en toe een gezellig weekend hier met ze kunnen doorbrengen. Jullie zouden dan in ons huis kunnen verblijven met z’n drieën of met z’n vieren. [opa] en ik zouden dan ergens anders heengaan, zodat jullie hier echt samen kunnen zijn als gezin. Ook kunnen de kinderen bij jullie langs komen. Jullie zouden samen vakanties kunnen doorbrengen.
(…)
2.14.
Op 14 november 2014 komen de vader en zijn vriendin opnieuw naar Nederland en vindt een gesprek plaats tussen de vader, de kinderen en een gezinsmanager. De vader heeft in dat gesprek geprobeerd de kinderen te overtuigen met hem mee te gaan naar Frankrijk. Hij is daarin niet geslaagd. Op 15 november 2014 vertrekt de vader met zijn vriendin weer naar Frankrijk.
2.15.
Na interventie van een leerplichtambtenaar zijn de kinderen in op scholen in Purmerend ingeschreven. Vanaf 3 december 2014 gaat [kind1] naar het Jan van Egmond Lyceum en [kind2] naar de ScholenGroep Nelson Mandela.
2.16.
De Raad heeft beslist ambtshalve een onderzoek te doen, waarna gesprekken hebben plaatsgevonden tussen de Raad en de kinderen. Dat heeft geleid tot een (concept)onderzoeksplan van de Raad van 20 januari 2015, waarin voor zover van belang het volgende wordt opgemerkt:
Samenvatting beschikbare informatie
Zorgen ten aanzien van [kind1]
was in Frankrijk erg ongelukkig en had bijna dagelijks ruzie met haar vader. [kind1] zonderde zich af van het gezin. [kind1] heeft bij oma (vz) aangegeven dat zij het nog wel twee jaar vol kon houden in Frankrijk, omdat ze zichzelf in trance kan brengen om de pijn niet te voelen.
[kind1] vertelt dat zij de gesprekken met JBRA zwaar vond.
Uit het raadsrapport van 30 september 2011 blijkt dat [kind1] sterk loyaal was naar haar moeder.
[kind1] had (nog) weinig afstand van de voor haar zo traumatisch verlopen gebeurtenissen rondom de scheiding tussen haar ouders, zo ook de dood van haar moeder. Ook voelde zij zich in de steek gelaten door vader. [kind1] is in die periode erg afwijzend jegens vader.
Zorgen ten aanzien van [kind2]
wil niet terug naar Frankrijk omdat hij zich daar heel depressief en ongelukkig voelde.
[kind2] heeft aangegeven dat hij een einde aan zijn leven wil maken als hij niet in Nederland kan blijven. [kind2] had veel ruzie met zijn vader en hij begreep niets van school. Hij voelde zich totaal verloren en zag geen toekomst meer. Volgens grootouders (vz) wilde moeder in 2009 al terugkeren naar Nederland, omdat het Franse onderwijs niet goed was voor [kind2].
Voor het vertrek naar Frankrijk voelde [kind2] zich ook al depressief volgens grootouders (vz).
Grootouders (vz) geven aan dat er in augustus 2014 bij [kind2] lichte dyslexie is vastgesteld.
[kind2] vertelt dat vader hem er de schuld van geeft dat hij zijn leven in de war schopt. Volgens [kind2] is vader alleen met zijn vriendin bezig.
Volgens vader had [kind2] in Nederland weinig vrienden en zat hij meestal alleen op zijn kamer te
gamen.
Uit het raadsrapport van 30 september 2011 blijkt dat [kind2] overspoeld lijkt te zijn door complexe emoties. De relatie tussen [kind2] en [kind1] is zeer ambivalent en [kind2] worstelt met zijn loyaliteit jegens vader en zus [kind1].
Zorgen ten aanzien van de opvoedingsomgeving
Er zijn veel ruzies tussen vader en de kinderen. Ook de band tussen grootouders (vz) en vader staat onder druk sinds juli 2009 ten tijde van de scheiding van ouders. Vader vindt dat grootouders hem hebben laten vallen, omdat grootouders geprobeerd hebben om moeder bij te staan.
Vader geeft aan dat de kinderen nooit de moeite gedaan om te proberen gelukkig te worden in Frankrijk. Ze hebben vanaf dag één de beslissing genomen dat ze niet in Frankrijk willen wonen.
Vader vertelt dat [kind1] en [kind2] nauwelijks contact met hem opnemen sinds de ze in Nederland wonen. Ze reageren kortaf en afstandelijk. Ook van oma (vz) kreeg vader in zijn beleving, de eerste weken nauwelijks nieuws. Vader geeft aan dat de terugkeer naar Frankrijk alleen maar moeilijker zal worden, hoe langer het duurt. De afstand tussen vader en de rest van de familie zal groter worden.
Sterke punten ten aanzien van [kind1]
heeft veel steun aan haar vriendinnen in Nederland.
Uit het raadsrapport van 30 september 2011 blijkt dat [kind1] een erg intelligent meisje is dat haar wensen en verlangens goed kan verwoorden.
Sterke punten ten aanzien van [kind2]
voelt zich fijn in Nederland.
Uit het raadsrapport van 30 september 2011 blijkt dat [kind2] een vriendelijke jongen is, die goed in staat is om zichzelf uit te drukken.
Sterke punten ten aanzien van de opvoedingsomgeving
Vader vertelt dat hij en zijn vriendin hard hun best hebben gedaan om het zo leuk mogelijk voor de kinderen te maken in Frankrijk, maar de kinderen wezen alles af.
De tweelingzus van vader is betrokken bij [kind1] en [kind2]. Zij komt vaak langs om met ze te praten.
Ook toen ze nog in Frankrijk waren hadden de kinderen regelmatig FaceTime gesprekken met hun tante. Volgens grootouders (vz) heeft tante vanaf dat ze klein zijn veel voor de kinderen betekent en ze beschouwen haar een beetje als de vervangster van hun moeder.
[kind1] geeft aan dat vader altijd welkom is bij grootouders (vz).
Uit het raadsrapport van 30 september 2011 blijkt dat zowel vader als grootouders (vz) liefdevol en zorgzaam zijn ten opzichte van de kinderen en dat er veel aandacht is voor de beleving van de kinderen.
Wat is er nodig?
[kind1] hoopt dat de Raad iets kan doen, omdat JBRA heeft aangegeven dat zij niets kunnen doen.
Volgens [kind1] is de ideale situatie dat [kind2] en zij in Nederland blijven bij hun opa en oma (vz) en dat zij naar hun vorige school in Purmerend gaan. Omdat haar vader niet voortdurend heen en weer wil vliegen, kunnen [kind1] en [kind2] in de vakanties en af en toe in het weekend naar hem toe gaan. [kind1] denkt dat de relatie tussen de kinderen en vader op deze manier beter en rustiger zal zijn. [kind1] en [kind2] kunnen dagelijks contact hebben met vader, waardoor hij (grotendeels) zijn ouderlijk macht kan houden. [kind1] is verder van mening dat een gezinsvoogd kan helpen om vader en de kinderen dichterbij elkaar te brengen.
Vader is van mening dat het, het beste is als [kind1] en [kind2] zo snel mogelijk terug keren naar Frankrijk en dat er daar passende psychische hulp wordt gevonden in de gezinssituatie. Het gezin zou kunnen profiteren van gezinstherapie. [kind2] heeft waarschijnlijk een individuele therapie nodig om zijn PTSS te behandelen en mogelijk is er een individuele behandeling voor [kind1] nodig als er bij haar ook depressiviteitsklachten blijken te bestaan.
Grootouders (vz) geven aan dat zij de kinderen kunnen opvangen als zij in Nederland willen blijven. Zij zijn van mening dat de situatie niet in vrijwillig kader op te lossen is. Zij denken dat de kinderen in hun ontwikkeling worden geschaad als zij terug gaan naar Frankrijk.

3.Het geschil in conventie

3.1.
De vader vordert om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, te gelasten dat de kinderen terug worden geleid naar Frankrijk op straffe van een dwangsom van € 4.000,00.
Gelet op de op deze vordering ter zitting door de vader gegeven toelichting moet deze aldus worden opgevat, dat een bevel wordt gevorderd aan oma om alles te doen om te bevorderen dat de kinderen terugkeren naar de vader in Frankrijk.
3.2.
De vader legt – samengevat – aan zijn vordering ten grondslag dat de kinderen zonder toestemming van hem, als enig gezaghebbende ouder, in Nederland verblijven. Oma maakt zich schuldig aan internationale kinderontvoering en handelt onrechtmatig omdat zij de kinderen op de geplande datum van terugkeer niet, conform de afspraak met de vader, heeft teruggezet op het vliegtuig naar Frankrijk.
3.3.
Oma voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
Oma vordert – samengevat – om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vader te verbieden met de kinderen Nederland te verlaten, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag(deel) dat de vader dit verbod overtreedt, met veroordeling van de vader in alle proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis.
4.2.
Oma legt – kort weergegeven – aan haar vordering ten grondslag dat het van belang is dat de kinderen de rust en de ruimte krijgen om tot zichzelf te komen en wenst te voorkomen dat een eventueel hulpverleningstraject wordt doorkruist door een (gedwongen) vertrek. De kinderen geven op dit moment aan dat zij niet terug willen naar Frankrijk en dat is op dit moment ook niet in hun belang. Zij voelen zich thuis in Nederland en het vertrouwen in hun vader moet worden teruggewonnen en idealiter zal ook de band tussen de vader en zijn ouders moeten worden hersteld.
4.3.
De vader voert verweer.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

In conventie

5.1.
Oma heeft als meest verstrekkende verweer naar voren gebracht dat de (voorzieningenrechter van) rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, niet bevoegd is om van dit geschil kennis te nemen ingevolge artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering. Artikel 11 lid 1 van de Uitvoeringswet internationale kinderontvoering bepaalt dat, onverminderd de bevoegdheid van de voorzieningenrechter te ’s-Gravenhage in kort geding, in eerste aanleg uitsluitend de kinderrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage bevoegd is tot kennisneming van alle zaken met betrekking tot de gedwongen afgifte van een internationaal ontvoerd kind aan degene wie het gezag daarover toekomt en de teruggeleiding van een zodanig kind over de Nederlandse grens.
Dit verweer veronderstelt dat in het onderhavige geval kan worden gesproken van internationale kinderontvoering, hetgeen evenwel van de zijde van oma eveneens wordt betwist, althans zij betwist dat zij een dubieuze rol speelt/heeft gespeeld in de gang van zaken. Gelet hierop zal de voorzieningenrechter allereerst beoordelen of in het onderhavige geval sprake is van internationale kinderontvoering.
5.2.
Van internationale kinderontvoering is ingevolge artikel 3 van het Haags Kinderontvoeringsverdrag (HKOV) sprake indien het overbrengen van een kind of het niet doen terugkeren van een kind geschiedt in strijd met het gezagsrecht, dat is toegekend aan een persoon, ingevolge het recht van de Staat waarin het kind onmiddellijk voor de overbrenging of vasthouding zijn gewone verblijfplaats had en dit recht werd uitgeoefend op het tijdstip van overbrengen of het niet doen terugkeren, dan wel zou zijn uitgeoefend, indien een zodanige gebeurtenis niet had plaatsgevonden.
5.3.
Niet in geschil is dat de vader, ook naar Franse maatstaven, het gezag over de kinderen heeft. Het geschil spitst zich toe op de vraag of oma kan worden verweten dat zij de kinderen niet heeft doen terugkeren naar hun vader. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het antwoord op die vraag slechts ontkennend luiden.
Daartoe kent de voorzieningenrechter doorslaggevende betekenis toe aan het volgende samenstel van feitelijkheden, die door oma zijn gesteld en door de vader onvoldoende zijn weersproken.
  • De kinderen, toen 14 en 15 jaar oud, hebben tijdens de herfstvakantie zelf aangegeven dat zij niet terug wilden naar Frankrijk, waarbij [kind2] aangaf niet meer te willen leven als hij terug zou moeten.
  • Oma heeft de vader hierover direct geïnformeerd.
  • Toen de kinderen op dag van vertrek niet bereid bleken in het vliegtuig te stappen, heeft oma de kinderen opgedragen dit direct zelf aan hun vader uit te leggen.
  • Oma heeft direct melding gemaakt van de situatie bij de politie.
  • De vader is een week later op bezoek gekomen. Hij is door oma in de gelegenheid gesteld om met de kinderen te praten, teneinde hen te overreden mee terug te gaan naar Frankrijk. Hij is daarin niet geslaagd en is teruggekeerd naar Frankrijk zonder de kinderen mee te nemen. Die zijn, overeenkomstig hun wens, door de vader achtergelaten bij opa en oma.
Gelet op deze loop der gebeurtenissen kan niet worden gezegd dat oma de vader heeft verhinderd om het gezag uit te oefenen dat een gezaghebbende ouder binnen de grenzen van verantwoord ouderschap in een situatie als de onderhavige maximaal kan uitoefenen om zijn zin door te drijven. Voor zover in de opvatting van de vader besloten ligt dat oma de onwil van de kinderen in de hand heeft gewerkt door haar huis voor de kinderen open te (blijven) stellen is dat een gedragslijn die niet zodanig op een lijn te stellen is met “niet doen terugkeren” dat het als kinderontvoering kan worden gekwalificeerd.
5.4.
Gelet op het voorgaande kan niet worden gesproken van internationale kinderontvoering, zodat de voorzieningenrechter zich bevoegd acht om in het onderhavige geschil uitspraak te doen.
5.5.
Ten gronde is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verblijf van de kinderen bij oma zoals dat momenteel plaatsvindt niet kan worden beschouwd als onttrekking van de kinderen aan het gezag van de vader. Oma verhindert immers de vader niet om zijn gezag uit te oefenen door de hem binnen de grenzen van verantwoord ouderschap ten dienste staande mogelijkheden aan te wenden om met de kinderen te komen tot terugkeer naar Frankrijk.
Dat brengt mee dat de vordering van de vader strandt bij gebrek aan belang.
5.6.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie
5.7.
De vordering van oma dient eveneens te worden afgewezen. Het eerste lid van artikel 1:253s Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt, dat indien een kind met instemming van zijn ouders die het gezag over hem uitoefenen, gedurende ten minste een jaar door een of meer anderen als behorende tot het gezin is verzorgd en opgevoed, de ouders slechts met toestemming van degenen die de verzorging en opvoeding op zich hebben genomen wijziging in het verblijf van het kind brengen. Deze termijn was in november 2014 bij lange na nog niet is verstreken. Daarbij komt dat, voor zover oma onder die omstandigheden al ontvankelijk zou zijn in haar verzoek, zij daarbij geen belang heeft. Immers, de vader heeft al eerder laten zien (vgl. r.o. 5.3), dat hij bij zijn beslissing of hij de kinderen naar Frankrijk zal meenemen, afwegingen maakt die binnen de grenzen van het verantwoorde blijven.
De voorzieningenrechter neemt bovendien aan dat de vader hieromtrent contact zal onderhouden met de Raad.
5.8.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Ten overvloede overwegingen
5.9.
Nu de stellingname van partijen tijdens de behandeling ter zitting een sterke focus had op de inhoud, ziet de voorzieningenrechter aanleiding om ten overvloede het volgende op te merken was.
5.10.
Partijen blijken ernstig van mening te verschillen over de vraag of oma, door naar aanleiding van de wens van de kinderen om niet te hoeven terugkeren naar Frankrijk hun verblijf in Nederland (verder) te faciliteren, handelt in strijd met het belang van de vader om het hem toekomende recht zijn eigen kinderen op te voeden en te verzorgen daadwerkelijk en in volle omvang te kunnen uitoefenen.
5.11.
De vader meent dat de Raad oma hierbij de helpende hand reikt. Het onderzoeksplan richt zich volgens de vader ten onrechte enkel op het verblijf bij oma. Zonder enig onderzoek en zonder de door de vader aangedragen bronnen in Frankrijk te raadplegen, gaat de Raad er bovendien vanuit dat de kinderen bij de vader in gevaar zouden zijn. Volgens de vader heeft de Raad hierbij zijn eigen Kwaliteitskader en Protocol in beschermingszaken naast zich neergelegd. Daarnaast hebben het handelen van Oma en de Raad tot enorme schade geleid. Zo werken de interventies van de Raad en misplaatste bemoeienis van oma ontwrichtend, aldus de vader. Het is in het belang van de kinderen dat het contact met de vader zo spoedig mogelijk wordt hersteld door hereniging van het gezin in Frankrijk. De emigratie naar Frankrijk is zorgvuldig voorbereid, de kinderen spreken vloeiend Frans, ze voelden zich er al vrij snel thuis en deden het naar omstandigheden goed op hun nieuwe scholen. Natuurlijk waren er wel de nodige aanloopproblemen en brengt een samengesteld gezin de nodige moeilijkheden met zich, maar tot de logeerweek bij opa en oma in de herfstvakantie liep alles desondanks naar wens, aldus de vader.
5.12.
De voorzieningenrechter zal bij de beoordeling van de situatie aansluiting zoeken bij het bepaalde in artikel 13 lid 2 van het HKOV op grond waarvan een rechterlijke of administratieve autoriteit, in geval van internationale kinderontvoering, kan weigeren de terugkeer van het kind te gelasten, indien hij vaststelt dat het kind zich verzet tegen zijn terugkeer en een leeftijd en een mate van rijpheid heeft bereikt, die rechtvaardigt dat met zijn mening rekening wordt gehouden.
5.13.
De voorzieningenrechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling met [kind1] en [kind2] gesproken. [kind1] heeft in dat gesprek laten weten dat zij in Frankrijk niet de behoefte voelde om zich in het sociale leven te mengen, weinig vriendinnen heeft en zich na school het liefst terugtrok op haar kamer. Zij geeft verder aan dat school in Frankrijk erg tijdinnemend is en dat zij moeite heeft met het taalgebruik op school, met name waar het bijvoorbeeld wiskunde betreft. Met talen heeft zij minder moeite. Zij geeft verder aan dat van een werkelijk gezinsleven in Frankrijk nauwelijks sprake was. Vader en [vriendin] en haar kinderen vormen een gezin, zij en [kind2] trokken zich terug; er werd bijvoorbeeld maar weinig samen gegeten. Daarnaast was de verstandhouding met [vriendin] in Frankrijk minder goed dan toen zij elkaar in Nederland zagen in weekenden en in vakanties. [kind1] geeft aan dat wanneer zij terug moet naar Frankrijk, zij als zij 18 jaar wordt alsnog terug zal gaan naar Nederland. [kind2] geeft haar daarin gelijk. [kind2] beaamt voorts hetgeen [kind1] heeft verklaard en geeft aan dat ook hij zich in Frankrijk na school het liefst terugtrok op zijn kamer. Hij geeft verder aan dat er op school in Frankrijk slechts één iemand was met wie hij omging. Hij verklaart moeite te hebben op school, hij kan de lessen vaak niet volgen omdat zijn Frans niet goed genoeg is. Hij schrijft vaak zo maar wat op om de schijn op te houden dat hij meedoet. [kind2] geeft aan dat het gezin in Frankrijk geen “happy family” vormde en ziet daartoe ook niet de mogelijkheid omdat zijn vader altijd gelijk wil hebben en altijd aan de andere kant lijkt te staan. Op de vraag hoe het naar hun oordeel verder zou moeten geven beide kinderen aan dat het het beste zou zijn wanneer zij tot aan hun studie bij hun opa en oma zouden kunnen blijven wonen. Ze zouden dan in de vakanties naar Frankrijk kunnen gaan om hun vader te bezoeken, zodat hij niet op en neer hoeft te vliegen. Verder zouden ze op andere wijze (door te bellen of via FaceTime) dagelijks contact kunnen houden.
5.14.
De voorzieningenrechter is ten aanzien van beide kinderen van oordeel dat zij een zodanige leeftijd en mate van rijpheid hebben bereikt, dat met hun mening rekening dient te worden gehouden. [kind1] is inmiddels 16 jaar, [kind2] is 14. Beiden drukken zich verbaal goed uit, zijn in staat hun gedachten goed, consistent, leeftijdsadequaat en authentiek over te brengen en geven daarbij blijk van een zekere rijpheid, zoals ook de Raad is opgevallen.
5.15.
De Raad heeft ter zitting, bij monde van mevrouw [A.], verklaard dat ambtshalve is besloten om een onderzoek te starten vanwege de ervaringen van de kinderen in het recente verleden. De kinderen hebben al veel achter de kiezen en er bestaat om die reden ernstige zorg over hun welzijn. De Raad vindt het in dat verband niet verstandig de kinderen op stel en sprong naar Frankrijk terug te geleiden. Het is daarbij de vraag hoe hun leven er in Frankrijk uit zal zien, nu de kinderen erg gespannen reageren op hun vader, hun eerdere ervaringen met het leven in Frankrijk niet positief zijn en er recentelijk in Frankrijk nauwelijks sprake was van een gezinsleven. Het probleem is volgens de Raad overigens niet dat de situatie in Frankrijk niet goed zou zijn of dat er redenen bestaan daaraan te twijfelen, maar dat de kinderen zich in die situatie niet gelukkig en emotioneel niet veilig voelen. Het zit in de kinderen zelf. Ze hebben het grootste deel van hun leven in Nederland gewoond en voelen zich in Nederland het meest thuis. Opa en oma zijn daarin de enige stabiele factor.
Er zal intensieve begeleiding nodig zijn om de band met de vader weer te herstellen. Daarvoor is een veilige basis nodig, die zij nu vinden in en bij opa en oma. In een procedure bij de kinderrechter zal voorlopige voogdij van opa en oma over de kinderen worden gevraagd voor een periode van circa drie maanden. In die periode zal dan moeten worden gekeken wat er mogelijk is om het contact met de vader te herstellen. Als de kinderen aangeven dat er een basis is voor een leven in Frankrijk, zal daaraan navolging moeten worden gegeven. Het perspectief is dus mede op Frankrijk gericht, maar op dit moment is van een basis voor terugkeer nog geen sprake, aldus de Raad.
5.16.
De voorzieningenrechter deelt het standpunt van de Raad en is van opvatting dat de vader zich niet langer zou moeten laten leiden door de opvatting dat de belangen van de kinderen in deze situatie ondergeschikt zijn te achten aan zijn belang om zijn gezagsrechten daadwerkelijk en in volle omvang op de door hem verkozen wijze (“de kinderen moeten eerst terug en daarna kan er gepraat worden”) uit te oefenen.
5.17.
De voorzieningenrechter acht het begrijpelijk en invoelbaar dat de vader, na de in zijn ogen zeer zorgvuldige voorbereiding van verhuizing naar Frankrijk, teleurgesteld is dat de kinderen het niet, in zijn woorden, “tenminste een jaar hebben geprobeerd”.
De vader heeft er echter te weinig oog voor dat alle zorgvuldigheid in de voorbereiding er niet aan af doet dat het
zijnkeuze is om in Frankrijk te wonen en niet die van de kinderen, die na een eerdere ervaring (en alles wat er in de nasleep daarvan is gebeurd) de stellige wil hebben ontwikkeld hun toekomst in Nederland vorm te geven. De vader dient te beseffen dat hij het risico loopt dat het contact met de kinderen nog verder verstoord raakt indien hij zijn wil zou doordrukken en zou meer oog moeten ontwikkelen voor de mogelijkheid dat het vormgeven van een gezinsleven op afstand zowel op de korte als op de langere termijn meer - ja wellicht het enige - perspectief biedt op een voor beide kanten bevredigende relatie. De betrokkenheid van oma zou daarbij goede diensten kunnen bewijzen, maar dan dient de vader die wel anders te waarderen dan hij tot op heden heeft gedaan. Het door oma gedane aanbod aan het slot van de hiervoor sub 2.13 aangehaalde brief sluit aan bij wat de kinderen nu nodig hebben en zou voor de vader een stimulans kunnen zijn om ook de verbetering van de relatie met zijn moeder op de agenda te zetten.
De voorzieningenrechter overweegt tenslotte dat er geen redenen zijn om te veronderstellen dat de weerstand van de kinderen om terug te keren naar Frankrijk het gevolg is van enigerlei (negatieve) beïnvloeding van oma. Aannemelijker is dat die weerstand er al was toen hij in de zomer van 2014 met de kinderen naar Frankrijk vertrok.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
in reconventie
6.3.
wijst de vorderingen af,
6.4.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. H.A.H. Stam op 5 maart 2015. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1289