In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 18 maart 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot nihilstelling van de partnerbijdrage. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.F.M. Deijkers, verzocht de rechtbank om de partnerbijdrage van € 2.097,69 per maand op nihil te stellen, omdat de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.E. Mewe-Boerwinkel, met een ander samenleefde als waren zij gehuwd. De man stelde dat het grievende gedrag van de vrouw, waaronder het verzwijgen van de verwekking van hun jongste kind, de lotsverbondenheid had verbroken. De vrouw betwistte dit en stelde dat de man altijd op de hoogte was geweest van de situatie.
De rechtbank heeft de argumenten van de man beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gedrag van de vrouw zodanig was dat de lotsverbondenheid was verbroken. De rechtbank oordeelde dat de man zijn onderhoudsverplichting niet kon ontlopen, omdat hij nooit eerder had aangegeven dat hij niet meer in zijn onderhoudsverplichting kon voorzien. De rechtbank heeft ook de stelling van de man dat de vrouw met een ander samenwoonde als waren zij gehuwd, verworpen, omdat hij dit onvoldoende had onderbouwd.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek van de man afgewezen, wat betekent dat de partnerbijdrage in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van de lotsverbondenheid en de omstandigheden waaronder de onderhoudsverplichting kan worden gewijzigd of beëindigd.