ECLI:NL:RBNHO:2015:2068

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 maart 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 870
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake WIA-uitkering en loondoorbetalingsverplichting

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 maart 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een analist microbiologie, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had zich ziek gemeld na een ongeluk op 12 december 2011 en werkte op uitzendbasis voor LabResource BV. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 24 september 2013, heeft het UWV een besluit genomen dat LabResource het ziekengeld aan eiseres moest doorbetalen tot 8 december 2014. Dit besluit werd door LabResource aangevochten, wat leidde tot een herziening van het UWV-besluit op 3 maart 2014, waarbij het UWV oordeelde dat de loondoorbetalingsverplichting van 52 weken verviel.

Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat zij niet volledig hersteld was en dat haar arbeidsongeschiktheid niet correct was beoordeeld. Tijdens de zitting op 16 juli 2014 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij verwees naar adviezen van haar bedrijfsarts en de uitkering die zij ontving op basis van een 32-urige werkweek. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen een nader standpunt in te nemen, waarna partijen toestemming gaven om zonder nadere zitting uitspraak te doen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat er geen sprake was van een volledige betermelding per 26 augustus 2013, maar dat dit niet meer verplicht was. De rechtbank concludeerde dat eiseres, na een periode van opbouw, haar eigen werk voor 24 uur per week had hervat en dat er op basis van de gewerkte uren geen sprake meer was van ziekte. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het UWV op goede gronden had besloten dat er geen recht op WIA-uitkering bestond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 14/870

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 maart 2015 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.M.G. de Wit),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Alkmaar),verweerder
(gemachtigde: mr. L. Ritsma).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2013 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten dat LabResource BV het ziekengeld aan eiseres dient door te betalen tot 8 december 2014.
Hiertegen is door LabResource BV bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 3 maart 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van LabResource BV gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het besluit van 29 oktober 2013 herroepen en beslist dat de loondoorbetalingsverplichting van 52 weken vervalt.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juli 2014.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen een nader standpunt in te nemen. Verweerder heeft bij brief van 19 augustus 2014 gereageerd. Eiseres heeft daarop bij brief van 16 september 2014 gereageerd.
Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven uitspraak te doen zonder het houden van een nadere zitting. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is sinds 8 april 2011 werkzaam als analist microbiologie in dienst van LabResource BV (hierna: de werkgever). Zij heeft zich met diverse fysieke klachten ten gevolge van een ongeluk op 12 december 2011 ziek gemeld. Eiseres werkte op uitzendbasis. Haar dienstverband is geëindigd per 1 februari 2014. De werkgever is eigen-risicodrager.
2. In verband met een door eiseres op 24 september 2013 ingediende aanvraag om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) heeft verweerder beoordeeld of de werkgever alle verplichtingen is nagekomen met betrekking tot de re-integratie van eiseres en is tot het oordeel gekomen dat dit niet het geval is. Daarop heeft verweerder het primaire besluit genomen. De behandeling van de WIA-aanvraag heeft verweerder opgeschort. De werkgever heeft bezwaar gemaakt.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen. Redengevend blijkens de aan dit besluit ten grondslag liggende arbeidsdeskundige rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 28 februari 2014 is dat uit onderzoek is gebleken dat eiseres gedurende haar dienstverband bij de werkgever in de periode voorafgaand aan haar ziekmelding gemiddeld 23,45 uur per week heeft gewerkt. De werkgever is steeds ten onrechte er van uit gegaan dat eiseres 32 uur per week werkte. Nu eiseres per 26 augustus 2013 voor 24 uur per week hersteld is gemeld is er geen sprake meer van ziekte omdat zij meer uren werkt dan voorheen. Er is dan ook geen aanleiding om het re-integratieresultaat noch om de re-integratie inspanningen van de werkgever te beoordelen. Er is geen aanleiding voor een WIA-aanvraag.
4. Eiseres voert in beroep aan dat zij niet is beter gemeld per 26 augustus 2013 en verwijst daartoe onder meer naar het advies van de bedrijfsarts in het kader van de WIA-aanvraag. Daaruit blijkt dat zij 32 uur per week werkte en dat zij voor slechts 24 uur per week kon terugkeren in haar eigen werk en dat voor de 4e dag nog iets passends moet worden gezocht. Zij werkte (gedeeltelijk) op arbeidstherapeutische basis i.v.m. een nadere knieoperatie.
5. Ter zitting heeft eiseres er nog op gewezen dat zij naast haar werkzaamheden voor 24 uur per week nog een Ziektewet-uitkering ontving van [naam instantie] op basis van 32 uur per week. Daarnaast blijkt volgens haar al dat geen sprake is van een volledige betermelding per 26 augustus 2013 uit de omstandigheid dat zij ingevolge de WIA per 9 december 2013 22% arbeidsongeschikt is.
6. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om op de stellingen van eiseres ter zitting te reageren. Bij brief van 19 augustus 2014 laat verweerder weten dat er inderdaad geen betermelding per 26 augustus 2013 heeft plaats gevonden, maar dat dit per 1 januari 2013 ook niet meer verplicht is. Uit het dossier blijkt dat eiseres 24 uur per week heeft gewerkt. Dat [naam instantie] na 26 augustus 2013 is doorgegaan met uitkeren van ziekengeld hoeft niet doorslaggevend te zijn. [naam instantie] kan zich immers hebben vergist dat er sprake was van een dienstverband van 32 uur per week. Verweerder heeft een e-mail overgelegd waaruit volgens hem blijkt dat [naam instantie] ook twijfelt aan de juistheid hiervan.
7. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres – na een periode van opbouw – per 26 augustus 2013 haar eigen werk voor 24 uur per week heeft hervat. De vraag die voor ligt is of er gelet op de urenomvang van de werkzaamheden van eiseres voor haar uitval nog sprake is van ziekte.
8. De rechtbank stelt voorop dat het dossier een diffuus beeld biedt.
Blijkens de arbeidsovereenkomst fase A met LabResource, getekend op 11 april 2011, is de arbeidsomvang uur/week: 32/24. Dit verhoudt zich met de verklaring ter zitting van eiseres dat zij soms 32 en soms 24 uur per week werkte. Uit het dossier blijkt voorts dat de werkgever uit gaat van een arbeidsomvang van 32 uur per week, evenals de begeleider van het re-integratietraject Werkwijzer Mobiliteit. Ook in de verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige rapportages van respectievelijk 14 oktober 2013 en 18 oktober 2013 in het kader van de WIA-beoordeling wordt daarvan uit gegaan.
De Arbodienst [naam] gaat daarentegen blijkens het re-integratieadvies van 15 december 2012 uit van een urenomvang van 24 uur per week. Bij raadpleging van Suwinet blijkt een gemiddelde van 20 uur per week, aldus verweerder. Daarnaast heeft verweerder bij de werkgever van eiseres een urenoverzicht opgevraagd van de in 2011 gewerkte uren. Uit dat overzicht blijkt dat er sprake is van wisselende werkweken met een urenomvang variërend van 8 tot 34 uur per week. Verweerder heeft een berekening gemaakt van het gemiddeld aantal gewerkte uren en komt op 23,46 uur per week. Deze berekening is door eiseres niet bestreden. Nu dit kennelijk het daadwerkelijk gewerkte aantal uren betreft gedurende de periode van indiensttreding bij de werkgever tot aan de uitval wegens ziekte ziet de rechtbank niet in waarom verweerder hiervan niet heeft mogen uit gaan. Dat moet worden uitgegaan van 24 uur per week wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd doordat gedurende de weken 34 en 35 geen loonuren zijn geregistreerd maar voor elk van deze weken 24 vakantie uren. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiseres geen bewijzen heeft overgelegd waaruit blijkt dat zij gedurende die periode meer uren heeft gewerkt. Met verweerder acht de rechtbank de omstandigheid dat [naam instantie] vanaf de werkhervatting nog ziekengeld heeft uitbetaald niet doorslaggevend. Uit de door verweerder overgelegde emailwisseling blijkt inderdaad dat bij [naam instantie] twijfel heerst of niet ten onrechte van een werkweek van 32 uur is uit gegaan in plaats van een werkweek van 24 uur.
Met betrekking tot het standpunt van eiseres dat de werkhervatting vanaf 26 augustus 2013 voor 24 uur per week dient te worden gezien als arbeid therapeutisch vindt de rechtbank geen steun in het dossier. Het advies van de bedrijfsarts F.J Bult van 22 augustus 2013 waar eiseres naar verwijst verwoordt juist dat eiseres voor 3 dagen per week kan terugkeren in eigen werk. Dat zij nog beperkingen heeft en in de toekomst nog een knie operatie moet ondergaan maakt dit niet anders. Dat eiseres blijkens de WIA-beoordeling als 22% procent arbeidsongeschikt dient te worden geacht is het resultaat van een theoretische schatting en ziet niet op de (on)geschikt van eiseres voor haar eigen werkzaamheden.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder op goede gronden tot het standpunt is gekomen dat met de werkhervatting van eiseres per 26 augustus 2013 voor 24 uur per week per die datum geen sprake (meer) is van ziekte.
9. Het beroep is ongegrond.
10. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.I. Vleeming-Wever, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2015.
griffier rechter
De griffier is verhinderd te tekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.