ECLI:NL:RBNHO:2015:2451

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
3073053 CV EXPL 14-2168
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van huurpenningen met schilderwerk in een maatschap van vakantiebungalows

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld, hebben eisers een vordering ingesteld tegen gedaagde met betrekking tot de verrekening van huurpenningen met schilderwerk. De eisers, bestaande uit [a], [b], [c] en [d], hebben bij dagvaarding van 10 mei 2014 in conventie een vordering ingesteld. Gedaagde, vertegenwoordigd door mr. H.W. Kompagne, heeft verweer gevoerd en een voorwaardelijke tegenvordering ingesteld. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de partijen betrokken waren bij een maatschap die vakantiebungalows beheerde en dat gedaagde huurpenningen heeft ingehouden op basis van schilderwerk dat in 2010 zou zijn uitgevoerd. Eisers betwisten de rechtmatigheid van deze verrekening en stellen dat er geen opdracht is gegeven voor het schilderwerk, en dat de kosten niet verhaald kunnen worden op de individuele eigenaren van de bungalows.

De kantonrechter heeft de feiten vastgesteld, waaronder het overlijden van een van de eisers, en heeft geoordeeld dat de verrekening door gedaagde niet rechtsgeldig was. De rechter heeft geconcludeerd dat de vorderingen van eisers, die voortvloeien uit een andere rechtsverhouding dan die van gedaagde, toewijsbaar zijn. De kantonrechter heeft de vordering van eisers tot betaling van de huurpenningen toegewezen, maar de vordering tegen [y] afgewezen, omdat deze niet kon worden aangemerkt als debiteur voor de huurpenningen. De rechter heeft ook de vordering van gedaagde in reconventie afgewezen, omdat de grondslag voor deze vordering was komen te vervallen. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde, met uitzondering van een bedrag dat door eisers aan gedaagde moet worden betaald voor de kosten van de gemachtigde.

De uitspraak is gedaan op 4 maart 2015 door kantonrechter S.W.S. Kiliç, en de vorderingen van eisers zijn toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente en proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 3073053 \ CV EXPL 14-2168 BL
Uitspraakdatum: 4 maart 2015

Vonnis in de zaak van:

1.
[A], wonende te [plaats], rechtsopvolgster van
[B](overleden op[datum])
2.
[C], wonende te [plaats]
3.
[E], gevestigd te [plaats]
eisende partijen in conventie / verwerende partijen in (voorwaardelijke) reconventie
verder gezamenlijk ook te noemen: [eisers], en afzonderlijk [a],[b],[c] en [d]
gemachtigde: mr. B. Parmentier, advocaat te Haarlem
toevoeging: [toevoeging]
tegen
1.
[Y], voorheen h.o.d.n. Prins Hendrik Texel, wonende te [woonplaats]
2. de besloten vennootschap
[z], gevestigd te [woonplaats]
gedaagde partijen in conventie / eisende partijen in (voorwaardelijke) reconventie
verder gezamenlijk ook te noemen (in enkelvoud): [gedaagde], en afzonderlijk [y] en [(z)]
gemachtigde mr. H.W. Kompagne, advocaat te Nieuwegein

Het procesverloop

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
1. [eisers] hebben bij dagvaarding van 10 mei 2014 in conventie een vordering ingesteld. [gedaagde] heeft in conventie bij antwoord verweer gevoerd en in reconventie een (voorwaardelijke) tegenvordering ingesteld. Bij akte van 5 augustus 2014 is aangezegd het overlijden van[b] als grond voor schorsing van het geding, met het verzoek om hervatting van het geding met als opvolgende partij [a]. [gedaagde] heeft zich hieraan bij antwoordakte geconformeerd. Bij faxbrief van 12 augustus 2014 verzoeken [eisers] om herstel van een (kennelijke) fout in de dagvaarding. [gedaagde] verzet zich hiertegen. Bij vonnis van 17 september 2014 heeft de kantonrechter een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen. [eisers] hebben met het oog op de zitting bij akte nadere producties in het geding gebracht. De zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2015, waar[c] is verschenen, bijgestaan door mr. Parmentier, en waar [y] is verschenen, bijgestaan door mr. Kompagne. Van deze zitting is proces-verbaal opgemaakt. Bij akte van 4 februari 2015 hebben [eisers] vonnis gevraagd. Vervolgens is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

De vaststaande feiten

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
2. De kantonrechter neemt de volgende feiten als vaststaand aan, omdat deze door de ene partij zijn gesteld en door de andere partij zijn erkend of niet betwist.
3.[b],[c] en [y] zijn tot april 2012 tezamen eigenaar geweest van 8 vakantiebungalows (met nummers 35, 57, 61, 77, 87, 91, 93 en 95) op recreatieterrein Prins Hendrik te Texel. Deze bungalows zijn ondergebracht in de (informele) ‘maatschap [gedaagde]’ (verder: de maatschap), gevormd door[b],[c] en [y].
4. Daarnaast zijn [eisers] buiten de maatschap om ieder voor zich eigenaar (geweest) van in totaal 6 andere vakantiewoningen op recreatieterrein Prins Hendrik, te weten[b] van nummers 71 en 73,[c] van nummer 23 en [d] van nummers 47, 63 en 83.
5. Feitelijk beheerde [y] alle bovengenoemde 14 bungalows, in die zin dat hij de huurpenningen inde en zorg droeg voor (klein) onderhoud.
6. Medio 2010 heeft [gedaagde] aan de maatschap in rekening gebracht een totaalbedrag van
€ 20.000,00 voor schilderwerk ten behoeve van de 8 in de maatschap vallende bungalows.
7. In april 2012 zijn de 8 vakantiewoningen van de maatschap aan een derde verkocht en geleverd.
8. Na april 2012 heeft [gedaagde] de voor [eisers] geïnde huurpenningen betreffende hun 6 in eigendom toebehorende bungalows niet volledig afgedragen aan [eisers], maar daarmee verrekend 2/3e deel van bovengenoemde kosten voor schilderwerk. Zo doende heeft [gedaagde] een bedrag van € 5.209,11 ingehouden op aan[b] toekomende huurpenningen,
€ 1.895,11 op aan[c] toekomende huurpenningen en € 6.229,11 op aan [d] toekomende huurpenningen, zijnde in totaal € 13.333,33.
9. Verder heeft [gedaagde] bij afrekening van 27 september 2012, gericht aan [d], een bedrag van € 1.725,50 voor buitenschilderwerk verrekend met huuropbrengsten voor bungalow nummer 63.
10. Bij afrekening van 30 november 2012, gericht aan[c], heeft [gedaagde] een bedrag van € 1.754,50 voor schilderwerk verrekend met huuropbrengsten voor bungalow nummer 23.
11. In 2012 heeft[c] een bedrag van € 539,28 voor waterschapsbelasting betaald ten behoeve van de in de maatschap vallende bungalows.

De geschillen

in conventie
12. [eisers] vorderen veroordeling van [y], en volledig- en zekerheidshalve van zijn rechtsopvolgster [(z)], tot betaling aan [a] een bedrag van € 5.209,11, aan[c] een bedrag van € 3.829,37 en aan [d] een bedrag van € 7.954,61. Ook vorderen [eisers] de wettelijke (handels)rente over genoemde bedragen en € 1.143,37 voor incassokosten. [eisers] stellen daartoe – samengevat – het volgende. [gedaagde] heeft ten onrechte kosten voor schilderwerk verrekend met de [eisers] toekomende huuropbrengsten. [eisers] betwisten dat opdracht is gegeven voor het in 2010 gefactureerde schilderwerk, dat bovendien niet (behoorlijk) is uitgevoerd. Bij transport van de bungalows in april 2012 is afgesproken dat de schilderkosten door [gedaagde] buiten beschouwing zouden worden gelaten. Tegen deze afspraak in heeft [gedaagde] vervolgens alsnog 2/3e deel van die kosten verrekend met de huuropbrengsten van de 6 bungalows van [eisers] Als de maatschap al opdracht zou hebben gegeven voor in 2010 verricht schilderwerk dan kunnen de kosten daarvoor niet worden verhaald op [eisers] als individuele eigenaars van de andere bungalows. Het gaat om verschillende rechtsverhoudingen. Voor het na april 2012 door [gedaagde] verrekend schilderwerk is ook geen opdracht gegeven, zodat geen bevoegdheid tot verrekening bestaat.
13. [gedaagde] concludeert tot afwijzing van de vordering van [(d)] omdat [(d)] geen procespartij is. Verder voert [gedaagde] als verweer – kort weergegeven – het volgende aan. [y] is ten onrechte in deze procedure betrokken, omdat de opdracht tot het verrichten van schilderwerk in 2010 door de maatschap (bevoegd vertegenwoordigd door [y]) aan [(z)] is verstrekt, en het ook [(z)] is geweest die de huurpenningen betreffende de 6 buiten de maatschap vallende bungalows van [eisers] heeft geïnd. Omdat [(z)] in opdracht van de maatschap schilderwerk heeft verricht is [(z)] aan te merken als maatschapscrediteur. Daarom mag [(z)] zich verhalen op het vermogen van de (toenmalige) maten, en daarmee op de huurpenningen van de bungalows die [(z)] voor hen ontvangt. Zo doende heeft [(z)] de huuropbrengsten van de bungalows van [eisers] verrekend met de vordering van
€ 13.333,33 voor het schilderwerk. Pas in september 2013 maken [eisers] bezwaar tegen het schilderwerk. Daarmee hebben [eisers] gehandeld in strijd met artikel 6:89 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Alleen in het kader van de overdracht van de in de maatschap vallende bungalows heeft [gedaagde] afgezien van de vordering ter zake schilderwerk, maar daarmee heeft [gedaagde] geen afstand van recht gedaan. [gedaagde] is niet in gebreke gesteld door [eisers] zodat het gevorderde niet opeisbaar is. Indien de vordering van [eisers] wordt toegewezen dan verzoekt [gedaagde] de kantonrechter het vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, vanwege de slechte financiële positie van [eisers]
in (voorwaardelijke) reconventie
14. Indien in rechte komt vast te staan dat [(d)] procespartij is, en in rechte komt vast te staan dat met [(d)] geen bedragen verrekend kunnen worden, dan heeft [(z)] nog van [a] en[c] te vorderen het bedrag dat is verrekend met [(d)], zijnde € 6.229,10. Iedere maat moet 1/3e deel, dus € 6.666,66 bijdragen in de kosten voor schilderwerk. Door[b] is al bijgedragen € 5.209,11, zodat [a] nog moet voldoen een bedrag van € 1.457,55. Door[c] is al bijgedragen € 1.895,11, zodat hij nog moet voldoen een bedrag van € 4.771,55.

De beoordeling van de geschillen

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
15. Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan overweegt de kantonrechter ten aanzien van de opgeworpen procedurele aspecten als volgt.
16. Het geding is geschorst doordat het overlijden van[b] bij akte als grond voor schorsing is ingeroepen. Bij diezelfde akte is gevraagd om hervatting dat het geding, met het verzoek [a] als opvolgende partij van[b] aan te merken. [gedaagde] heeft zich hieraan geconformeerd, zodat de kantonrechter [a] aanmerkt als rechtsopvolgster van[b]. De aanhef van dit vonnis is hierop aangepast.
17. Verder verzoeken [eisers] om herstel van een vergissing in de dagvaarding. Daarin staat abusievelijk als naam van één van de eisende partijen vermeld [(d)] B.V. te [plaats], in plaats van [E] te [plaats]. Het verweer van [gedaagde] tegen dit verzoek slaagt niet. Naar het oordeel van de kantonrechter is sprake van een kennelijke verschrijving, en is duidelijk dat het gaat om [E] Uit producties 7, 9, 10, 14 en 15 bij dagvaarding (waaronder facturen van [gedaagde] gericht aan [E]) blijkt genoegzaam dat [gedaagde] ervan op de hoogte was dat [d] de partij is die eigenaar was van de bewuste vakantiebungalows, en niet [(d)] te Utrecht. [gedaagde] is door het verzoek om aanpassing niet in zijn belangen geschaad. Daarom wordt het verzoek van [eisers] tot herstel van de kennelijke verschrijving toegewezen. Waar in de stukken vermeld staat [(d)] B.V. moet dit worden gelezen als [E] De aanhef van dit vonnis is hierop aangepast. De kosten voor de akte die [gedaagde] in dit verband heeft genomen komen voor rekening van [eisers] Deze kosten worden begroot op een bedrag van € 150,00 voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde].
in conventie
18. [eisers] vorderen in deze procedure betaling van een bedrag van € 13.333,33 betreffende huurpenningen die [gedaagde] na april 2012 heeft geïnd voor de 6 bungalows van [eisers]. [gedaagde] betwist niet dat hij deze huurpenningen aan [eisers] verschuldigd is, maar beroept zich – onder meer – op verrekening met zijn vordering betreffende schilderwerk dat in 2010 is verricht. [eisers] betwisten gemotiveerd dat [gedaagde] bevoegd tot verrekening is overgegaan.
19. Op grond van artikel 6:127 lid 2 BW bestaat de bevoegdheid tot verrekening wanneer de schuldenaar (in dit geval [gedaagde]) een prestatie te vorderen heeft die beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij (in dit geval [eisers]) en hij bevoegd is zowel tot betaling van de schuld als tot het afdwingen van de betaling van de vordering. Verder bepaalt artikel 6:127 lid 3 BW dat de bevoegdheid tot verrekening niet bestaat ten aanzien van een vordering en een schuld die in van elkaar gescheiden vermogens vallen.
20. De vordering van € 13.333,33 die [(z)] stelt te hebben ziet op schilder-werkzaamheden aan de 8 bungalows die vielen in de informele maatschap van[b],[c] en [y] en die in opdracht van deze maatschap zouden zijn verricht. De vorderingen van [eisers] vloeien voort uit een andere rechtsverhouding. [eisers] stellen dat deze voortvloeien uit een beheersovereenkomst, hetgeen [gedaagde] betwist, maar niet in geschil is dat [gedaagde] de door [eisers] gevorderde huuropbrengsten ten aanzien van de 6 niet in de maatschap vallende bungalows ten behoeve van [eisers] heeft geïnd. Daarmee is niet voldaan aan de voor verrekening geldende voorwaarden dat partijen wederkerig elkaars schuldeiser en schuldenaar moeten zijn, en de vordering en schuld niet in van elkaar gescheiden vermogens mogen vallen, zodat het beroep van [gedaagde] op verrekening niet slaagt.
21. Daarmee kan in het midden blijven of al dan niet was afgesproken dat de kosten voor het in 2010 verrichte schilderwerk niet meer gevorderd zouden worden. Ook kan in het midden blijven de vraag of [eisers] tijdig hebben geprotesteerd tegen het in rekening brengen daarvan, en de kwaliteit van het werk. De vraag het schilderwerk in 2010 is gefactureerd door [y] of [(z)] is daarmee evenmin relevant.
22. Gelet op het voorgaande zijn de als zodanig door [(z)] niet betwiste vorderingen betreffende achterstallige huurpenningen ad in totaal € 13.333,333 (waarvan een gedeelte van € 5.209,11 voor [a], een gedeelte van € 1.895,11 voor[c] en een gedeelte van € 6.229,11 voor [d]) toewijsbaar. Ten aanzien van [y] worden deze vorderingen afgewezen. Uit de door [eisers] overgelegde informatie uit het handelsregister blijkt dat [y] met ingang van 1 januari 2009 de activiteiten in zijn eenmanszaak met handelsnaam Prins Hendrik Texel heeft overgedragen aan [(z)], waarbij de handelsnaam Prins Hendrik Texel is gehandhaafd. [eisers] stellen van deze wijziging niet op de hoogte te zijn gebracht, en altijd zaken te hebben gedaan met [y]. Dit is echter onvoldoende om aan te nemen dat [y], handelend uit naam van zijn in 2009 gestaakte eenmanszaak, in 2012 huurpenningen heeft geïnd voor buiten de maatschap vallende bungalows. De door [eisers] overgelegde afrekeningen voor verhuur van hun privé bungalows zijn afgedrukt op briefpapier van Prins Hendrik, onder vermelding van het KVK nummer van [(z)]. De als productie 2 bij dagvaarding overgelegde beheersovereenkomst vermeldt weliswaar [y] als beheerder, maar deze overeenkomst is niet door partijen ondertekend en wordt door [gedaagde] betwist. Bovendien kan uit het nummer bovenaan pagina 1 worden afgeleid dat deze overeenkomst door Netwerk Notarissen is opgesteld in 2005, dus voor het overdragen van de activiteiten aan [(z)]. Daarmee hebben [eisers] niet aannemelijk gemaakt dat [y] de onderhavige huurpenningen heeft geïnd, zodat [y] niet kan worden veroordeeld tot het afdragen daarvan.
23. Verder vordert [d] een bedrag van € 1.725,50 voor huuropbrengsten van de (buiten de maatschap vallende) bungalow met nummer 63, en[c] een bedrag van
€ 1.754,50 voor huuropbrengsten van de (eveneens buiten de maatschap vallende) bungalow met nummer 23. [(z)] weerspreekt niet deze bedragen ten behoeve van [d] respectievelijk[c] te hebben geïnd. Verder staat vast dat [(z)] voornoemde bedragen als kosten voor buitenschilderwerk heeft verrekend met de huuropbrengsten, te weten voor bungalow 63 bij afrekening van 27 september 2012 en voor bungalow 23 bij afrekening van 30 november 2012. [eisers] betwisten de bevoegdheid van [gedaagde] tot verrekening, omdat voor dit schilderwerk nooit opdracht is gegeven. [gedaagde] stelt dat sprake was van regulier onderhoud, naar aanleiding van een inventarisatie van de Vereniging van Eigenaren, waartegen [eisers] geen bezwaar hebben gemaakt. [gedaagde] verwijst in dit verband naar inventarisatielijsten d.d. 1 oktober 2011, waarop voor wat betreft schilderwerk alleen is aangevinkt dat het tuinschuurtje van huisje nummer 63 redelijk is en van nummer 23 matig, en deze tuinschuurtjes een verfbeurt verdienen. [eisers] hebben op hun beurt in het geding gebracht een e-mail van 8 oktober 2012 aan [gedaagde], waarin[c] protesteert tegen de verrekening d.d. 27 september 2012. Daarbij schrijft[c] dat al vele keren is duidelijk gemaakt dat [gedaagde] geen enkele opdracht van[b] of[c] heeft gehad. Verder hebben [eisers] in dit verband overgelegd een e-mailwisseling tussen[c] en P. Kock (bestuurslid van de Vereniging van Eigenaren), waarin Kock op 13 mei 2013 schrijft dat het bestuur van de Vereniging van Eigenaren geen bemoeienis heeft gehad met de opdracht voor schilderwerk voor bungalow nummer 63. Gezien deze gemotiveerde betwisting door [eisers] is de gegrondheid van de vordering van [gedaagde] op [d] c.q.[c] niet op eenvoudige wijze vast te stellen. Gelet op het bepaalde in artikel 6:136 BW wordt daarom het verrekenverweer van [gedaagde] gepasseerd, en zijn deze vorderingen toewijsbaar.
24. De (primair) door [eisers] gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar, omdat niet is gebleken dat de vorderingen voortvloeien uit een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. De wettelijke rente is wel toewijsbaar, vanaf 30 januari 2013 (de datum waarop [gedaagde] over deze kwestie in een eerdere procedure is gedagvaard door[b] en[c]), omdat een concrete eerdere verzuimdatum niet is gesteld of gebleken.
25. Verder vordert[c] een bedrag van € 179,79, zijnde 1/3e deel van het door de maatschap verschuldigde bedrag van € 539,28 voor waterschapsbelasting 2012. [gedaagde] betwist als zodanig niet dat[c] deze waterschapsbelasting ten behoeve van de maatschap heeft betaald, en het aandeel van [y] in de maatschap 1/3 bedroeg. Het verweer van [gedaagde] op dit punt beperkt zich tot de stelling dat hij niet in gebreke is gesteld, zodat dit bedrag in deze procedure niet gevorderd kan worden. Dit verweer treft geen doel. Gelet op het bepaalde in artikel 3:296 lid 1 BW kan [y] als voormalig vennoot van de maatschap worden veroordeeld tot betaling van zijn onbetwiste bijdrage in de over 2012 door de maatschap verschuldigde waterschapsbelasting. Daarvoor is geen ingebrekestelling vereist. Tegen [(z)] is dit deel van de vordering niet toewijsbaar, omdat een juridische grondslag daarvoor ontbreekt. De (primair) gevorderde wettelijke handelsrente over € 179,79 is niet toewijsbaar, omdat niet is gebleken dat de vordering voortvloeit uit een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a BW. De wettelijke rente is wel toewijsbaar vanaf de dag van dagvaarding in deze zaak (10 mei 2014), omdat een concrete eerdere verzuimdatum niet is gesteld of gebleken.
26. [gedaagde] verweert zich tegen de vordering om het vonnis (zoveel mogelijk) uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Volgens [gedaagde] is de financiële positie van [eisers] zo slecht dat bij een vernietiging van dit vonnis in hoger beroep het toegewezen bedrag niet gerestitueerd kan worden. [eisers] betwisten dit. [gedaagde] heeft dit standpunt onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd, zodat de kantonrechter geen reden ziet om af te wijken van het uitgangspunt dat degene die een veroordeling tot betaling van een geldsom verkrijgt vermoed wordt het vereiste belang bij uitvoerbaar verklaring bij voorraad te hebben.
27. [eisers] vorderen een bedrag van € 1.143,37 (inclusief btw) voor incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is omdat het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. [eisers] hebben voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen. De wettelijke rente daarover is niet toewijsbaar, omdat niet is gesteld of gebleken dat deze kosten daadwerkelijk door [eisers] zijn betaald.
28. De uitkomst van de procedure in conventie brengt mee dat de proceskosten voor rekening van [gedaagde] komen, met dien verstande dat [eisers] worden veroordeeld tot betaling van
€ 150,00 voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde], zoals hiervoor onder 17 overwogen. Dit salaris wordt in het dictum verrekend met het salaris van de gemachtigde van [eisers] ten bedrage van € 600,00 waarin [gedaagde] wordt veroordeeld. [gedaagde] wordt ook veroordeeld tot betaling van € 100,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door [eisers] worden gemaakt.
in (voorwaardelijke) reconventie
29. Nu [d] als procespartij is aangemerkt en in conventie het door [gedaagde] gevoerde verrekenverweer (ook) ten aanzien van [d] is gepasseerd moet de tegenvordering van [gedaagde] worden beoordeeld. [gedaagde] vordert van [a] en[c] ieder 1/3 van de in 2010 gefactureerde schilderkosten, zijnde € 6.666,66 per persoon, minus het bedrag dat zij al door verrekening hebben bijgedragen, zodat van[b] wordt gevorderd € 1.457,55 en van[c] € 4.771,55. De vordering van [gedaagde] is gebaseerd op het uitgangspunt dat verrekening van de huuropbrengsten van de 6 buiten de maatschap vallende bungalows met kosten voor schilderwerk van de 8 binnen de maatschap vallende bungalows is toegestaan. Aangezien in conventie is overwogen en beslist dat deze verrekening niet is toegestaan, omdat de vorderingen van [eisers] ter zake de huuropbrengsten voortvloeien uit een andere rechtsverhouding dan de vordering van [gedaagde] ter zake de kosten voor schilderwerk, is daarmee ook de grondslag aan de vordering van [gedaagde] in reconventie ontvallen. De vordering wordt daarom afgewezen. Voor zover [gedaagde] de kosten van deze schilderwerkzaamheden van [eisers] betaald wil krijgen zullen deze in een afzonderlijke procedure, in het kader van de afwikkeling van de maatschap, gevorderd moeten worden.
30. [gedaagde] krijgt in reconventie ongelijk, zodat ook de proceskosten in reconventie voor rekening van [gedaagde] komen. Vanwege de nauwe samenhang met de zaak in conventie worden de proceskosten in reconventie vastgesteld op nihil.

De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
Veroordeelt [(z)] om te betalen:
  • aan [a] een bedrag van € 5.209,11
  • aan[c] een bedrag van € 3.649,61
  • aan [d] een bedrag van € 7.954,61
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 30 januari 2013 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [(z)] om aan [eisers] te betalen een bedrag van € 1.143,37 voor incassokosten.
Veroordeelt [y] om aan[c] te betalen een bedrag van € 179,79, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 mei 2014 tot de dag van betaling.
Veroordeelt [(z)] in de proceskosten, die tot heden voor [eisers] worden vastgesteld op een bedrag van € 611,15 (€ 84,15 aan dagvaardingskosten, € 77,00 aan griffierecht en een bedrag van € 450,00 voor salaris van de gemachtigde van [eisers]),
en veroordeelt [gedaagde] daarvan te voldoen:
€ 84,15 aan de griffier (wegens dagvaardingskosten in verband met de aan [eisers] verleende
toevoeging), na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
en € 527,00 aan [eisers] (wegens griffierecht en salaris gemachtigde),
te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van betaling, en veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 100,00 aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [eisers] worden gemaakt.
Verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
in reconventie
Wijst de vordering af.
Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die tot heden voor [eisers] worden vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.W.S. Kiliç, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op 4 maart 2015 in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter