ECLI:NL:RBNHO:2015:2527

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 april 2015
Publicatiedatum
25 maart 2015
Zaaknummer
3587052 / CV EXPL 14-12248
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van onverschuldigde betaling na betaling van WIA-uitkering op bankrekening van gedaagde

In deze zaak vorderen eisers de terugbetaling van een bedrag van € 990,48 van gedaagde, dat op zijn bankrekening is gestort door het UWV als WIA-uitkering voor eiser 1. Gedaagde stelt dat hij niets met de betaling te maken heeft, omdat het bedrag bestemd was voor zijn zoon, die onder de naam VSB Nederland handelt en een overeenkomst tot schuldhulpverlening met eisers heeft gesloten. De kantonrechter heeft de vordering van eisers integraal toegewezen, omdat er geen rechtsgrond was voor de betaling aan gedaagde. De kantonrechter oordeelt dat de betaling onverschuldigd is geschied, aangezien er geen rechtsverhouding tussen eisers en gedaagde bestaat die de betaling rechtvaardigt. De kantonrechter heeft ook de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2014 toegewezen, omdat gedaagde in verzuim is gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton – locatie Haarlem
zaak/rolnr.: 3587052 / CV EXPL 14-12248
datum uitspraak: 8 april 2015

VONNIS VAN DE KANTONRECHTER

inzake
[eiser 1]
[eiser 2]
te [woonplaats]
eisers
hierna te noemen [eisers]
gemachtigde mr. S.C. van Haarlem-Kriekaart
tegen

[gedaagde]

te [woonplaats]
gedaagde
hierna te noemen [gedaagde]
procederend in persoon

De procedure

[eisers] heeft [gedaagde] gedagvaard op 10 november 2014. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
De kantonrechter heeft bij tussenvonnis van 3 december 2014 een comparitie van partijen gelast, die heeft plaatsgevonden op 11 maart 2015. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen verder naar voren hebben gebracht.

De feiten

Op 4 maart 2014 hebben [eisers] gesproken met zekere [XXX] , optredend onder de naam VSB Nederland, over hun wens af te komen van hun schulden.
Op deze datum hebben [eisers] een formulier, genaamd ‘Contract Beheer’ en voorzien van de naam VSB Nederland, ingevuld en ondertekend. Op dit formulier is onder meer de volgende tekst vermeld: “
Dit contract is een opdracht van ondergetekende aan VSB Nederland om in zijn/haar naam het budgetbeheer/schuldenbemiddeling uit te voeren.” Onderaan het formulier is een bankrekeningnummer vermeld dat op naam staat van [gedaagde] .
[eisers] hebben, na het gesprek met [XXX] , aan het UWV opdracht gegeven de WIA-uitkering van [eiser 1] vanaf 1 april 2014 over te maken op het bankrekeningnummer zoals vermeld op het door hen ondertekende, onder 2 genoemde, formulier.
Het UWV heeft in april 2014 de WIA-uitkering van [eiser 1] ten bedrage van € 1.210,48 netto op voornoemd bankrekeningnummer overgemaakt.
Op 5 juni 2014 hebben [eisers] aangifte van oplichting gedaan tegen [XXX] .
Bij brief van 25 juli 2014 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagde] gesommeerd tot terugbetaling van het door het UWV in april 2014 op zijn bankrekening overgemaakte bedrag van € 1.210,48.
Op 28 juli 2014 heeft [gedaagde] telefonisch aan de gemachtigde van [eisers] laten weten dat het bankrekeningnummer waarop het bedrag van € 1.210,48 was overgemaakt, zijn persoonlijke bankrekening betrof en dat zijn zoon, [XXX] , gemachtigd was om van dat bankrekeningnummer geld af te halen.
Bij brief van 16 september 2014 heeft de gemachtigde van [eisers] [gedaagde] gesommeerd tot terugbetaling van een (restant)bedrag van € 990,48 wegens onverschuldigde betaling, uiterlijk op 7 oktober 2014, onder aanzegging van de buitengerechtelijke kosten.
De vordering
[eisers] vorderen (samengevat) veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 990,48 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2014 en van € 179,77 ter zake van buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
[eisers] leggen aan de vordering het volgende ten grondslag. Het door het UWV in april 2014 op de bankrekening van [gedaagde] gestorte bedrag van € 1.210,48 is niet gebruikt om de schulden van [eisers] mee af te lossen. [eisers] hebben na herhaaldelijk aandringen bij [XXX] in totaal € 220,00 aan leefgeld ontvangen. [eisers] hebben geen overeenkomst met [gedaagde] gesloten, zodat het bedrag van € 1.210,48 onverschuldigd aan hem is betaald. [gedaagde] dient daarom het nog resterende bedrag van (€ 1.210,48 - € 220,00 =) € 990,48 aan [eisers] terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van verzuim, te weten 7 oktober 2014s.
De gemachtigde van [eisers] heeft getracht de vordering buiten rechte te innen. De daarmee gemoeid gaande buitengerechtelijke kosten ad € 179,77 dienen voor rekening van [gedaagde] te komen.

Het verweer

[gedaagde] betwist de vordering. Zijn verweer komt, kort samengevat en voor zover van belang, op het volgende neer.
[gedaagde] heeft geen enkele relatie met het bedrijf van zijn zoon, [XXX] . Hij heeft alleen zijn bankrekening aan zijn zoon ter beschikking gesteld, omdat deze zelf niet over een bankrekening beschikt. [gedaagde] heeft zijn zoon alleen maar willen helpen. Het bedrag van € 1.210,48 is niet aan [gedaagde] ten goede gekomen. Hij kan het dus niet aan [eisers] terugbetalen.

De beoordeling

1. Vast staat dat het UWV in april 2014 de WIA-uitkering van [eiser 1] ten bedrage van € 1.210,48 netto aan [gedaagde] heeft betaald door overschrijving daarvan op diens bankrekening. Het door [gedaagde] gevoerde verweer dat hij niet gehouden is tot terugbetaling van (het restant van) dat bedrag, omdat hij niets met de betaling te maken heeft, wordt verworpen. Nu gesteld noch gebleken is dat tussen [eisers] en [gedaagde] enige rechtsverhouding bestaat, die de betaling van het bedrag van € 1.210,48 aan [gedaagde] rechtvaardigt, is de betaling zonder rechtsgrond geschied. [eisers] zijn derhalve gerechtigd (het restant van) dit bedrag van [gedaagde] terug te vorderen uit hoofde van onverschuldigde betaling.
2. Het voorgaande brengt mee dat de door [eisers] gevorderde hoofdsom zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 oktober 2014, de datum waarop [gedaagde] met betaling in verzuim is gekomen.
3. Het gedeelte van de vordering dat ziet op de buitengerechtelijke incassokosten is eveneens toewijsbaar, nu voldaan is aan het bepaalde in artikel 6:96 lid 6 BW en het gevorderde bedrag in overeenstemming is met de wettelijke staffel van het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten.
4. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] omdat deze in het ongelijk wordt gesteld, inclusief de gevorderde nakosten voor zover deze daadwerkelijk door [eisers] worden gemaakt.

De beslissing

De kantonrechter:
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eisers] van € 990,48 te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 oktober 2014 tot aan de dag van de algehele voldoening en van € 179,77 ter zake van buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die aan de kant van [eisers] tot en met vandaag worden begroot op de volgende bedragen:
dagvaarding € 99,71
griffierecht € 219,00
salaris gemachtigde € 100,00,
en tot betaling van € 50,00 ter zake van nakosten voor zover deze daadwerkelijk door [eisers] worden gemaakt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
Coll.